hertogdom bestond ; zij sloten wel medc de verbonden van 1418 en
1436, doch Hertog A r n o l d nam dit zoo euvel op, dat hij deswege de
brieven van den Heer van C o l e n b o r g verbrak, zijnen Ambtman ontzette
en een ander aanstelde. K a r e l de Stowte, Hertog van Bourgondie, er-
kende echter de onafhankelijkheid van C u l e n b o r g , door aan dat land,
in het jaar 1507, gedurende den toenmaligen oorlog, de onzijdigheid
toe te staan. Naderhand verscheen F l o r i s v a n P a l l a n d , ten wiens be-
hoeve, zoo als wij hier voor gezien hebben, C u l e n b o r g tot een graaf-
schap verheven was, wel als Bannerheer op de landdagen van Gelderland
, doch hij deed zulks niet als Graaf van C o l e n b o r g , maar als Heer
van Lienden, Oudenweerd en Leede.
Het graafs. C o l e n b o r g bevat de st. Culenborg, benevens de d.
Golberdin gen , Everdingen en Zij develd; thans de Geldersche
gem. Cul enborg en een gedeelte der Zuid-Hollandsche gem, Everd
i n g e n uitmakende. Het heeft deelshoog, deels laagland, waarvan
het eerste koorn en boomgewas heeft; het andere ,. dat des- winters
veelal onder water Staat, geeft des zomers , droog genialen zijnde, goed
hooiland. Men telt er 9000 inw.. die meest hun bestaan vinden in
den landbouw en veeteelt; ook worden er goede paarden cn boom-
vruchten aangekweekt.
Men telt in dit graafs. 5000 Herv., die de gem. C u l e n b o rg ,
E v e r d i n g e n en Zij d e v e l d uitmaken , even zoo vele kerken hebben
en door 4 Predikanten bediend worden; 2600 R. K., die de static
Culenborg en Everdingen vormen , en er twee kerken hebben, waarin
de dienst door twee- Pastoors cn eenen Kapellaan verrigt wordt;
300 Evang. Luth., de gem. van Culenborg uitmakende, die door
eenen Predikant bediend wordt en eene kerk heeft. De Oude Clerezy
der Roomschgezinden, gemeenlijk Jansenisten genoemd, heeft hier ook
eene statie , welke door eenen Pastoor bediend wordt; terwijl de Israeliten
te C e l e n b o r g eene synagoge hebben.
Dit graafschap had in het jaar 1420 veel te lijden van F r e d e r ik
v a n B l a n k e n h e im , den een en vijftigsten Bisschop van Utrecht, die,
aangezien hij in oorlog was met H e b e r t V , Heer van Culemburg, het
platte land met brand en plundering teisterde. In het jaar 1570 stond
het, door het verlies' van drie waterinolens en de schade aan dijken,
kaden en bruggen veroorzaakt, aan bet water bloot, terwijl de land-
zaten bovendien jammerlijk door het Spaansche krijgsvolk geplaagd en
uitgegeten werden. — In het jaar 1571 liep het graafschap, ten gevolge
van eenen doorbraakin den Rijndijkbij Huissen, geheel onder. — In het
jaar 1578 had het weder van de strooperijen der Spanjaarden te lijden.
In den tijd van veerticn jaren de Lekdijk aan de Stichtsche zijde
tweemaal doorgebroken zijnde, zoo vonden Dijkgraaf en Hoogheemraden
goed , om, ten einde dergelijke doorbraken zooveel mogelijk te beletten,
in het begin van het jaar 1638, eene kribbing in de rivier te leggen,
en daardoor de stroom van den |Sclioordijk naar de Culenborgsche zijde
te wenden. Dit wilde F l o r i s I I , Graaf van Culenborg, niet gedoogen ,
oordeelende, dat hij daardoor benadeeld werd, en plantte dus het
kanon daartegenover op de weerd , ten einde den voorlgang van het werk
te beletten. Die van Utrecht zetteden evenwel het werk , met gewapend
volk , voort, en stelden grof geschut, op drie batterijen, daar tegen
over; zoodat het tot eenen inlandschen oorlog zoude zijn gekomen,
Indien de Staten der Yereenigde Nederlanden niet tuschen beiden wa-
ren getreden en de dadeljjkheden gekeerd hadden. Twee jaren hierna
is deze twist bijgelegd.
Toen L o d r w i ik XIV, Koning van Frankrijk, in het jaar 1672,
zoo plolselijk de Vereenigde Nederlanden overviel, had Graat G e o r g e
F r e d e r ik wcl de onzijdigheid voor zijn graafschap, zoowel van den
Koning van Frankrijk , als van den Prins van Oranje verzocht en be-
komen, maar des niettegenstaande had het zeer veel van het krijgsr
volk te lijden.
Aangezien de Waal en Merwe, en bij gevolg ook de Linge, wegens
het verstoppen en verzanden van den Rijn bij Schenkeschans, altoos
zeer boog en vol water waren, in zoo verre, dat de molens , aan de
Vliet, en den Horn geplaatst, het binnenwater tot die hoogte niet
konden opmalen, zoodat bet Broek of de läge landen gemeenlijk onder
water stonden , cn de Lek zoo laag werd, dat men haar niet
meer kon bevaren, werd in het jaar 1701 goedgevonden de waterlo-
zing op deze rivier te maken : daartoe verkoos men de plaats , het
Spoel genaamd , om daar eene sluis in den Lekdijk aan te leggen en
molens op tc ’rigten. Dit werd door de meeste Ingelanden ten sterkste
afgekeurd, die van oordeel waren , dat de bedoelde waterloozing met
weinig kosten en gevoegelijker konden geschieden, wanneer men längs
den Diefdijk de Wetering een weinig verwijdde eene opening door den
Lekdijk , bij de kapel van Golberdingen, groef, aldaar eene kleine sluis
maakte, om alzoo het water door den Golberdingsche-waard , beneden
Everdingen, dus een uur lager, in de Lek te lossen, te meer, daar
men de achtermolens er toe gebruiken konde , die het water in de Yliet
malen, welk water, wanneer de Linge te hoog was, in de Lek zoude
uitloopen. Niettegenstaande den tegenstand der meeste Ingelanden , en
de bijgebragte overtuigende redenen, werd het eerste ontwerp, dat zoo
kostbaar en hagchelijk was, doorgedreven; men groef eene wijde mo-
lenvliet, bezette die met hooge kaden, groef den dijk door en bouwde
eeue groote steenen sluis. De molens , die op de Vliet hadden genialen
, werden hier gebragt. Men bouwde voor- ,en achtermolens , en men
was zeer verheugd over deze nieuwe waterlozing, doch de vreugd was
van körten duur. Om de Betuwe voor eenen vijandelijken inval te dekken,
den Rijn, de Lek en den IJssel bevaarbaar te maken en de Waal, die zoo
vol water was . dat telkens de dijken doorbraken , te verligten , werd
eene doorsnijding bij Pannerdentot in den uitgedroogden Rijn gegraven,
hetwelk thans het Pandersche Gat genaamd wordt. Hierdoor kwam het
Rijnwater in de Lek en den IJssel, terwijl het water in de Waal, de
Merwede, en bijgevolg in de Linge, zeer verminderde. Toen stonden
de molens stil en konden niet malen , het läge land was gestadig blank,
zoodat men eindelijk genoodzaakt werd de molens weder omtrent den
Braadäal op hunne oude standplaats te brengen , om even als te voren
op de Oude-Vliet te male„n , en het water als. van ouds, door den Horn
in de Linge te lossen.
Het wapen van het graafs. C u l e m b o r g bestaat in een Schild van goud ,
beladen met drie zuilen van keel (rood), staande twee en een,
CULENBORG, kant., prov. Gelderland, arr. Tiel; palende N. aan
de Lek, O. aan het kant. Tiel, Z. aan het kant. Geldermalsen , W.
aan het Zuid-Hollandsche kant. Vianen.
Het bevat de volgende 5 gemeenten : Culenborg, Buren, Beu-
sichern, Buurmal sen , Beest , en daarin ruim 11,000 inw.
CULENBORG, gem. in het graafs. Culenborg, prov. Gelderland,
Benedendistrikt, arr. Tiel, kant. Culenborg (22 m. k . , 8 s. d.); palende
J ^ a.n, Eet , O. aan de gem. Beusichem, Z. aan Beest, W. aan
de Zuid-Hollandsche gem. Everdingen.