In 1764, had men er weder eene overstrooming, veroorzaakt door eene
doorbraak in de Kanonsdijk, In 1774, heerschte hier, gelijk elders
de veepest. — In 1785, moet er te D o e t in c h em eenen hevigen rooden loop
gewoed bebben. — In bet volgende jaar bad men er eene ontzetlende
overstrooming, veroorzaakt door eene doorbraak van den Rijn. Het ijs
barstte in den IJssel los , welke rivier, bij bet zoogenaamde Ho e n de r-
n e s t, doorbrak, hetgeen groote schade en eilende verqorzaakte.— In
1787 werd ook deze plaats gelijk andere door de Pruissische troepen
bezet, en den 25 November 1794 , trokken de Keizerlijkep de stad binnen
, waar zij bleven tot in het begin van Februarij ; toen deze de stad
badden verlaten, kwamen den 8 Februarij 1795 de Franschen haar
bezetten.— In 1809 brak de Rijn weder dopr, en veroorzaakte eene
groote overstrooming, eenen hevigen ijsgang in den Ouden-IJssel, waar-
door de brng voor de stad weggenomen werd. — In 1813 h.ad men in
deze stad , Bij den intogt der ßoudgenooten, eene zware inkwartiering ,
en in het volgende jaar 1814 wederom eene doorbraak aan den Rijn-
dijk, waardoor een groot gedeelte der stad onder water liep.
Het wapen van D oe t in cu em • bestaat in eenen staanden gekroonden
leeuw, met eenen dubbelen staart, tusscben drie mispelbloemen.
DOETINCHEM (AMBT-), gem. in bet graafs. Zutphen , prov. Gelderland,
kw., distr. en arr. Zidphen, kant. Doetinchem (3 k. d.,
15 m. k., 5 s. d .); palende N. W. aan de gem. Hummelo-en-Kep-
pel, N. aan Zelhem , 0. aan Wisch, Z. aan ßergb , W. aan Wehl;
terwijl bet van alle kanten de gem. Stad Doelinchem insluit.
Zij bevat de buurs. D ic h te r e n , G a a n d e re n , IJ s s e v o o rd e ,
Lan g e r a t en O o s se lten daarin de have,z. H a g e n , de landg.
B e e k lu s t, E e l t in k , de K ru y s b e rg , Rekkum en Sla.ngen-
b u rg . In de vijftiende eeuw had men er mede bet klooster Bielhem,
hetwelk in de 16e eeuw gesloopt is , doch waarvan nog hier en daar
overblijfselen van de fondamenten te ontdekken zijn. De gem. beslaat
eene oppervlakte van 4552 bund. 23 v. r. 25 v. eil., telt 375 b.,
bewoond door 469 huisgez., te zamen uitmakende eene bcvolking van
2500 inw., die meest bun bestaan vinden in den landbouw. . (
De voorlbrengselen van den grond zijn : tarwc , raapzaad , boekweit ,-
rogge, aardappeleu, en alle soorten van tuinvruchten. Aanzienlijk
is de opbrengst van bout, hetwelk hier in menigte groeit, en. gedeel-
telijk op de plaats zelve tot houtskool gebrand , en aan de ijzergiete-
rijen en verder geleverd wordt. Almede valt de eikenschorseib ge-
naamd hier in groote hoeveelbeid, en er wordt veel vlas, hier Ujn
geheeten , gebonwd , veel garen gesponnen en veel- linnen geweven,
zoo tot eigen gebruik als tot verkoop. Ook heeft men er veel veen-
grond, waaruit men eene soort van turf vervaardigt, kluen genaamd,
welke op de eene plaats beter, op de andere minder is , doch over het
gebeel genomen voor de Hollandsche en Friescbe wijken moet. Mede
wordt hier tamelijk veel oer of ijzererts opgegraven , dat veel voordeel
aanbrengt, en men vindt in deze gem. aan . den. Koekendaal, eenig
goud en zilver, ofschoon in geen genoegzame hoeveelheid om de on-r
kosten der bewerking goed te maken. Vroeger beslond in deze gem.
ook eene ijzergieterij , doch deze is naar Keppel, verplaatst.
Men treft in het Ambt-Doetinciiem de heerlijkste wandelingen aan;
terwijl het ook veel gelegenheid tot jagen oplevert.
De Herv., die hier ruim 1350 in getal zijn, gebooren tot de gem.
Doelinchem. ~ De R. K., van welke men er 1150 aantreft, worden
tot de stat. van Doetinchem-en-Wijmbergen gerekend, die onder
d e z e Fern, te O o s s e lt eene kerk bebben. - De Evangel. Luth. van
welke men er een vijftal heeft, beliooren tot de gem. van Doelinchem.
Men heeft in deze gem. twee scholen ; als eene te Gaanderen en
eene te IJsse lv o o rd e . — De nieuwe begraafplaats van deze gem.,
die zeer goed ingerigt is , ligt in de buurs. IJsselvoorde.
DOETINCHEM (SCHEPElNDOM ), henaming van dat gedeelte der
«fein. D o e t in c h em , in het graafs. Zutphen, prov. Gelderland, kw., distr.
en arr. Zutphen, kant. Doetinchem, hetwelk buiten de stad Doetin-
chem gelegen is. Het bevat noch buurs. noch geh., maar bestaat uit
eenige verspreid liggende h., waaronder het buit. S lin g e rv lie t. Men
telt er 180 zielen. .
Het beslaat eene oppervlakte van 266 bund. 91 v. r. 4 v. eil.
gronds , die boutgewas , rogge, gierst, garst, aardappelen , allerlei
tuinvruchten , en eene geringe hoeveelheid tahak oplevert.
Ook vindt men in dit schependom de stadsbegraalplaats , op eenen
zeer körten afstand van de stad en zeer wel aangelegd; de weide , het
H om b u rg e rb ro e k , en eenen windkorenmolen , welke laatste bij
den storm van 9 November 1800 werd omvergeworpen , waarby twee
menschen verpletterd werden; terwijl de molenaars knecht, die zieh
in den molen bevond, toen de molen omviel, er met eene kleine
wonde aan het been afkwam , hoewel bij zoo vast tusschen liet bout-
werk was ingeklemd, dat hij er moest worden uitgezaagd.
DOETINCHEM-EN-WIJNSBERGEN, R. K. stat., in het aartspr.
van Gelderland. n
Zij telt ruim 1800 zielen, cn heeft twee kerken, eene te Uos-
s e l t gem. Amht-Doetinchem, en eene te W ij n s b e r g en , gem.
Berqh, bij welke laatste kerk de pastorie Staat. Deze beide kerken,
welke 1 u. gaans van elkander liggen, worden door eenen Pastoor en
eenen Kapellaan bediend. . j
DOETOE kl. eil. in Oost-Indie, tot de Zuidoostereilanden van
Banda behoorende; 2 m. N. van Babber, 7° 8' Z. B., 148° 36' O. L.
Het heeft niet meer dan eene mijl in omtrek, en is aan de Amct-
kust bezet met een r i f , dat wel 1 tot 2 mijlen in het rond loopt.
DOETSCHEPOLDER of D o e d t po e d e b , pold. m den Jlblasserwaard,
prov. Zuid-Holland, arr. en kant. Gorinchem, gem. Giessen-Nieuw-
kerk-en-Moescnbroek; palende N. aan de Giessen ,-die hem van en
Polder van Peursum scheidt, 0. aan Moesenbroek, Z. aan den ßo-
venpolder van Hardinxveld, W. aan den Nederpölder,
Deze pold. beslaat eene oppervlakte van 180 bund., en wordt, met
den polder Moesenbroek, door eenen molen op de Giessen van het
overtollige water onllast. m j n
DOEAEREN, heerl. in het Land van Heusden, prov. l\oord-lfra-
band, Tweede distr., arr. ’s Hertogenbosch, kant. Heusden, gem. Dronge-
len-Hagoort-Gansoyen-en-Doeveren; palende N. aan Genderen, ü . aan
Heesbeen , Z. aan bet Onde-Maasje , W. aan Gansoycn..
Deze heerl. werd, in het jaar 1140, door Jon am III, Heer van
Heusden, gegeven aan zijnen tweeden zoon Jan, die daarop den naam
van D o ev e r e n , en een rood rad op een zilveren veld ten wapen aan-
nam. Doch daar Jan I door den dood van zijnen oudsten broeder
W ie l e m , die zonder kinderen overleed, Heer van Heusden was geworden,
werd de heerl. D o ev e r e n alzoo weder met die van Heusden
verknocht; waaruit is op te maken, dat liet dorp D o e v e r e n vroeger tot
Heusden behcord heeft. Ook is het niet onwaarscbijnlijk, dat het mede
een gedeelte der voorstad van Heusden nitgemaakt heeft, te meer daar men