By de reductie der stad to t de Urne , in het iaar 1 l5Q4 w„ i i - .
«f E. " » i ^ ” « r d ^ ? ' s ,eL’.
¡ s x 6 t e v “ ben
(fct.be, 1659 ™ J, i f ' ” ' S ? * l ,“ "el bÖ ‘M Ä ™ 29
» ’t welch nu tot pp,, za , d,akon,e het oude tuchthnis,
i ö a
; i r 1660 ’ SCh0nken de Staten Nernem'ende
: z t f S i i ;
in“de P o p h f r X a a t T , f » ^ ^ z o o X o e g \ e t
k io o s t e r L e n L s z i i n d e d e D° ä i n h e t jA t0 B IN « -
en dekerk staand’e T n l S S S M ’ 1% de dMinyestraat,
In het iaar' 167 v ™ f j zmdzyde, benevens al den open grond.
KoniE K ik de khd is. G r o e s e e n P,l a a c w e G e c o m b i n e e r d e D iatck,
¡, dJ"r Ä “ L1L;« f ' tr de stads resolutie , van den 1 Junii 167* ■■ , j “ ™ers mt eene
kerk in p-ebreke bleef > * • ’ J > dat de kooper van de
» Jacoh/nder kercke afft eh T <> 0VeTl9e stuc^ van de oude bouwvallige
¡ L M w l e" da* daarin M
zijn moesten worden over^ebrart^terw-if'6 ü a t ^ Pr.ovl.nciaal maSa'
puteerden, van 24 Maart 1674 liTL i eene ,res°lulie der Gede-
» aenhoudende nnrlnrh • h • , • , J ’ dat * de Provincie by dese
. Ä T Z 1 2 £ HS»s - S R w
. , t , u “ ’ X t . / f y o r k d „ J „ r « « * „ „ * , „
» de Jacobynder kercke ’ dieselve aldn mf ° l tm9e ende rmnemheyt van
»worden; en over zulks last <raf J „ mej 9eÖ°ten_ sullen connen
» vser als linudt ® ’ a^ e de materialen, soo van
' i i u r z t ä z’? J W ~ - 5
■ n m u , m u s c 'h i e n E d f d “ A ™ ¡ ¡ £ W T “ 6 6 o “ o S d “ f i ' '
E Ä 1672*0™«“ “ f t
JTsSk S f t s f S ä 8, Td“ 18 M,i 1616 • bl“sd“ veel geld kostte weshaL» ° .te ,kostbaar was ?n aan de provincie te
sluit van den l l ’ December ’ neslote^n, om bet Tucbh-'t hsntaisa lsmbee-t
ziine ap- en dopendentien, weder af te schaffen. Jlet Werkhuis bleef
echter op dezelfde plaats, in het kiooster, tot in het jaar 1660 ,
bestaan, als wanneer men h e t, blijkens het aangehaalde staatsbesluit,
van den 29 October 16S59 en dat van den 20 Januarij 1660, aan de
Diakoriie ihruimde.
Noa heeft op dezen • klooslergrond de nu gesloopte Militaire Iie-
W E I .D I G E R gestaan , van welks opbouwing echter weinige regtstreek-
scke sporen aangetroffen worden, üit een staatsbesluit , van den
24 Augustus 1J596 b l i j k t d a t er reeds toen een Kapitein-Gewel-
dioer te Groningen bestond, eti uit een staatsbesluit van den 18 November
1397 , dat aan den Geregts-Scholte , voor het houden van het
krijpsregt (1) te zijncn huize, jaarlijks tot huishuur werd toegelegd,
een som van 30 guld., doch van eene afzonderlijke plaats, waar , in
dien tijd , de gegangenen werden bewaard , is geen aanteekening te
vinden . ln den Spaanschen tijd, en nog eenige jaren daarna,
bestond er , zoo veel is na te gaan , geen afzonderlijk , openbaar ge-
bouw voor gevängene krijgslieden ; het komt op geen k aa rt, in geen
overgebleven stak , voor. üit onderscheidene afrekeningen der provincie
wordt ih tegendeel bevonden , dat de gevängene krijgslieden werden
bewaard ten huize van den Gew'eldigen-Provöost. Bit deze reke-
ningen tevens blijkt, dat in het jaar 1604, toen er te Groningen
eene buitengewone zware bezetting van voet- en paardenvolk lag,
de Broerenkerk werd gebezigd , om er Soldaten in te huisvesten, en
het J a c o b i k e r k i . o o s t e r , om er de ruiterij met hare paarden te plaat-
sen, en om er de kranken en gekwetste Soldaten te lierbergen ; maar
van’eenen Militair-Geweldiger aldaar, en bijzonderlijk van den nu ge-
sloopteri vindt men in deze oude rekeningen geene de minste sporen.
Men zal bei dus daarvoor moeten houden , daj, er eerst eenige jaren
na de reductie, eene militaire gevangenis op dezen klooslergrond is
gebouwd. Düze Militaire-Geweldiger heeft bestaan tot in het najaar
1832, als wanneer zij, krachtens Koninklijk besluit van 8 Maart 1832,
no. 95 , op afbraak, werd verkocht. Nadat het gebouw geheel ge-
sloopt en weggenomen was , vond men , op den 24 December 1852,
een potje van gebakken steett , met een oor, een wijden hals en
ronden buik, waarin onderscheidene göuden, zilveren en köperen
munten , zoo het scheen omwouden met , of ingepakt in eene blaas ,
waren gedaan. Het is waarschijnlijk dat deze muntstukken, onder
welke er geen zijn van lateren tijd , dan de reductie, mitsdien in
den vrijen grond, niet ver van den kloostermtiur, en slecbts ter
diepte van omstreeks vier of vijf palmen, zijn begraven , miss'chien
bij gelegenheid , öf omstreeks den tijd van de overgave der stad, in
het jaar 1594 , en wel door eenen der vertrekkende kloosterlingen , bij
wien de hoop op eene terugkomst, in betere tijden, niet geheel werd
opgegeven , eh die zijnen spaarperming, liever aan de schoot der zwij-
gende aarde toevertrouwde, dan die op onveilige wegen mede te ne-
men. Het is eene toevalligheid, dat bij het leggen van de fondamen-
ten van den Geweldiger, seboon niet ver van den verborgen schat ge-
loopen hebbende, deze niet is ontdekt (2). Bij de afbraak van den Ge-
(1) Zie Wiçhers , Tractaat v a n R e d u c tie , b l. '266 , over b e t onderscheid tusschen hrijgsraad eu
krijgsgeregt.
(2) Men zie deze munten besebreven in h e t b erig t van Mr. H. 0 . F e i t h , geplaatst in, de P ro v in ciale
Groninger courant v a n 29 Ja n n a r ij 1833 , w a a ru it wij ook de lieschrÿv.ing van d it kiooster
hebjien' ODtléend.