lijk op het aankweken van het lndiaansch koren of de kleine rnais,
tot onderhoud der slaven , toe ; doch nict zelden wordt de hoop op
eenen günstigen oogst geheel verijdeld. Ook bouwt men er de groote
mai's of Turksche tarwe, doch dit is niet algemeen. Peulvruchten
en moeskrniden vindt men er weinig, hoewel men er welsmakende
snijboonen heeft. Voorts Jamaica-boonen , welke groen of droog worden
gegeten ; het boontje manteca of smeerboontje, en eene zekere soort
. van roodachtige boonen, die den zonderlingen naam van oude wijven
dragen. Eene zeer gewone aardvrucht is de pinda, ter grootte van
eenen kleinen aker, met eene harde brosse schil. Europesche groenten ,
een weinig salade , uijen , peterselij en sellerij uitgezonderd, komen siecht
voort, en zijn schaars te bekomen. Zeeporseiein, dat een zeer goed
middel tegen de scheurbuik is , vindt men er menigvuldig; watermeloenen,
cantaloupen of spaansch spek en pompoenen zijn hier in overvloed:
ook heeft men er eene soort van gekartelde komkommer , die gestoofd.
of in het zuurgelegd , gegeten wordt; alsmede de gingambo, zijnde eene
krnipende komkommerachtige vrucht, met eene lichtgele kelkbloem; en
de caloon , eene soort van melde , die als spinazie gebruikt wordt. De boomen
zijn te Curaqao niet talrijk en bestaan meest uit die vruchtboo-
men , welke aan Amerika tnsschen de keerkringen eigen zijn. Daar-
onder verdient de eerste plaats , de kokosboom , die hier, bijzonder in
het Middenkwartier , op eenen zoutachtigen , half klei- en half zand-
grond, welig groeit en somtijds tot de hoogte van 50, 60 ja 80 voeten
opschiet. De trosdadelboom wordt hier ook, ofschoon in geringere
hoeveelheid gevonden. Zeer overvloedig zijn de oranjeboomen , waarvan
de vrucht in zoete , rinsche' en zure worden verdeeld. Ook vindt men er
zoete en zuurachtige chinaasappelen , en zeer vele limoen- of lemmetjes-
boomen, wier vrucht het alom bekende Curacaosche limoensap oplevert.
De pompelmoes en de adamsappel, eene soort van Chinaasappel, ter
grootte van eenen zesponds kogel, groeijen hier in kleiner getal ; alsmede
zoete en zure citroenen. De tamarinde verlieft zijne prächtige
kruin in bijna alle tuincn van dit eiland. Onder de verdere vrucht-
boomen telt men de banane of pisang, de gojabe of cojuta, decachore
of katschouboom , de mispel, de knippeboom, de mamai ofmammea,
de pupuo of pupane , de douce , de carowari en de mangoboom , druiven
gelukken hier zelden. Voorts heeft men hier nog de katoenboom, de
zadelhoutboom , de pokhoutboom , de mahonyhoutboom , de otaheite ,
de massinilla of mancenilla, de wilde olijfboom en de boschkalabas.
Onder de eigenlijke heesters, vindt men hier de gele , de roode, de
surinaamsche en de groene piment. De wilde gr.inaatappel is hier niet
meer dan een harde heester, waarvan de vrucht klein en niet zeer
smakelijk is. Behalve de Spaansche jasmijn , de oleander, de wilde
mimosa , de heliantrope , de panachebloem , de amore sicco (drooge liefde)
en eenige lelien, vindt men op Curaçao weinige bloemen , terwijl die
van Europesche afkomst er siecht gelukken. Geneeskrachtige planten
en kruiden zijn hier zeer menigvuldig , zoo wordt de carpata-olie uit
de koffijachtige boon der palma-christi getrokken ; doch het zaad van
den kleinen wilden carduus benedictus , hier patrijszaad genoemd, wordt
niet zelden aangewend, om de carpata-olie te vervalschen , hetgeen
te gevaarlijker is daar de patrijs-olie zeer purgatief en zoo slerk is,
dat zij den dood kan veröorzaken. De theebiek, de herba sangoura
en de flossanje worden veel gebruikt. De aloe is op Curaçao zeer
menigvuldig en eene soort van mentha niet zeldzaam. Tabak groeit
er bijna niet, en het weinige suikerriet, dat aan den weslkant aanwekweekt
wordt I deugt tot niets dan tot mclassen en vnj siechten
rum. Tot heiningen , waarmede de landerijen van elkander worden
afgescheiden , bedient men zieh, behalve van khpsteenen van eene
soort van cactus , decanJouche genaamd. Een ander stekelachtig gewas is
de dadelcardouche of cactus laufen», alsmede de veelsoorfge cactus
ficoides herissatus. De eigenlijke opuntia is hier ook ofschoon men zieh
niet op de teell van hetcochenille-insect toelegt. Onderschc.dcne soorten
van lianen , hier apentouw geheeten , slingeren zieh om de boomen en
benadeelen den groei. > ... , , ,_
Behalve eenige wilde konijnen, en enkele wild gewordene honden
en katten , vindt men er geene wilde dieren. De tamme vicrvoet.ge
dieren zijn alle van Europesche of Barbarijsche afkomst. De paarden ,
meestal van Spaansch en ßarbarijsch ras, zijn er kein, veelal brmn,
doch vlug en taai, en worden grootendeels ondpr den man gebruikt;
spanpaarden heeft men weinig; voor vervoer van goederen bezigt men
ossen, zelfs koeijen , die liier klein, meerendeeis rood van kleur , en
niet zeer menigvuldig zijn. Overvloediger zijn de schapen , doch deze zijn
niet groot van gestalte, terwijl de wol haaracht.g en tot spinnen on-
geschikt is. Talrijker nog dan de schapen , zijn de gelten of cabrieten,
die hier grooter, stouter en fraaijer dan in Europa zijn, maar anders
van de gewone soort. De varkens alleen schijnen aan dit eiland eigen
te zijn. Zij zijn zeer klein, meestal zwart of grijs en geei gespikkeld.
Ezels ofschoon eigenlijk van de vaste kust ingevoerd, zijn hier
zeer talrijk. De witte en grijze ezels, die tot rijdieren opgevoed worden
evenaren in snelheid bijna de paarden. Muilezels worden er van
de kust aangevoerd maar niet aangefokt. Het aanfokken van paarden,
ezels, koeijen , schapen en cabrieten levert aan de eigenaars der turnen
de meeste voordeelen op , doch eene langdurige droogte veroorzaakt
menigmaal eene groote sterfte onder het vee. Honden en katten zijn er
in groot aantal en van dezelfde soort als in Europa.
Onder de roofvogelen heeft men te C u r a ç a o eene soort van wouw, de
sperwer, de gespikkelde nachtuil en grijze kleine valken. Van ander
gevogelte vindt men er steendniven , veldhoenders, patrijzen , de tju-
tjoebi, het tropiale geelborstje , de mofjes, de kolibriet, het vliegen-
vogeltje, vele groene parkieten en eenige groene papegaaijen. Paauwen
en kalkoenen, zelfs in eenen half wilden staat, parelhoenders , gewone
hoenders, tamme duiven en tortels zijn op dit eiland vrij talrijk.
Onder de watervogelen treft men er de groote Amerikaansche eend ,
de gewone eend en dd gans aan. Längs de stranden ziet men onder-
scheidene soorten van meeuwen , ook is er de zeezwaluw niet minder
talrijk.
Slangen zijn er weinig. Men vindt er drie soorten van scorpioenen,
namelijk : roode, grijze en, zwarte ; alsmede duizendbeenen van eene on-
gemeene grootte. Onder de insecten telt men kakkerlakken , de groote
zwarte huisspin, de kleine zoo giftige oranjespin enz. Rupsen en ka-
pellen zijn hier niet zeer talrijk en fraai, alleen de groote olean-
derrups uitgezonderd , die somtijds 6 duim lang is , 1 duim in den om.
trek en zes en dertig geleden heeft, beurtelings oranjewit en korenblaauw
is. Eigenlijke muskiten zijn hier , uit hoofde van gebrek aan zoet water
, weinig of niet. Onder de amphibien vindt men een aantal hage-
dissen , waaronder de leguaan de opmerkelijkste is ; voorts de blaauwe
of blaauwstaartige hagedis ; de hemelsblaauwe hagedis ; de totekki , een
klein diertje , dat de pannen der daken en de muren bewoond ; de kle-
vende hagedis enz. Zee- en landschildpadden zijn er zeer talrijk ; ook