ouderdom van 39 jaren , waar liij op eenen heuvel, ach'.cr den tuin
Rozentak, N. W. van het Schottegat, begraveri is.
Dat dit eiland reeds in de vijftiende eeuw aan de Spanjaarden is
bekend geweest, schijnt vrij zeker. Men weet toch, dat zij , in bet jaar
1499, een dorp, door Indianen bewoond, aan de Golf van Maracaibo ont-
dekten, hetwelk uit hutten bestond, die ,op onderscheidene eilandjes ge-;
bouwd waren, waarorn zij het als een klein Venetie besehouwden, en het
Yenuzuela noemden, terwijl J e a n d e A m p e u z , die aldaarmet 60 man van
St. Domingo aankwam, er zijn verblijf hield, en er de stad Corobouwde.
Daar nu C u r a c a o bijna in het gezigt der vasle wal ligt, is het meer
dan waarschijnlijk, dat het ook toen reeds aan de Spanjaarden bekend'
was, of het althans kort daarna geworden is , dewijl men niet denken
kan, dat men, van St. Domingo naar Coro varende, het tusschen
beide liggende C u r a c a o niet zonde gezien hebben. Er wordt evenwel
gcen vroegere melding van dit eiland gemaakt, dan in bet jaar 1327,
toen Keizer Karel Y C u r a c a o , B o n a ir e en A ru b a aan bet landschap
Coro verbond en onder bet gezag van den aldaar zijnde Gouverneur
d e A m p e u z stelde. Toen echter K a r e i V het landscliap Venuzuela,
in bet jaar 1829, aan het Augsbqrgsche handelhuis W e i s e r afstond,
nam de Gouverneur van Venuzuela en Coro, d e A m p e u z , de wijk naar
dit eiland, hetwelk hem door de Spaanscbe regering, bij de aftreding
van het bewind over Venuzuela, voorbehouden was. Deze Gouverneur
stond onder het opperbewind van dien vail st. Domingo, terwijl de
hem toegevoegde Spaansche Priester in het gezag naast den Gouverneur
de A m p e u z volgde, door wien zieh dan ook de zaebtaardige en
vreedzame Indianen dezes Cilands, die zeer gedwee en ondergeschikt
waren , lieten regeren en in de R. K. godsdienst onderwijzen. De
toenmalige hoofdplaats van C u r a c a o was St. Barbara, aan het Spaansche
water, alwaar d e A m p e u z eene kapel gesticht had.
Zekere J an J a n s z . O t z e n , die lang op de West-Indie gevarenhad,
om aldaar zout te halen , en eindelijk bij de Spanjaarden te C u r a c a o
had krijgsgevangen gezeten, waardoor hij zeer goed met dat eiland
bekend was, bood , in het jaar 1634 j de Westindische Compagnie
aan, om het voor haar te veroveren. Te dien einde werd dan ook
dadelijk een eskader liitgerust, beslaande uit het oorlogschip Groot
Hoorn, de jagten de EenKöom en de Bark, benevens de fluit de Engel
Gabriel. Dit eskader stond onder het bevel van den Heer J an v a n
W a i b e e k , Oud-Raadvan Brazilie, en aanzekeren P i e r r e i e G r a n d , die
als Officier in Brazilie, met roem , tegen de Portugezen gediend had,
was het gezag over de 180, aan boord zijnde, Soldaten opgedragen, terwijl
O t z e n bun tot gids diende. Deze onderneming had dat gelukkig
gevolg, dat er, den 21 Augustus van dat zelfde jaar, met den Spaan-
schen Gouverneur d o n A l o n z o L o p e z de M o r i a , eene overeenkomst ge-
sloten werd , waarbij de onzen in het bezit des eilands kwamen , en
de Spanjaarden van hun regt daarop afstand deden. Het grootste-
gedeelte der oorspronkelijke bewoners verliet met de Spanjaarden het
eiland , zoodat er slechts 20 Indiaansche huisgezinnen , bestaande uit
75 zielen, achterbleven. Bij de komst der onzen te C u r a c a o vond men
er 750 paarden , 2000 stuks hoornvee , 9000 schapen en 1000 cabrieten
, niettegenstaande door eene vierjarige droogte, de helft van het
vee en eene groote menigte vruchtboomen en aardvruchten geslorven
waren , en dat de Gouverneur, om er de huiden van uit te voeren, veel vee-
geslagt had , zoodat de uitvoer , behalve die van bereide schapenvcl-
len , op 800 ä 600 stuks ’sjaars geschat werd.
Niet alleen was het de veiligehaven van C u r a c a o , die dit eiland voor
ons belangrijk maakte, maar ook de rijke zoutpannen die er ge von-
den werden, welke van te meer belang waren, omdat het zout destyds
een artikel was, hetwelk de Nederlanders, wegens den oorlog met Spanje
niet gemakkelijk uit het, aan dat Rijk onderworpen, Portugal konden
bekomen. De bevolking was in de eerste tijden zeer gering, want van
de 75 Indianen welke C u r a c a o niet verlatcn hadden , zijn uaderhand
Ä s c h e r e gevlugt en weggevoerd , zoodat er ten hoogste zestig
overbleven. Het is echter waarschijnlijk, dat naderhand vele Indianen
derwaarls zullen teruggekeerd zijn, nadat z.j van hunue landgenooten
vernomen hadden, hoe goed dezen door de Niederländers ^ ^ deld
werden. Bij het sluiten van den Munsterschen vrede, in het jaar 16*8,
werd ons bet bezit van C u r a c a o en de onderhoor.ge e.landen bevest.gd.
Toen Brazilie, in het jaar 1654, voor ons verloren ging werd dit
land door vele aldaar gevestigde huisgezinnen verlaten. Daa[vJ Z^
30 jaren aldaar gewoond hadden, en meer aan het West nd.sche
klimaat, zeden en gewoonten, dan aan die van het, nu reeds ontwende,
moederland , gewoon waren, verhuisden zij naar onze andere kolomen,
en zoo begaven velen zieh naar C u r a c a o ; terwjjl de bevolking aldaar tevens
sterk toenam, doordien de Bewindbebbers der Westindische Compagnie
den, in het jaar 1659 , uit Portugal verdreven Israeliten met alleen
verlof gaven, om zieh te C u r a c a o te vest.gen, maar hun tevens eenige
Privilegien verleenden. Ten gevolge van den , in het jaar 1672, tusschen
L o d e w u k XIY, Komng van Frankrijk, en de republiek der Vereemgde
Nederlanden uitgebarsten oorlog, kwam, in het volgende jaar de
Gouverneur van het Fransche gedeelte van St. Domingo d e B a s
op C u r a ç a o , alwaar hij, den 14 Maart met 600 man in de Carrac-
casbaai ten anker kwam. Hier vond liij eene battery , slechts met
25 man bezet, welke spoedig door de Fransche troepen verdreven
werd , zoodat de landing volkomen gelukte , en men ook een paar
stukken geschut daar aan wal kon brengen. Nu trok d e B a s met
ongeveer 500 man en twee veldstukken derwaarts. De Kapitein-Kom-
mandant der schntterij , door het weifelend gedrag van den Gouverneur
J a n D o n k e r , eenig wantrouwen tegen dezen opvattende, nam hem dadelijk
gevangen , en begon de naderende Franschen zoodamg met het
geschut van de bastions der stads-muren te begroeten , dat de Fran-
sche Kommandant weldra beslool terug te trekken. Het toenmalige gar-
nizoen van C o r a c a o , dat men door den oorlog in het moederland met
had kunnen doen verstärken, bestond destijds slechts uit 80 man , maar
de burgerij en de matrozen van de in de haven liggende schepen,
achtervolgden de Franschen , en dwongen hen de wijk op hunne schepen
te nemen, waarop zij naar St. Domingo terug zeilden. L o d e w u k .XIV
dezen hoon willende uitwisschen , deed, in bet begin van het jaar 1678,
onder het bevel van den Graaf d ’E s t r e e s , 20 oorlogschepen en een
aanzienlijk getal kleinere vaartuigen, in de haven van Brest, uitrusten
en naar West-Indie stevenen , met last om C u r a c a o te vermeesteren.
d ’E s t r e e s kwam behouden te St. Domingo aan , en overhandige aan den
Gouverneur van dat eiland P o u a n c e y , het koninklijk bevel, om zieh
met 1200 uitgelezene manschappen bij de vloot te voegen, ten emde
die 80 Curacaosche Soldaten te tüchtigen. Na nu nog eerst naar
Martinique te zijn gestevend, ten einde vandaar koopvaardijschepen
mede te nemen, om de te maken buit weg te voeren , stak men,
den 7 Mei, in zee; en aangezien men voor wind en v66r stroom heen