Onder de bergen verdienen melding de op de grenzen van Soera-
karta en gedeeltelijk ook in die resid. liggende Merah Api. De
grond is er over hct algemeen vruehtbaar, hoewel men er ook
onvruchtbare aardvlakten heeft, waar men door de terugkaatsing
der zonnestralen eene brandende hitte ondervindt; hoewel anders de
warmtegraad in deze resid. niet buitengewoon is, zoodat het zelfs in
bet zuidelijke gedeelte door de zeewinden zeer koel kan zijn. In dit
gedeelte beeft men aan de Indische zee kalkrotsen , waarin onderscbei-.
dene holen of grotten gevonden worden , onder welke die van N j a h i
Kidoel en Kala de beroemdste zijn. Deze kust is ook moeijelijk te
genaken, uithoofde men er geene enkele baven aantreft, terwijl de-
uitvoer der voortbrengselen naar het Noorden, door het bijna ontoe-
gankelijke gebergle, grootelijks verhinderd wordt. Daar nu bovendien
de Javaan weinig genegenheid voedt tot eenen arbeid, die niet on-
iniddellijk door zijne eigene behoefte gevorderd wordt, is de landbouw
hier in velc opzigte ten achteren en zijn de voortbrengselen van dit land ,
die hier op verre na zoo menigvnldig niet zijn, als wel in andere deelen
van Java, zoowel met betrekking tot den in- als tot den uitvoer,
van weinig invloed op den algemeenen handel van het eiland.
De bevolking, ongeveer 500,000 zielen sterk, is zeer ligtgeloovig ,
dom en oproerig.
Deze resid. is teveris een kon, , dat in bet jaar 1755 ontstond uit
de verdeeling van het rijk van Mat ar am, op eene zeer listige wijze
d o o r der Gouverneur-Generaal van Imhoff bewerkstelligd, doch helwelk
van tijd tot tijd door afstand van ecnige landen , aan het Nederlandsch
Gouvernement, aanmerkelijk is ingekrompen. De Resident is hier voor-
namelijk tusschen ons Gouvernement en den Sultan geplaatst, om voor
de wederzijdsche naleving van de bestaande contracten tezorgen, terwijl
het inlandsche bestuur van den Vorst afhangt.
Daar ieder man ter beschikking van zijnen Vorst is , is het dezen
mogelijk in zeer körten tijd, eene aanzienlijke magt op de been te
brengen, die echter meer gevaarlijk is wegens bet rooven en branden
in de landen, waar zij den oorlog over brengen, dan geschikt om in
het open veld eene geregelde krijgsmagt te wederstaan. Hunne wijze
van oorlogen bestaat hoofdzakelijk in het vermijden van beslissende sla-
gen , in het verwoesten van alle plaatsen en levensmiddelen , waar zieh
eene vijandelijke magt ophoudt , en in het doen van onophoudelijke
invallen , en het verwoesten van zoodanige provincien , die of van troe-
pen ontbloot, of te zwak bezet zijn , om die te verdedigen ; en daar ge-
brek aan rijdbare wegen , de hitte van het klimaat en de boschrijkhcid
van het land, het hun gemakltelijk maken , alle vei volgingen te ont-
wijken, is deze-soort van oorlog hoogst gevaarlijk voor de Europeanen,
wanneer die gevoerd wordt door Vorsteu die- verstand genoeg bezitten
om zieh niet in hunne kratons op te -sluiten.
D jocjokarta was sedert het overlijden in 1822 van den toenmaligen
Sultan H amangkoe B oewonoIV , uithoofde van de minderjarigheid van den
tot opvolger benoemden Sultan H amangkoe B oewono V , onder het opzigt
van den Resident, tijdelijk opgedragen aan over dien Vorst gestelde voog-
den. Dit heeft in 1836, ten gevolge van het meerderjarig worden
van den jongen Vorst, opgehouden. Den 28 November werd die
Vorst in het gezag over dat rijk hevestigd , hebbende toen de plegtige
overgang van het bestuur ,. en het rijks-zegel, uit lianden van ’s Prin-
sen voogden aan den Sultan H amangkoe B oewono V , plaats gehad , nadat
de onderteekening , het bezegelen en beeedigen van de daartoe betrek-
kelijke aeten was voorafgegaan.
Het was in deze resid., dat de zooveel gerucht makende opstand op
Java , in Julij 1825 uitgebarsten is. De Djocjokartasche Pangerang
D ip o of D i e f o N e g o r o , een der voogden van den nog zeer jongen Sultan
van D j o c j o k a r t a , had een menigte volks van zijne onderdanen in zijnen
dalm vereenigd, uithoofde van h o o g g a a n d ongenoegen tusschen hem en
den Resident Sm is s a e r t ontstaan. De Resident dezen Pnns vruchteloos
opontboden hebbende, besloot om hem , den 21 Julij , gewapendte doen
halen waarop D ip o N e g o b o , met zijnen medevoogd, de Pangerang Mangko e
Boemie , die met heni eene lijn trok , de vlugt nam , en naar een dorp,
7 palen van D j o c j o k a r t a , week, alwaar men hen en hunnen aanhang
den 27 met een detachement gewapende troepen vruchteloos aantastte.
Dadeliik werd de Luitcnant-Generaal d e K o c k , door de hooge Regering,
derwaarts afgezonden ; terwijl voorts de noodige maatregelen genomen
werden om de opstandelingen te bedwingen. Doch eerst na eenen hard-
nekkigen oorlog van ongeveer vijf jaren , met afwisselenden kans gevoerd
en waarin het Nederlandsche leger, de schitterendste blijken van
moed en volharding gegeven had, gelukte het den onzen , den 28 Maart
1830 D ip o N e g o b o gevangen te nemen , waardoor de rust dan ook
toen weder op Java hersteld werd. In het begin van het jaar 1840,
werden er echter weder sporen van opstand in deze resid. ontdekt, en
■deze badden dermate voortgang genomen , dat men genoodzaakt was
eenige krijgsmagt in beweging te stellen ; in de eerste dagen van de
maand Februarii van dat jaar , rukte de Militaire Kommandant van D j o c -
jo k a b t a , aan het hoofd van 300 man Infanterie, kavallene en artille-
rie, zeer onverwacht, en met snelle marschen ui t , naar de districten
gelegen tusschen de Progo en Bogowonto ; aldaar bevond zieh aan het
hoofd van 800 ä 1000 man opgeruide misleide muitelingen , een zekere
G o e to ek a s sa n , als een aangebeden voorwerp ) deze bende was reeds met
een deel van onze hulptroepen slaags geweest, en had eenige dorpen
in de asch gelegd; dit had ook ten gevolge, dat velen van de bevolking
rondzwierven , als zijnde van huis en have berootd geworden. Op het aan-
rukken van onze geregelde krijgsmagt, namen de muitelingen de vlugt
naar het gebergte en de bosschen. — De onzen de opstandelingen door
eenige marschen en contramarschen in de omstreken van Sentolo, Pa-
nassa, Wattas en*>, achtervolgende, zonder hen tot staan te kunnen
brengen, hebben evenwel een 70 tal muitelingen in handen gekregen ,
en hoewel hun aanvoerder met de overige het toen nog ontsnapte, is
hij daarna ook den onzen in handen gevallen , en naar Djocjo als gevan-
genen opgebragt; waarop de gevlugte en stille bewoners zieh van liever-
lede naar hunne verlaten dorpen begaven , en de rust aldra volkomen
hersteld was. ....
DJOCJOKARTA, D jojokarta of D jokjokarta, st. in Oost-Indie,
op het Sundasche eil. Java, resid. en kon. Djocjokarta, 460 palen
O. Z. 0. van Batavia, 93 palen van Samarang, 303 palen van Sou-
rabaija, 7<* 26' Z. B. en 127° 54' O. L.
Het is eene zeer groote stad, vrij regelmatig aangelegd , de zetel
van den Sultan en telt eene bevolking van 90,000 inw. , onder welke
152 Europeanen , buiten bet garnizoen. Het voornaamste gebouw is
het waterkasteel of paleis des Sultans, dat 1 u. in omtrek heeft, van
Sterke torens , grachten , boiwerken , wallen en schietgaten voorzien is ,
en 10,000 inw. bevat. Om tot liet bovenste gedeelte te genaken, gaat
men door gemetselde gangen , die onder een meer doorgaan. Op deze
muren zijn holle torens gebouwd , welke als trechters het daglicht, in
deze duistere kronkelwegen, slechts gedeeltelijk toegang verleenen; terwijl