Deze pold., oorspronkelijk weiland, beslaat eene oppervlakte van367
bund. 17 v. r. 37 v. eil., telt 9 boerderijen en 2 arbeidershuizen en
wordt door 1 molen bemalen.
Het polderbestuur bestaat uit eenen Molenmeester en acht Schouwers.
DUIKER, sluis inhetbalj. van Blois, prov. Noord-Holland, te Zaan-
dam in den dam welke de Voorzaan en de Binnenzaan van een scheidt.
Zij is in het jaar 1610 aangelegd door de bedijkers van de Beemster,
met goedvinden van de Heemraden der uitwaterende sluizen in Noord-
Holland en West-Friesland, omtrent het Oosteinde van den dam, die
tusschen de Voor-Zaan en de Binnen-Zaan gevonden wordt, en dient
met de beide mede in dien dam liggende sluizen, opdat de Zaan bij läge
ejibe zieh zoude kunnen ontlasten.
Door het roaken van deze sluis, met goedvinden van de Heemraden
der uitwaterende sluizen in Noord-Holland en West-Friesland , ontstond
kort daarna een aanmerkelijk geschil , tusschen Regenten van Oost-
en West-Zaandam , en de even gemelde Heemraden , vermits deze in
den jare 1618 , in hunne keuren op de Duikersluizen te Zaandam en
Schardam , ook eene keur tegeh de vernaauwing van het water of de
vaart in de Zaan gemaakt hadden , waaromtrent de Heeren van Holland
en West-Friesland, eene provisioneele approbalie van gemelde
keure gege'ven hebben , op den 10 September des jaars 1618.
Deze sluis, die opmerking verdient om de fraaije gebeeldhouwde
hoofden , waarmede zij prijkt, is ten jare 1778 in den toestand gebragt,
waarin men die thans ziet. Het beeldhouwwerk of de boofden zijn ver-
vaardigd door den beroemden beeldhouwer J o h a n n e s M a i t h e o s C r e s s a n t .
De sluis is voorzien van twee paar deuren en heeft eene lengte van 40
eil. op eene wijdte van 6 eil. 30 duim.
DIilKER, sluis of verlaat in het Oldambt, prov. Groningen, 0. van
Winschoten, Waardoor de Rensel zieh ontlast in de Pekel-Aa.
DUIKER-DIJK, misschien beter Deuker-Duk , dijk, prov. Gelderland,
in dat gedeelte van de heerl. Pannerden, betwelk door de graving van
het Pandersche kanaal, in 1701 tot en met 1707, van de Over-Betuwe
is afgescheiden.
Deze dijk maakt ui t , een gedeelte van den bandijk of de waterkee-
ring van het polderdistrikt Herwen-Aardt-en-Pannerden ; loopt längs
den pold. den Pannerdensche-waard, en strekt zieh uit van den ouden
Rijndijk tot aan den kanaaldijk, overeene lengte van omstreeks 1320 eilen.
In dezen dijk, zoomede in den even genoemden Rijndijk, vielen bij
de ijskaring, in de maand Januarij 1820, twee doorbraken, waardoor de
polders van Pannerden, Aerdt, en Herwen diep werden onder water
gezet. Ten aanzien van het herstel en het onderhoud van den Doikerdijk,
rezen in het jaar 1748 geschillen tusschen de Geerfden vari Herwen en
Aardt en die van Pannerden , welke bij landschaps-resolutie van dat jaar
zijn vereend; zoodänig, dat die van Pannerden het onderhoud hebben
op zieh genomen.
DUIKSCHE HOEVE, geh. in de Meijerij van 's Hertogenbosch,
kw. Oisterwijk, prov. Noord-Braband, Tweede distr., arr. en 4 u.
W. van ’s Ilertogenbosch, kant. en | u. Z. van Waalwijk, gem. en
£ u. N. van Loon op Zand , met 8 h. en 40 inw.
DUIL (DEN), pold. in het Land ran Altena , prov. Noord-Braband,
Tweede distr. arr. ’s Hertogenbosch, kant. Heusden , gem. Emmikhoven-
en-Waardhuizen; palende N. aan de Alm, O. aan den Oldersdijk en
den Hil, Z. aan de Middelgraaf, W. aan den Ganswijkspolder, enz.
Deze pold.. beslaat eene oppervlakte van 748 bund. 16 v. r. 98 v. eil,
Waaronder 730 bund. schotbaar land. Het land wordt door drie wä-
termolens Van het overtollige water ontlast, malende een op de Alm
en de beide andere op den Vierbansche-boezem uit. De laagste landen
liggen omtrent 4 palmen onder A. P. Het dijksbestuur bestaat
uit eenen Dijkgräaf, vier Heemraden en eenen Waardsman, waardoor
teveris de Pölder-van-Ganswijk beheerd wordt.
. DUIMKENSLAGER, geh. in de Meijerij van ’s Ilertogenbosch, kw.
Oisterwijk, prov. Noord-Braband, Derde distr., arr. en 3 u. W.
ten N. van Eindhoven, kant. en l j u. W. ten Z. van Oirscliot,
gern. Hilvarenbeek.
DEIN, oude naam van bet geh. Don, in de Meijerij van 's Hertogenbosch,
kw. Oisterwijk, prov. Noord-Braband. Zie Don.
DUIN (DEN-), geh. in Pollenhove, prov. Overijssel, arr. en 6
uvN. ten W.-van Zwolle, kant. en | u. N. ten 0. van Vollenhove,
gem. Amht-Vollenhove; met eenige weinige inw.
DÜIN (TE), of Hof v a n V e r d ü y n ook wel enkel h e t Hof genaamd ,
voorm. adell. h. in Schieland, prov. Zuid-Holland, onder en zeer
kort'bij het d. Zevenhuizen.
Het Was het stamhuis der Heeren v a n d e r D o y n , die in 1348,
bij uitersten wille 30 sehellingen (9 guldens) ’s jaars maakten aan de
Heilige geest armen van Zevenhuizen. Een ander uit dit geslacht,
J a c o b v a n d e r D o y n , Heer van Sprang, die in 1439 gestorven is , was
bijzonder in aanzien bij W il l e m VI , Graaf van Holland en. later bij
F i l i p s den Guede, terwijl R e in i e r v a n d e r D o y n , Heer van Zaanen, in
1393 overleed als Bijzitter of Opperste Raad in het Hooge Kamerge-
regt te Spiers. : Ook is' het niet onwaarschijnlijk dat een der leden
van d it. geslacht, namelijk een andere J a c o b v a n d e r D o y n , Heer
van Sprang, die in het jaar 1380 overleden is, of zijn broeder A d a m
v a n d e r D o y n , : Heer van Zaanen, f in "1612, onder de onderteekenaars
van het verbond der Edelen moet geteld worden. De v a n
d e r D o y n e n waren afkomstig-van de GraVen v a n V e r d o n in Lotharingen
, die door huwelijk dit huis verkregen hebben, hetwelk dan
ook naar hunnen naam genoemd werd. Eer deze v a n d e r D d yNe n het
bezeten hebben, was het een leengoed, toebehoorende aan het al-
oude geslacht van B r e d e r o d e . Het werd- in de Hoeksche en Kabel-
jaauwschc v.erdeeldheden geheel geplunderd en afgebroken, doch ver-
rees kort daarna uit zijne puinhopen en werd echter niet op de eerste
plaats maar omtrent honderd roeden zuidwest van het dorp Zevenhuizen,
ter zijde af herbouwd , zijnde het destijd in zijnen stand zeer,aan-
zienlijk, • rondom beplant met boomen en met grachten omsingeld ,
loopende ten Zuidwesten achter dit dorp nog eenei vaart , die men de
Boschgracht noemt. Rondom dit Hof was eene groote bosschaadje,
welke zieh wijd uitstrekte., en waarin zieh, naar men wil eenig wild
gedierte onthouden zoude hebben ; de echtheid hiervan blijkt wel niet
overtuigend , echter kan men niet ontkennen , dat er veel gevogelte
in moet geweest zijn ; want men vindt aangeteekend dat Heer
A d am v a n d e r D o y n , in den jare 1608, eene ordonnantie van den
Stadhouder , President en Raden van Holland verkreeg , waarbij aan een
ieder verboden werd , eenig leed of hinder te doen aan , of te vangen
, of te verjagen , het gevogelte in dat bosch , buiten kennis of
toestemming van den Heer, als reigers , kwartels , lepelaars, scholle-
vaars, of ander gevogelte. Men ging van het dorp naar dit Hof
over eene brug , welke over de voornoemde Boschgracht lag , en rondom
III.. D e Ee , 35