der stad gelegen. Op onderscheidene andere markten kan men zieh
van allerlei eet- en andere waren voorzien. Vooral wordt hier
veel boter en kaas ter markt gebragt; van de eerste, welke onder
den naam van Delftsche ioter heirtde en verre, als uitmuntend, gezöcht
is , werden, in het jaar 1840, 484,820 Ned. pond., tegen den gemiddel-
dcn prijs van 94r§ cent per pond, ter markt gebragt ; terwijl de hoeveel-
heid kaas , welke, gedurende datjaar op de Delftsche markt te koop aange-
boden werd , 18,801 Ned. pond., tegen 18 of 16 cents het pond, bedroeg.
Er werd te dier stede vroeger zooveel handel gedreven, dat er eenf;
kamer van de Oostindische Compagnie gevestigd was; zelfs in de ha-
nngvisscberij en walvischvangst had D e l f t geen gering deel. Doch de
toenemende bloei van Rotterdam en de meer geschikte ligging van die
stad voor de zeevaart deden gemelde takken van bestaan , le D e l f t
bijna geheel te niet Ioopen.
D e l f t bloeide oudtijds ook zeer door de brouwerijen , hier reeds in
de dertiende eeuw aanwezig, en door de wolweverijen, welke beide
neringen er in de dertiende en veertiende eeuwen reeds aanmerke-
lijken opgang hadden gemaakt. De fijne lakens, Delfsch putk ge-
naamd, waren toen en sederi zeer vermaard ; vooral wedijverde zij
door hare lakenfabrijken met Leyden , nadat zij in het jaar 1542 ,
van W i l l e m VI, Graaf van Holland, de Privilegien tot het meten en
zegelen van lakens verkregen had ; maar ook in dit opzigt moest zij
voor hare mededingster zwiehten. Tegenwoordig heeft men er nog slechts
céne lakenfabrijk en verwerij, welke door stoom gedreven wordt. Het
getal brouwerijen was oudtijds ongemeen groot, en de Delftsche bieren alom
zoo getrokken, dat de Graven van Holland veel moeite hebben aangewend,
om deze nering binnen D e l f t uit te breiden. Onder de aan haar te dien
einde vergunde grafelijke Privilegien was ook dit van W i l l e m IV, dat de
Delvenaars de hop niet uitsluitend van ’s Graven gemagtigden, maar ook
elders mogten gaan koopen. Doch eenige drukkende keuren van Keizer
K a r e l V en zijnen zoon F i l i p s I I , alsmede de keuren van onderscheidene
steden , volgens welke het den inwoneren verboden was het Delftsche
bier duurder te verkoopen dan het bier, dat in hunne brouwerijen
gebrouwen werd, dederi den Delftschen brouwers zooveel nadeel,
dat de brouwerijen sedert het midden der zestiende eeuw aldaar in
verval geraakten, en sedert het jaar 1865 , de eene na de andere, uit D e l f t
naar elders overgebragt werden. In den tijd van veertig jaren verdwe-
nen er omtrent zestig, en naderhand nog meer, zoodat er thans nog
slechts twee aanwezig zijn. Omtrent het midden der zeventiende eeuw
heeft men het plateelbakken (het vervaardigen van zeker soort van aarde-
werk) te D e l f t begonnen , en dit is later het voornaamste bedrijf der inge-
zetenen geweest ; thans echter bestaat er nog slechts eene plateelbakkerij.
Voorts heeft men te D e l f t nog de volgende fabrijken : 2 houtzaagmo-
lens ; 4 olieslagerijen, waarvan de eene een dubbel slagwerk heeft, dat
door wind en stoom gedreven wordt ; 4 patent-oliefabrijken, in eene
van welke de zuivering der raapolie voor lampen, en der lijnolie voor
olieverwen , door middel van stoom , naar Logan’s stelsel, wordt, be-
werksteüigd ; 9 branderijen ; 1 mouterij , 5 mout- en korenmolens;
2 pelmolens ; 1 tegelbakkerij ; 1 fabrijk van aardewerk, waar nage-
maakt Engelsch roomkleurd aardewerk, en-, sedert het jaar 1838, ook
porseieinen kagchels worden vervaardigd ; 3 boekdrukkerijen (1) ; 1 koper-
(t) De eerste in drnk versehenen Nederdiiitschen Bijbel werd te Delft gedrukt , en n den 1»
January 1*77 gereedi
gieterij; eene vijlenfabrijk, waarin door stoom gewerkt wordt; 2 pla-
teelmolens; 1 runmolen; 9 leerlooijerijen; 1 zeemtouwerij ; 1 koffijsiroopfa-
brijk ; 5 zeepziederijen , waar de Marseille- en Bristollerzeep zeer goed
nagemaakt wordt; 1 aärdwasscherij en 5 droogscheerderijen. De hier
vroeger bestaan hebbende beroemde fabrijk van wis-, natuur*, heel-, ont-
leed-, zeevaart- en landhuishoudkundige instrumenten, van wijlen den
vernuftigen O n d e r d e w i j n g a a r d C a n z iu s , is sedert het jaar 1810 niet
meer in werking. Overigens geeft de doortogt door de stad, met rij-
tiiigen , snelwagens en vaartuigen nog al eenige levendigheid en vertier
aan deze anders zeer stille plaats.
Waar het eerste S t adhu i s van D e l f t gestaan hebbe, is, even als
van andere Steden, onzeker. Velen zijn van gevoelen, dat men het
op den Noordweslhoek van de Choorstraat zoeken moet. Anderen zijn
van gedachten , dat het ten allen tijde op de Grootemarlct, dat is op
dezelfde plaats, waar het tegenwoordige Stadhuis gevonden Wordt,
geweest zij. Het tweede Stadhuis dezer stad was een vrij groot ge-
bouw, naar de oude wijze, aan de Westzijde van de Markt, hebbende
zijnen opgang aan de Noordzijde, en zijnde voorzien van eenen hoogen
toren, waarin een fraai klokkespel hing. Dit'Stadhuis is, den 4
Februarij 1618, door eenen feilen brand, in het midden van den
nacht in de weeskamer ontstaan, genoegzaam teri eenemale in de
asch gelegd; zijnde alleen de toren met zijn uitnemend klokkespel,
met groote moeite j behouden. Naauwelijks was dit oude gebouw door
de vlammen verwoest , of men begon wederom een nieuw, op
dezelfde plaats en tegen den overgebleven toren aan , van den grond
af, veel heerlijker dan het vorige, op te trekken. Dit gebouw, dat
in het jaar 1620 voltooid, en onder anderen in het jaar 1662, zoo
Van buiten als van binnen, veel verbeterd en vernieuwd is , heeft eene
breedte van ruim 26 eil. en eene diepte van 28 eil., en is , van onde-
ren tot boven, rondom in zijn vierkant, van hardsteen of witten
arduin opgetrokken. De zeVen kruiskozijnen, in den voorgevel, staan
elk tusschen twee platte pilasters van de Dorische bouworde. Vroeger
had het Stadhuis eenen dubbelen opgang, met vijf trappen ter weder •
zijden , onder een boogswijs welfsel op twee pilaren rüstende Boven
dezen ingang zag men eene poort, met twee afstaande pilaren van de
Ionische bouworde, en het wapen van M a o r i t s , Prins van Oranje, er
boven; uit welke poort de misdadigers naar het schavot werden geleid.
Sedert het jaar 1838 is echter het geheele Stadhuis op eene smaak-
volle wijze vernieuwd. Het is rondom met groote ruiten voorzien ; de
oude vorm is evenwel in het gebouw bewaard, alleen is de opgang
afgebroken en vervangen door eene platte breede stoep, onder eene op
twee pilaren rüstende portiek, in den stijl van het gebouw. De poort
boven den opgang is mede weggebroken en vervangen door een raam,
gelijk aan de overigen. Het geheel maakt eene deftige vertooning,
terwijl het marktveld, dat veel te hoog i s , zal verlaagd en op nieuw
bestraat worden, waardoor het gebouw nog veel meer zal uitkomen.
Het Stadhuis is voorts van buiten nog voorzien van eenen Vierkanten,
zwaren toren, die uit het dak rijst, en heeft van binnen, waar
het, in de laatsle jaren1, ook zeer verfraaid en vernieuwd is , on-
derseheidene ruime en wel ingerigte vertrekken, onder w'elke er met
fraaije schilderijen van M a a r t e n v a n H e e m s k e r k , M i c h i e l M i e r e v e l d en
andere bekwame meesters,' pronken. Een schilderstuk, in de voorma-
lige Schepenskamer, het lijk van W i l l e m I , Prins van Oranje, door
allerlei deugden omringd, voorstcllende, trekt boven al de aandacht.