60 CE L.
i Z tr d Tl,EUrÜR1, T VÄ" Hekde" in het bezit dalfvan gesteld. Ter
Y o o r rin"3 “ 1’ d , t ,k r S e s t a a n h e e f t , » e t m e n th a n s w o n i n g e n
T o o r d c u m i n d e r e n s t a n d ,
• ;W L a1ErMi inD- fN Selmuiden ’..stleek Sronds in Zalland, prov. Over-
yssel, arr. en 3 u. N. van Zwolle, kant. en 3* u. N. 0 vanJiTam-
' c f f lN A R Ä r f L Z J r S f e i L : % I X l r V e T '
en - u. van Harderwtjk, gem». efn t 5 «m■in1. Ni. vlan ÄPutten a aen sde
iEjilDbuurrgJ eennzz ., Lop T¿w ollble SgSaa?t. '* * ’ 0Ver NiJkerk > l’-tten , Harderwijk ,
b e ^m id d L T 11^ d-°°r 6ene Sra^ht> waarovei’ ee°e vaste brug ligt. In
UOnnddeLr -KKeellddeennaaaa. LLdi'e^ 0o Lnde rscTbeida en1e,e tblbeed1wieonodnedn doonod>' eere nzeienh Kbealdddeenna ar Zeini
waien beide Geestelijken uit de abdij Abdinkhof, in Westphalen welL
aallllee zijne go6erdere nS ,6 StwlCahatr oWnadfe’r dv°e°lre nW lo6nMdAeKr - P^ut t en ,Ä op de YSeluwe
vV rre c dd e< f ° *1hhaa ddddeenn , zoow"elL d, eS SStaftei n! vüaTn *G el4d8e rl™annd , deanls Mduen sAtebrts cvbaenn
Paderborn, jeder kun geregtelijk aandeel in de goederen der Keldenarii
t o t . ' M e e f besturen. .De Keldenaar en O n t r KddLTL
nestuuruen des Abts goederen. Dit gebouw, hetwelk met de daartoe
behoorende grond, eene oppervlakte beslaat van 83 v. r. 30 v eil
C E U ^ nL s ;L b f i a T i T ZT n d°°r de R> K- statie van Butten:
ddeenn NNoo oSrdhloel k van de iMo lfen slee’g ,V °e°nr mva- nk ldoaoasrt ezr iethe -t¿o»t »tdeernd aAmc,h teoipburgwal
uitstrekkende , waar het kerkje stond.
h u n d T b7?°nd d o o 1r . IZ w a r t e Zusters, die den zieken , voornamelijk
hun , die met besmettelyke ziekten behebt waren , ten dienste stonden
Het voornaamste gedeelte der gebouwen is een tijd lang tot ’s L a n ds con"
to o . .kantoor gebmikt. Maar later is het geLeel tL b u r g e r h „ ¡ . e n
vertimmerd. Het gedeelte op den hoek der Molensteeg , dat gedurende eene
reeks van jaren tot eene kuipe rs w e r k pl aats i s B K f i
^ h « T .Ä i J S Ä " ;ij"“ i . r Hm ”]r> h«
R1SSENKLOOSTER. L il t L ttA -
B„C.E™LJ ZÜSTEBSK“ 0STER' p“” >*• <• & J f
° p *-*«*• fei i t s r a i d - *■*•>
Den 4 September 1828 had, in de nabijheid van dit d. een hardiL
d r l ge,VeC Plaatsj tussehen de eerste mobiele colonne der Neder-
landsche troepen , onder de bevelen van den Luitenant-Kolonel Solle-
WU.V, en een duizendtal mmtelmgen , onder den Tommongong Notto
niettegenstaande ^ S r e n d f 2 2 ^ ’ T I ff f* # * ''
v S T badden ’ T h t6n laatSte genoodzaak^ a 7 e n ,T T eL T rL ig d !
1 i II ' nemen ’, a!j wannee r , door de hen nazettende Nederlandsche
CE^ORRTTTIW T 6 Rnesters werden «ede’rgesabeld.
s“ d,™ “ ing. ™ ^ S™ " > » A L .
* r a W SSl i , ä ; A " d° M' ii,rij ” * pro». D W -
C E II. 0 1
CELOVRIUM, oude benaming van het d. S o l e u v r e , grootli. Luxemburg.
Zie S oi-e o v r e .
CELTEN of K e l t e n , groote volkslani, die oorspronkelijk in bet
Noorder gedeelte van Aziv, buiten en binnen het gebergte Irnans
, woonden, maar zieh, door eene Sterke vermenigvuldiging, wijd en
zijd uitstrekten en zieh eindelijk ook herwaarls begaven. Wanneer de
■M eerste optogt van dit volk naar Europa heeft plaats gehad, is geheel
» onzeker ; alleen vindt men geboekt, dat de C e l t e n , die loen reeds
in Gallie woonden, ten tijde, dat T a r q u in iü s Koning van Rome was,
op aanraden van A m b ig a t u s , hun Opperlioofd, besloten om nieuwe landen
op te zoeken. De menigte hiertoe gcschikt, werd in twee liee-
ren verdeeld en het bevel aan de zusterszonen van den Yorst, B e i l o -
v e s ü s en S e g o v e sü s opgedragen. B e l l o v e s d s zette zieh op het onbe-
woonde land , tegenover de Alpen neder; tcrwijl S e g o v e s ü s , zieh aan
de Opper- en Neder-Rijn , en dus ook in het Zuidoosten van ons Va~
derland vestigde.
CERA, eil. in Oost-Indie, tot de Zuidooster eilanden van Banda
behoorende , 2 of 3 m. ten W. van Timor-Laut.
Het is bijna vierkant, zijnde 3 mijlcn lang en e.ven zoo breed ,
maar in bet W., Z. en N. is het hier en daar wat ingebogen.
CERAM, C e ir a m , S e e a m of Z e r a m , eil. in Oost-Indie, gedeeltelijk
gouv. Amboina, gedeeltelijk resid. Banda, zieh uitstrekkende van
3° 20' tot 3° 40' Z. B., en van 143° 31' tot 148° 23' 0. L. Het ligt
bijna twee mijlen N. van Amboina en even zoo ver Z. van Ronoa.
Dit eiland is 60 mijlen lang en 12 tot 13 mijlen breed, beslaat
eene oppervlakte van 523 v. m., en is alzoo het grootste van alle
. Ambonsche, j a , zelfs van alle Moluksche eilanden , zoo als bet ver-
moedelijk ook het vruchtbaarste is ; wordende de gesteldheid van den
grond onder de voortreffelijkste van dezen archipcl gerekend. Het
wordt verdeeld in twee deelen, Groot -Ceram en l i lein-Ceram
genaamd , die door de smalle landengte Toenoenoe zijn aaneen verbünden.
Eene hooge bergketen , welker toppen ruim 7000 a 8000 v.
boven de oppervlakte der zee verheven zijn , doorsnijdt het eiland in
de lengte. Het overvloedig, van dit gebergte afstroomend, water vormt
breede rivieren, welke de sombere en uitgestrekte bosschen, en door
de natuur vruchtbaargemaakte valleijen, mischend doorkronkelen.
De voornaamste dier rivieren zijn: de Ahoe n, de Ajer -Masin of
Zou ter ivi e r , de Aj e r -Tal la, de Assel la, de Aye rmir a of
Moordenaar s r ivier ; de B a t e t o i k a , de Ber ioe, de Boas, de
Epe, de E r i , de Eyssal , de Gol i-Gol i , de Hahha , de Hatoe-
hoeloe, de Hoewa, de Holo, de I h a , de Ila , de Kahoela, de
Ka m a n a , de K a m o e h a l a t , de Ka poet i , de Kara , de Kawa,
de Kay-Rar a , de Köbbi , de Lama , de Lat o e , de Lewa, de
Makinan, de Mala, de Maloan, de M a t t anapp el , de Mehi r ra,
de Moessa, de Moal, de Na man, de Nintoepa, de Ni toe, de
Oelat , de Pia, de Poet eh, de Poro, de Po t t a t , de Sa l l a ,
■ de Samma, de Samoe, de Sapalewa, de Sar i ssa, de Schoe-
;walla, de Solopa, de Tampa , de Uwe, de Wa l a j a en de
W o rau.
_Men vindt in de bosschen eene menigte herten ; wilde zwijnen j
wilde runderen en slangen , waarvan sommigen klein en vergiftig zijn
en dikwijls van eenen ontrustenden aard worden. Ook vindt men er eene
groote menigte schoon gevederde vogelen , alsmede de kasuaris,
die door het nadeel dat hij aan de nagelboomen toebrengt, zeer gevreesd