Toen, in het jaar 1481, geheel Gelderland onder het gebied van
M a x im il ia a n , Aartshertog van Oostenrijk, overgegaan was, gaf J a n ,
Yorst van Cleve, zijne rekening over, van moeite en verlies , geleden
in den Gelderschen oorlog, ten bchoeve van hei Huis van Bourgondie,
makende tevens aanspraak op eenige Geldersche plaatsen, onder anderen
op D oe t inchem , destijds eene bloeijende stad en aanzienlijke
vesting; doch zijne rekening vond men te hoog en zijne aanspraken
te ongegrond | om die dadelijk toe te staan , en nadat hij, gedurende
de onderhandeling daarover, in het jaar 1481, overleden was, sloot
zijn zoon en opvolger, Jan I I , eene overcenkomst., waarbij hij afstand
deed van alle aanspraak op de vesting D o e t in c h em .
Toen echter Gelderland,: op het laatst der vijfticnde eeuw, zijnen
wettigen Erfvorst, K a r e l va n E gmond , weder tot Heer had aangeno-
men en M a x ib ie ia a n va n O o s t e n r i jk , die intnsschen Roomsch Keizer
was geworden , Gelderland voor zijnen zoon F il i p s den Schoone ver-
langde, vingen de Vorsten van JGuIik en Cleve wederom den oorlog aan ,
die na een kort bestand, in 1498, hevig hervat werd. De Cleefsche
Vorst hernieuwde zijne oude aanspraak op D o e t in c r e h , en bedong,
bij verdrag, die vesting voor zieh te mögen innemen. Ten einde
spoediger vrueht van deze overeenkorost te trekken, rukte J a n I I ,
Hertog van Cleve, in de lente van 1499, voor D o e t in c h em . Hij sloot
de stad aan alle zijden in , en tastte , zoo als de overlevering berigt,
haar inzonderheid van den kant der Gruitpoort aan , waar hij zijn
geschut plantte op de hoogten , welke de stad bestrijken ; doch daar
de Gelderschen, intusschen in zijn land vielen, en met rooven en
branden deerlijk huis hielden , werd hij genoodzaakt het beleg op te
breken en naar zijn eigen land te'trekken , om dat te verdedigen.
D o e t in c h em werd door F il i p s den Schoone vermeesterd, maar schijnt
niet lang in zijne magt gebleven te zijn ; ' want kort daarna vinden
wij het weder in handen van K a r e l van. Egmond. Onder de regering
van dezen Vorst trof D o e t in c h em de grootste ram p |' waarvan
hare geschiedenis melding maakt, te weten de feile brand , door welke
het grootste gedeelte der stad , benevens de kerk en het Raadhuis in
asch verkeerde. Dit verschrikkelijk onheil had plaals op Goeden Vrijdag
(19 April) van het jaar 1527, des middags ten 12 ure. De overlevering
wil, dat de brand zijnen aanvang nam , bij eenen bakker, die
bezig was eenig vlas te droogen, en dat slechts weinige huizen aan
de algemeene verwoesting ontkomen zijn. Tot overmaat van ramp zijn
bij dit onheil alle stadspapieren en archieven, die op het raadhuis be-
waard werden , eene proöi der vlammen geworden.
Bij den togt van W il l em I , Prins van Oranje, die in het jaar 1568
met een aanzienlijk leger over de Maas trok, werd ook D o e t in ch em in
Staat van tegenweer gesteld , maar toen die Vorst terug trok, werd
ook binnen deze stad het volk betaald en afgedankt, terwijl de bur-
gerij. uit handen van zekeren Bevelhebber of Hopman T e r n is s e , die
zijn volk alhier met volle betaling afdankte, een niouw rood vaandel
ontving, misschien wel als eene belooning voor betoonden ijver.
De mare der inneming van Brielle in het jaar 1572, was naauwelijks
tot aan de overzijde van den IJssel doorgedrongen , of M a a r t e n va n
R ossum spande alles in , om D o e t in c h em te verdedigen , hetwelk ook
geenszins overbodig was, want den 22 Junij vertoonde de Graaf van
d e n B erg h zieh voor de stad, en eischte dat men hem en zijne man-
schap den kost zoude bezorgen, en ham en brood zou doen toekomen;
hierop een weigerend antxvoord hebbende bekoraen , trok hij af. Vöör
iijne aankomst had men in D o e t i n c h e m aHe voorzorgen f? n0™*u °£t
alle huislieden uit het ambt in de stad gebragt die hier dag en nacht
waakten , en daarvoor den kost ontvingen. Op het berigt echter
Graaf va n den B e rg zieh van Zelhem verwijderde , liet men deze land-
lieden naar huis gaan , en ontblootte alzoo de stad, die spoedig daarop ,
wäarschijnlijk bij verrassing , door de Staatschen, onder v a n j A ken ,
werd inpenomen. Bij bem bevond zieh zekere A l b e r s , als zaakge-
lastiffde van den Graaf van d e n B e r g , die ook zelf spoedig binnen
de stad verscheen , waar men van zijne tegenwoordigbeid weinig voor-
deel trok: hij betaalde zijne Soldaten met geld van lood vervaardigd,
en een zekere Wouw W ü s t je s , in D o e t in c h em woünachtig, werd ge-
maftigd, oin voor dat looden geld alles aan de Soldaten te leveren ,
wat° zij begeerden, met name: vleesch , spek, bier, en laken , onder
verzokering, dat de Graaf van b en B e r g , dit looden geld tegen goede
munt zoude inwisselen; doch de leverancier kxyam hierhij veel te kort,
want de Graaf trok eerlang wcg, zonder aan zijne belofte te denken,
terwijl hij bovendien plunderde wat hij kon. Uit de kerk nam hij mede
al het geld en zilver, benevens vijf zakken koperwerk , milsgaders de
heilige kelk, en het verdere vaatwerk, wegende te zamen acht en twintig
ponden gouds : met deze buit en wat hij verder uit andere steden roofde ,
ging hij naar Bremen , van waar hij daarna terug k%v(?m ’ cn ; °P be:
f f i leedwezen , wegens zijn gehenden ged rag als Stadhouder werd
aangesteld. Nog in dit zelfde jaar 1572 , verw.sselde D o e t in c h em onder-
scheidene malen van Heer. Den 18 October verscheen hier van R o s s u m ,
van wege den Koning van Spanje. Reeds den 22 daaraanvolgende . emag-
tigde W il l em I , Prins van Oranje, de stad, en yerbleei aldaar twee
nachten , als wanneer hij met zijn leger naar Lochern trok. Hij werd
weder gevolgd door D on F r e d e r ik van T ol ed o , zoon van den Hertog van
A l b a , die, den 26 October, b i n n e n D o e t in c h em verscheenen er vier dagen
doorbragt, in hetzelfde huis, waar de Prins zijn vcrblyf had gehou-
den, trekkende vervolgens op Zutphen , welke stad hij innam en de
inwöners zeer mishandelde. Nadat de Hertog van Alba de Nederlanden
verlaten had , geraakte D o e t in c h em weder in handen der Staatschen, hoe
en wanneer is onbekend , doch in den nacht tusschen Donderdag en
Vrijdag 9 en 10 July 1579, ten twee ure, werd deze vesting onverhoeds
ingenomen door M a a r ten S c h en k va n B l e u e n b e e k , met slechts weinig vo ,
zoo te voet als te paard ; hij beroofde de burgers van geld en goed ,
en sloot ze daarop in de kerk, waarin zij van Vrijdag tot a*nr a S mor
gen 2 ure opgeslöten hieven ; op dien dag werd Hopman K o e v e r d e n ,
een van S c h en k s bevelhebbers, door zijn eigen volk toevallig door-
schoten, terwijl hij zieh op den wal bevond , en daar hij de aanlegger
was van het opsluiten in de kerk, zoo liet men na zyjnen dood de
burgers weder los, met belofte van groote belooning, indien z i j op de
wallen, bij de krijgslieden , wilden blijven en de stad tegen Oranje
belpen verdedigen, doch de burgers, in dezen oorlog geen genoegen
vindende, hielden zieh schnil tot op Zondag 12 July ; alstoen kwa-
men de kriiffslieden van liet regement J acob van S t e en b a c h , alsme-
de van K o r t e b a c h , S t eg em an en T e l ig t uit Braband, benevens een
aantal burgers uit Deventer, Zutphen en Doesborgh ten behoeve der
Staten van den landegewapend, en namen D o e t in c h em in bezit, terwyl
S chenk en de zijnen aftrokken. Aan deze nieuwe gasten moesten de
burgers 9000 gulden betalen , ten einde aan «Fe krijgslieden een
halve stormmaand te voldoen, en daarbij werd door de gewapende
■» v\- . n . l lravlr m e p f f f p n ln n iip r ii