Deze heerl. wcrd , in het jaar 1440, door A r n o l d V, Hertog van
Gelder, aan D i r k v a n B r o n k h o r s t , Heer van Batemburg, voor 6000
goudgulden (8400 guld.) verpand. In het jaar 1444 ontstond er geschil
over deze heerlijkheid met den Heer van Wczenaale, die voorgaf eenig
regt daarop te hebben ; doch men bewees hem, dat zij sedert vele
jaren niet door het huis v a n W e z em a l e is bezeten geweest. Thans
is de heerl. D ie d e n een eigendom van Mevrouw M a r ia W i i .h e i .m in a
C h r i s t in a E l i s a b e t h , Barounesse v a n d e r B r u g g h e n , douairière van den
Heer J o h a n M a t t h ia s v a n S in g e n d o n c k v a n D ie d e n , die des zomers op
het Hois t e D ie d e n woont.
Het is opmerkelijk dat men, bij de toevoeging van de heerlijkli.
D ie d e n aan de prov. Noord-Braband, eene zeer groote landhoeve, ge-
noemd Maasakkcr , vergeten heeft ; waarom deze dus nog, ofschoon
door de Maas van Gelderland gescheiden , en met hare uitgestrekte
landerijen op Noord-Brabandsche bodem leggende tot het distr. Nijmegen
behoort, en verponding enz. in Gelderland betaalt.
DIEDEN .(HUIS-TE-), adell. h.; voorbeen tot het Ambt van Maasen
Waal, prov. Gelderland 'behoord hebbende, thans prov. Noord-
Braband, Eerste distr., arr. en 3 u. N. O. van ’s Herlogenboseh,
kant. en n. N. W. van Grave , gem. Dieden-Bemen-en-Langel,
in de heerl. Dieden,
Dit is een fraai, modern gebouw, omringd door graehten, tuinen,
bosschen en uitmuntende eikendreven, dat thans in eigendom bezeten
e n des zomers hewoond wordt door Mevrouw M a r ia W il h e l m in a C h r i s t
in a E l i s a b e t h , Baronnesse v a n d e r B r o g g h e n , douairière van den Heel*
J o h a n M a t t h ia s v a n S in g e n d o n c k v a n D i e d e n .
DIEDEN (POLDËR-VAN-), pold., voorbeen tot het Ambt-van-Maas-
en-Waal, prov. Gelderland, behoord hebbende, thans prov. Noord-
Braband, Persie distr., arr. ’s Hertogenbosch, kant. Grave, gem. Die-
den-Bemen-en-Langel ; palende N. aan den Diedensehen-uiterdijk, ö.
en Z. aan het Land van Havestein, W. aan den Maasdijk.
Deze pold., reeds in of omstreeks de twaalfde eeuw bedijkt, beslaat,
volgens het kadaster, eene oppervlakte van 274 bund. 13 w. r. 87
v. ell., en wordt door eene sluis op de Groote Wetering en vervolgens
door de Megensche sluis in de Maas van het overtollige water outlast.
Het land ligt omirent 6 eil. boven A. P. Het polderbestnur bestaat
uit eenen Dijkgraaf, vier Heemraden en eenen Dijkschrijvcr tevens
Penningmeester.
DIEDEN.DEMEN-EN-LANGEL, gem., gedeeltelijk vroeger tot het
Ambt-van-Maas-en- Waal, gedeeltelijk tot het Land van Ravestein
behoord hebbende, prov. Noord-Braband, Eerste distr., arr. ’s Hertogenbosch,
kaiit. Grame (1 k. d., 8 m. k., 3 s. d., 2 ged.); palende
N. en 0. aan de Maas , Z. aan de gem. Bavestein en Deursen-en-
Dennenburg, W. aan Megen-Haren-en-Macharen.
Zij bevat de heerl. Di eden, het d. Demen en het geh. Neêr-
La ng e l , en telt 87 n., bewoond door 97 huisgezinnen , uitmakende
eene bevcdklng van 420 inw., die meest hun bestaan vinden in den
landbouw.
De inw., die bijna allen R. K. zijn, maken de par.van Demen uit,
en bezitten in deze gem. ééne kerk.
Er zijn in deze gem. twee scholen, als: ééne te Demén en céne
te Dieden.
In het jaar 1820 licp een groot deel dezer gcmeenlè onder, waar-
door de ingezetenen groole schade leden.
DIEDENSCHE-UITERDIJK, d. i. D ie d e n s g h e - U it e r 'w a a r d of grondc
buiten den rivierdyk gelegen, voorheen tot het Ambt-van-Maas-en-
Waal, prov. Gelderland, behoord hebbende, thans prov. Noord Bra-
band, Eerste distr., arr. ’s Hertogenbosch, kant Grave; palende N.
aan de Maas, O. aan den Deinensche-uiterdijk, Z. aan den Polder
van Dieden, W. aan de Maasakkers.
Deze pold., waarvan den tijd der bekadipg niet bekend is , en die
slechts tegen het zomerwater beschut is , beslaat eene oppervlakte van
37 bund. 22 v. r., en watert door 2 sluizen op de Maas uit, Het
laagste land ligt circa 6 el 7 palm boven A. P. Het bestnur geächiedt
door de geerfden zelve.
DIEDEREN , naar men wil de eigenlijke naam van het d. D i e b e n ,
op den Veluwenzoom, prov. Gelderland. Zie D i e r e n .
DIEDERIKPOLDER, pold. in het Land van Overflahkee, prov. Zuid-
Holland, arr. Brielle, kant. Sommelsdijk, goni. Dirkeland,
en voor eea zeer kloin gedtclte gem. Oud- en Nieuw-Herkingen; palende
N. aan den pold. Roxenisse, O. aan de pold. Oud-Melissant,
Alleklcin en den Dirklandschenpolder, Z. aan den Oud-Herkingschen-
polder, W. aan de gorzen tegen de ßieningen. •
Deze pold. is groot, volgens het kadaster, 196 bund. en watert door
1 sluis op de Bieningen uit.
D1EFDIJK, dijk, die zijnen aanvang neemt bij het d. Äcqooy en
noordwaarts , längs Leerdam, Zijderveld en Everdingen loopt, tot aan
den Lekdijk, ten 0. van laatstgemelde d., en alzoo gedeeltelijk de
grensscheiding tusschen Zmd-IIolland en Gelderland uilmaakt.
Door dezen dijk , die den Alblasserwaard en de Vijf-Heerenlanden ten
0. beslaat, worden de graafschappen Culemborg en Buren, met alle
de bovenlanden , tot het Panderschegat toe, afgesloten. — Hij is van
zulk eene ongemeene hoogte en breedte, dat zijne wedergade nergens
in de binnenlanden van ons Vaderland gevonden wordt.
Men wil, dat hij tusschen de jaren 1284 en 1303 gelegd zij , volgens
eene overeenkomst, welke die van den Alblasserwaard met eenen der
Giaven van Culemborg aangingen , waarvoor deze eene aanzienlijke er-
kentenis ontving, tot groot ongenoegen zijner onderhoorigen, die waar-
lijk zeer veel lqst hadden van het opperwater, dat , bij bet doorbre-
ken van de Rijn- en Waaldijken, wel 20 of 22 v. hoog op het land
tegen den D i e f d i j k Staat. Van dit water kunnen die landen zieh slechts
gedeeltelijk ontlasten, door uitloozing over de dijken en door de sluizen
van Aquoi, en bet overige moet door watermolens uitgemalen
worden. Daarentegen is deze dijk van groote dienst voor den Alblasserwaard
en de andere ingedijkte landen. Men wil, dat zij om die
reden den naam van D i e f d i j k bekömen heeft; hetwelk echter niet waar-
schijnlijk is , daar reeds in zekere overeenkomst, met eenen der Heeren
van A r k e l , ten jare 1284 aangegaan , van den D ie fw eg gesproken
wordt , van welken weg de dijk dus vermocdelijk zijnen naam zal
ontleend hebben. Aan het bebouden van dezen dijk lieten de Staten van
Holland zieh, in Let jaar 1387, zoo veel gelegen liggen , dat zij , op
de klagten van Dijkgraaf en Heemraden van den Alblasserwaard* en
bet land van Arkel, wegens hunne onmagt, 20,000 guld. inwilligden ,
om dien te verzwaren ; want men rekende dat Holland , bij inbraak,
wet 70,000 guld. ’s jaars aan verponding en andere midd-elen zoude
Deze dijk is, bij gelegenheid van de inbreuken der boven-
anden , in 1677, gemetcn en bevonden 2426 roed. (ruim 8669 eil.)
lang te zij».