DOC-HEM, voorm. d. in Oostergoo, prov. Friesland. Zie D o c k in g a ,
DOCHTEREN (GROOT-) of G r o o t - D u c h t k h e n , buurs. in het graafs.
Zutphen, prov. Gelderland, kw., distr., arr. en 2 u. 0. N. 0. van
Zutphen, kant., en 1 u. W. ten N. van Lochern, gem. en Ifj u. Z. van Laren;
met 34 h. en ruim 300 inw.'én eenen wiridkorenmolen.
DOCHTEREN (KLEIN-) of K le in -D u c u t e r e n , b u u r s . in het graafs.
Zutphen, prov. Gelderland, kw., distr., arr. en 2-£ n. 0 . ten N. van
Zutphen, kant. en £ u. W. van Lochern, gedeeltelijk gem. Lochem, gc-
deeltelijk gem. en | u. Z. van Laren, aan de Berkel ; met 63 h. en
380 in w., van welke 32 h. en ruim 280 inw. onder Lochern en 13 h.
en ongeveer 100 inw. onder Laren. Men heeft in deze buurs. eene
school, welke gemiddeld door 23 leerlingen bezocht wördt.
DOCKENBURG of Doccumburg, voorm., kast., prov. Friesland, aan
deEe, nabij de Lauwerzee , gebouwd in het jaar 248 dòòr Ubbo , Hertog
der Friezen. Dit kast. was zeer geschikt, om de haven tegen de zeeroovers
te beschermen. Men wil dat de stad Dockum uit dit DocruMburg een begin
heeft genomen.
DOCKINGA , eigenlijk Doc-bem, dat is, de woriing of hofstede van
DocO. In zeer oude geschriften wordt dit.een dorp genoemdin ZEstergo
(dat is Oostergoo), waarin men onder anderen ook verhaalt, dat B o n i f a -
c iu s , eerste Aarts-Bisschop van Mentz en tweede van Utrecht, in
Friesland en wel bepaaldelijk te Dockinga, het Evangelic aan de5 on-
geloovige Friezen verkondigde, en aldaar, met nog Si geestelijken, door
hen is vermoord , en alzoo een màrtelaar van het geloof geworden is.
Dit zou geschied zijn in het jaar 734.
D0CKÜM, kant., prov. Friesland, arr. Leeuwarden; palende N. aan
de Noordzee , 0. aàn de Lauwerzee, Cn het Groningèr kant. Zuidhorn
Z. eri Z. W. aan het kant. Bergum, N." W. aan het kant. Holwerd!
Het bevat de st. Doc kum, en de griet. 0 o s t - 1) o n g e r a d e e 1
Kol lumer l and-en-Ni euw-Krui s l and en Dantumadeel , bene-
vens het eil. Schiermonnikoog, en telt daarin 4202 h,, bewoond
door 4938 huisgez., te zamen uitmakende eene bevolkin'g van oripevéer
24,000 inw.
DOCKUM, klass., prov. Friesland, verdeeld in de volgende 3 ringen :
Dockum, Kol lumen Holwerd. — Zij bevat 38 gem.; met 64 ker-
ken , die bediend worden door 41 Predikanten.
DOCKUM, kerk. ring, prov. Friesland, klass. van Bochum.
Zij bevat de volgende 13 gem: Aalsum- en-Wet sens ; ;; Akker-
woude-en-Murmerwoude, Bi rdaard-en- Janum , Dan turn a-
woude - D r i e z u m - e n -W ou ters w o u d e D o c k um , Ee , E n g-
wi e r um, Fo u dg um- e n -Ra a r d , Mels la wier - e n-Nya wier ,
Oos t rum-en - J ouwswi e r , Re it sum -Genurn-eri- L i c h t àard
Ri nsumageeSt - e n - S i br a nd ahui s en Wa nswe r d -e n- J e s lum.
Men heeft er 23 kerken , die door 14 Predikanten bediend worden.
DOCKUM, gem., prov. Friesland, kw. Oostergoo, arr. Leeuwarden,
kant. Dockum (6 m. k., 3 s. d.) ; palende N. W, en N. aan Aalsum
in de gnet. Oost-Dongeradeel, 0. aan Oostrum, in die zelfde griet. en
aan Driezum, in Dantumadeel, Z. aan Wouterswoude , Murmerwoude
en Akkerwoude, Z. W. aan Rinsumageest en Sibrandahuis ’ alien in
Dantumadeel.
Deze gem. bevat niets dan de st. Dockum , die echter in de Zes-
tiende en zeventiende eeuw een veel grooter regtsgebied moet gehad hebben.
De stad Dockum, Doccum of Dokkum, volgens sommigen afkomstig van
Dockesheim ofDoKKo’sHEiM, in het Lat. DoceuMirai of-DoccoMiua , ligt 4 u.
N 0 . van Leeuwarden, 4 u. N. W. van Stroobos e n 9 |u . N. W. van Groningen
, op 33° 9' 39" N. B.,23° 39' 47" 0 . L., door■ weilanden omge-
ven aan de E e , die de stad in twee elkander zeer ongelijke deelen splitst,
waarvan dat ten N. met regt de Groote en dat ten Z. de Kleine
zij de Eriag genoemd worden. De Ee dient tusschen L eeuwarden en
D o c k u m tot eene trekvaart, en vereenigt zieh in deze laatste stad met
het Dockumerdiep; zijnde een kanaal met uitmuntende sluizen, waardoor
de stad gemeenschap met de zee heeft, en waardoor,.bij hoog water,
geladen schepen tot aan de stad kunnen naderen , hetwelkden koophan-
del groot gerijf bijbrengt. Bovendien heeft D o c k u m ook over Stroobos
gemeenschap met Groningen door eene trekvaart, welke m het
faar 1634 gegraven is. Binnen de stad is medeeene breede haven, m
welke de zeeschepen, zoowel als andere kunnen geborgen worden. Aan
den ingang dezerhaven is eene lange brug, deKe t t i ngb r ug genoemd,
door welke de schepen worden in- en uitgelaten. De sluis, door welke
het water van het Dockumerdiep , hetwelk gemeenschap met de zee had ,
bij hoogen vloeitijd moest bedwongen worden, lag eertijds ten W .
buiten de stad. Dan, in het jaar 1382, toen de stad door de Alge-
meene Staten met eenen nieuWen-wal omringd werd, is deze sluis naar
binnen de stad verlegd , onder eene breede brug bij het Raadhuis , welke
om die reden den naam van zijl ontvangen heeft. Doch na het äi-
dammen der Ee en het aanleggen der Nieuwe of Engwierumer sluizen is
deze binnensluis onnut geworden : om die reden is eerst de noordelijke
en daarna in het jaar 1774 ook de zuidelijke steenen beer ot muur in
de stadsgracht weggebroken, dewijl zij den vrijen toevloed naar de
Nieuwe-zijlen niet weinig verhinderden. Yoor het overige vindt men in
D o c k u m maar twee kleine grachten, van welke de eene uit de Ee, aan
de westzijde binnen de stad , ontspruit, en door het geheele noordelijke
gedeelte der stad vloeit, door de langepijp of steenen brug naar de An-
iumerpijp of waterpoort. De andere is de zoogenaamde W oudvaar t ,
die, door de Woudpijp binnenloopende, met eenen tak bij de Woudpoort
stuit en zieh door eenen anderen tak, even voorbij de nieuwe, of
tbans zoogenaamde Bontebrug, met de Ee vereenigt: Yoorts wordt de
stadswal omringd door eene ruime en diepe gracht.
De oorsprong dezer stad is zeer oud, zijnde zij na Stavorcn de
oudste van Friesland. Zij heeft vermoedelijk haar ontstaan te danken
aan het kasteel Dockenburg aldaar , zoo als wij hierboven (op het
art. D o c k e n b u r g ) gezien hebben , ten jare 240, door Prins U b b o gestiebt,
waarbij vervolgens huizeri zijn aangebouwd , die in het jaar 739 door
G o n h e b a e i ) , Koning der Friezen, met eenen ringmüur omgeven zijn.
Men vond er eertijds eenige oude bronnen , van welke onderscheidene
sagen bestaan. Zoo ontstond de put bij den trek- of puinweg, 3 mm.
ten Z. 0. van de Woudpoort, doordien B o n i f a c iu s , die gebrek aan water
had, hier met zijnen herderstaf op den grond stiet. Een ander
meCnde ’men verschuldigd te zijn aan het stampen der hoeven van
het paard van eenen der Edellieden van den Landvoogd A b b o . Nog
ouder is de Fet seput , aan het kerkhof, als zijnde afkomstig van
F o s t a , de vrouw van S t a v o . — De stad is omtrent zeshoekig van ge-
daante en met eenen netten wal en zes dwingefs of boiwerken omgeven
, yan welke een thans tot begraafplaats dient. In het midden
ligt zij zeer hoog ; men acht het waarschijnlijker, dat de plaats op
eenen natuurlijken terp dus gebouwd zij , dan dat men weleer den
grond ter noordzijde der Ee dus heeft opgehoogd; zeker gaat het, dat
op dien terp vroeger een dorp lag, Dockinga geheeteri (zie dat art.).