D E V.
¡ulken beperkt. Ook van eenen anderen kant ondervond Devenw®
zclfs bloedige onlusten. Eenig geschil ontstaan zijnde in een bnrger-
societeitshuis, bellend als eene verzamelplaats van Stadhoudersgezinden,
tusscben leden van die bijcenkomst en Zwolsclie vrijwilligers, was dit
van zoodanig gevolg, dat beide partijen op elkander vuurden, en van
de eerstcn vijf sneuvelden , terwijl de laatsten ook eenige gekwetsten
Lekwamen. Het sluiten en vernietigen' van die sociteit en bet in
kechtenis nemen van eenige oproermakers, waren de gevolgen dezer
gebeurtenis; terwijl men tot meerdere vcrzekering ook de - schutterij
ontwapende en van allen, die weder in dienst gesteld wilden worden,
de verklaring afvorderde, van tegen alle wederinvoering van den stad-
liouderlijken invloed zieh tc zullen verzetten. Ruim 400 man bleven
ontwapend. Dan , werd het getal der gewapende manschappen daar-
door gering, hulp uit Zwolle vergoedde dit gebrek, terwijl men van
buiten zieh poogde te dekken tegen allen invai uit Gelderland , zoo
door ponten, in stede van de schipbrug, op den IJssel te gebruiken,
als door versehansingen aan de landzijde op te werpen. Dit alles kou
echter niet verhoeden, dat de Pruissen aldaar, den 20 September
1787, binnenrnkten. Het onmiddellijk gevolg hiervan was, het her-
stel der zaken op den ouden voet ; bet ontwapenen van het geheele
vrijkorps ; bet wegvoeren hunner geweren en van hnri geschut. Doch
nd ook" ondervond deze stad, boe weinig men zieh op de toezegging
van zekerheid, veiligbeid en krijgslucbt van de zijde der Pruissen
konde verlaten. Ongestoord toeh werden de verwoestende plunderin-
gen toegelaten , in welke het gemeen thans over de geleden beteuge-
ling wraak oefende, en door de Soldaten niet weinig geholpen werd ;
zoodat velen het geraden oordeelden niet alleen de stad, maar zelfs
het gewest te ontruimen.
Mocst Deventer, sedert den eersten intogt der Franseben, in het
begin des jaars 1795 tot op het jaar 1814, even als alle andere oor-
den van ons Yaderland, een ruim aandeel hebben in de drukkende
gevolgen hunner overheersching, niet zoo zacht als voor de meeste
andere plaatsen, daagde voor haar echter het licht der verlossing, Het
was toeh niet, dan na een beleg van bijna zes maanden, dat zij zieh
van het juk der Fransche overheersching ontslagen zag. In het begin
van November 1813 bestond de bezetting uit veertig man Kustkan-
nonniers en Gens_ d’armes, doch, den zevenden, werd zij met ruim
800 man, meerendeeis uit pupillen hestaande, onder het bevel van den
Generaal Baron von Sciiinner , versterkt. Deze stelde op den 10 November
de stad in Staat van beleg, ontbond het stedelijke bestunr
en stelde eenen raad van verdediging aan, uit hem zelven en eenige
andere officieren der bezetting hestaande. Ook maakte men nu reeds
dadelijk eenen aanvang met de tuinhuizen buiten de stad af te breken ;
doch, te midden dier verwoestingen , vertoonde zieh reeds, op den avond
van den 12, zeer onverwacht, eene bende Kozakken, welke onverzaagd tot
aan den slagboom buiten de Brinkpoort doordrong. Ten ongelukke
van de ingezetenen was de Kapitein der Genie Morlet , die het werk
bestuurde, vaardig genoeg, orn nog in tijds, door het sluiten van de
barrière, het indringen van dat krijgsvolk te beletten , wordende hij reeds
van zoo nabij doör de Kozakken vervolgd , dat hij niet, zonder eenen sa-
belhonw in het hoofd te onIvangen , binnenkwam. De Kozakken kwa-
men zieh wel weder den volgenden dag , nu eens in grooter , dan m
kleiner getal, voor de stad vertoonen , en van weerskanten werden wcl
kogels gewisseid, doch men had nu van binnen reeds voorzorgen ge-
DE V.
woeg gebruikt, om zieh tegen krijgsvolk zonder geschut te beveiligen.
Daarenboven werd de bezetting eenige dagen later met nog ongeveer
800 man, körnende van Wesel, versterkt. ln den laten avond van den
23 werd de stad van den kant der Brinkpoort op, het ouvcrwachts
aangevallen en met kanonkogels en houwitzers zeer nadrukkelijk be-
schoten , waardoor eenige ofschoon niet zeer aanmerkelijke schade aan
huizen in het midden van de stad werd toegebragt. Dan noch deze
aanval, noch het zenden van onderhandelaars konden den Bevelhebber
tot overgave bewegen ; ook van den anderen kant werden geene ver-
dere dwangmiddelen beproefd: alleen vergenoegde men zieh om met
eene aanzienlijke magt Kozakken , de vesting van toen af te omringen
cn in te sluiten. Zulks had ten gevolge, dat de landbewoners, zoo
door dit aldaar gelegerd krijgsvolk , als door de uitvallen der belcger-
den, veelvuldigen overlast en groote schade te lijden hadden , en dat
de bürgerij van D eventer , langer dan vijf maanden, onder afwisselende
hoop op verlossing en vrees voor zwaardere onheilen „ de drukkende
lasten van inlegering , afpersiugen van aanmerkelijke geldsommen,
vorderingen van velerlei zaken en berooving van de onschuldigste ge-
noegens des levens, heeft moeten doorbrengen. Eerst den 13 April 1814
werden de onderhandelingen tot overgave aangevangen en den volgenden
dag een wapenstilstand getroffen ; terwijl eindelijk, den 26 dier
maand, de bezetting met krijgseer, wapens en bagaadje uittrok., om
zieh naar Frankrijk te begeven, waarop dadelijk een gedeelte der
Nederlandsche landmilitie binnentrok ; terwijl nog, op den avond van
dienzelfden dag, door de inwoners van alle gezindheden, in hunne on-
derscheidene vergaderplaatsen, een plegtig dankuur voor de heugelijke
verlossing gehouden werd.
Het wapen van D eventer bestond oudlijds uit de afbeelding van den
bürgt, welke men als de eerste grondslag der stad beschouwt. Tegen-
woordig echter is he.t een veld van 'goud, beladen met eenen adelaar
met uitgespreide vleugelen van sabel. Dit laatste wapen iswaarschijn-
lijk door de stad aangenomen, toen zij tot den rang eener vrije kei-
zerlijke stad verheven werd. De oudste brief met den adelaar, die
■bekend is , dagteekent van het jaar 1336.
DEVENTERI, D evektre , D eventria en D eventbrihm , namen, onder
welke men, bij sommige schrijvers, de stad D e v e n t e r , in Zalland,
prov. Overijssel, vermeld vindt.
DEYER, d. in 'Dieverderdingspil, prov. Drenthe. Zie D iev er .
DEVER (HUIS-TE-) , ook wel het H uis- te-L isse geheeten, kast. in
Rijnland, arr. en 2 u. N.. van Leyden, kant. en 1 \ u. N. O. van
Noordwijk, gem. en 3 min. Z. van Lisse, aan den straatweg van
’s Gravenhage op Haarlem.
Voorheen moet hier een ander huis van dien naam gestaan hebben,
dat vöor. eeuwen reeds verdwenen is , want men vindt aangeteekend,
dat er, toen de Lisserpoel bedijkt werd, in de ringsloot de bouwval-
len van eenen achtkanten toren van het oude H uis- te-D e v e r , gevon-
den zijn.
Er moet een oud adell. geslacht bestaan hebben , dat van dit huis
zijnen naam ontleende of misschien daaraan zijnen naam gegeven heeft.
Zoo vinden wij Gerard D ever J anszqon. , Schildknaap , vermeld, als
houdende, in het jaar 1330, de zijde van Margaretha , Gravin van
Holland, tegen hären zoon W illem IV en , in het jaar 1374, zijnen
zoon R einier D ev er , als een der medestanders van liaren tweeden zoon
A lbrecht van B eijeren.