DEBOUS , riv., distr. en d. in Oost-Indie, op het Sundasche eil.
¡Banaka. Zie D jeboes.
DEBOUS (BAAI-VAN-), baai ín Oost-Indie, in de Zee van Cari-
mata. Zie D jeboes (B aai- van- ) .
DECANIJVIJVERS of D ekenij-V ijv er s , water tje in de Meijerij van
’s Hert&genbosch, kw. Oisterwijk, prov. Noord-Braband, onder Hilva-
renbeék.
DECEM-MANSI, Lat. naam van het d. T ienhoven , in het Neder-
kuíartier der prov. Utrecht. Zie T ienhoven.
DECIMA, eil. in Ja-pan, tegen Nagansaki. Zie D esima.
DECKENINGE, voorm. abdij, thans een landgoed , prov. Drenthe.
Zie D ickeninge.
DECOCK, fort in Oost-Indie, op het Sundasche eil. Sumatra. Zie
K ock (De).
DECOCKSDORP, d. op het Eijerland, prov. Noord-Holland. Zie
Cocksdorp (De-).
DEDDINGABUURT of Deddingaburen , b., prov. Friesland, kw. Ze-
venwouden, griet. Stellingwerf-Oosteinde, arr. en 4 u. Z. O. van Heeren-
veen, kant. ¿ u, 0 . van Óldeberkoop, vaartoe het behoort.
DEDEMSVAART, kanaal in Overijssel, dat bij het geh. Ane, te-
gen over Gramsbergen , uit de Yecht komt , Westwaarts door of langs
de gem. Ambt-Hardenberg, Avereest, stad Ommen, amht Ominen ,
Staphorst en Zwollerkerspel en voorts naar en door de stad Hasselt loopt,
waar het zich met het Z w a r te -w a te r vereenigt.
In het laatst der vorisje eeuw ontwierp de Heer G errit W il iem v as
M aree het plan , om de uitgebreide hooge veenen in dit gedeelte van
Overijssel, door het graven van een kanaal, aan de snee te bren-
gen , en den ondergrond vervolgens in een vruchtbaar oord en eenen
winstgevenden bodem te herscheppen. Dan, in plaats van aanmoe-
diging , vond hij tegenwerking, zoodat het te vreezen ivas,- dat
na zijn overlijden , hetwelk in het jaar '1799 plaats had , de onder-
neming niet voortgezet zoude worden. Zijn schoonzoonde Heer
W i i .lem J an Barón van D edem tot den B e r g , vatte echter het plan we-
der op, hoewel in den beginne met denzelfden nitslag. De stad Zwolle,
vreezende voor verlies van handel, aangezien het nieuwe kanaal te
Hasselt in het Zwarte-water moest uitloopen , stelde alies in het iverk
ter verijdeling van de pogingen, die aangewend iverden, om de ver-
gunning tot het graven van het ontworpen kanaal te bekomen , én het
liep aan tot in het jaar 1809 , eer de Heer van D edem die vergnn-
ning van Koning L odewijk bekwam. Dan, nu nog had hij met andere
zwarigheden te kampeñ, en vond vooral moeijelijkheid in de onteige-
ning der onverdeelde markte-gronden; ook deze kwapi hij echter te
boven; zoodat men den 3 Julij van het evengemelde jaar den arbeid
kon aanvangen, en reeds in den herfst van dat jaar, 1809 , een aan-
merkelijk gedeelte voltooid had. In het jaar l 8l l was het kanaal al
tot op eene lengte van 3 uren gebragt, thans (1841) is men tot op
ongeveer een uur van Gramsbergen genaderd en wordt reeds te dier
plaatse de D edemsvaart , door eene waterleíding, met de Yecht veree-
nigd, zoodat zy nu 7 u. gaans lang is. Langs dit kanaal, hetwelk,
op een verval van 21 v., 7 schutsluizen , eene hreedte van 42 v. en
eene bevaarbare diepte van 4^ v. heeft, worden jaarlijks meer dan
8000 scheepsladingen turf afgevoerd. De ophrengst steeg, in het jaar
1840, tot bijna f 35,000. Het kanaal heeft verschillende zijtakken ,
ivelkc geéeeltelijk afgewerkt en gedeeltelijk nog in bewcrking zijn,
als: een van de Lichtmis tot aan de Vecht boven de ßercumerbrng,
welke het kanaal in eene nadere verbinding met de stad Zwolle moet
brengen i den naar Ommen, tot welks daarstelling de Maatschappij
van Weldadigheid zieh voor jaren heeft verbonden, waarvan echter
slechts een gering gedeelte voltooid is ; een Noordwaarts naar de veenen
in Zuidwolde, prov. Drenthe ; een naar de stad Hardenberg, en ein-
delijk een naar de Luttermarkte, waarop reeds twee sluizen.
Voor dat dit kanaal gegraven was, zag men uren ver , niets anders
dan dorre heiden , welke men in den zomer naauwelijks kon begaan,
en waaraan althans des winters volstrekt nict te denken was; zelfs
hadden de gronden bijna geen waarde. Thans ziet men daareritegen
de oevers van dit kanaal reeds langs zijne geheele uitgestrektheid be-
woond en met goede, meest allen van steen opgetrokkene , huizen bezet,
lerwijl de veenen , die er langs liggen, tegen 1000 guld. den bund.
betaald worden (1).
DEDEMSYAART, veenkolonie in Zalland, prov. Overijssel, voor
het grootste gedeelte arr., kant. en 3 u. O. N. O. van Zwolle, gem.
en 1^ u. Z. ten O. van Avereest, overigens arr. en 7 u. N. N. 0. van
Deventer, .kant. en 1 ti. N. van Ommen, gem. Ambt-Hardenberg.
Deze veenkolonie vormt thans, ter plaatse, waar in het begin der
vorige eeuw nog onafzienbare moerassen gevonden werden, een aange-
naam dorp , bestäande uit ruim 468 h., van welke 594 in de kom der
kolonie, doch 37 in het geh. Spontur fwi jk en ten minste 100 in de
Lut telmarkte. Het gelal bewoners bedraagt, gedurende denzomertijd,
bij de 5000, doch in den winter, wanneer de vreemde en inlandsche
veenwerkers naar de hunnen zijn wedergekeerd, ongeveer 2400. Vele
der inw. zijn handwerks- of neringdoende lieden en tevens veenbazen
of bezitten zelve veengronden; anderen bemoeijen zich alleen met het
beheer hunner eigendommen; doch verre weg het grootste gedeelte
bestaat uit arbeiders, die hun onderhoud in het bewerten va& den turf
vinden. Middelerwijl een gedeelte van het volk aan het verveenen werkt,
houdt zich een ander gedeelte onledig met het ontginnen van de onder-
gronden, zoodat er de vruchtbare bouw- en weilanden, na het af-
graven der veengronden, aanhoudend vermeerderen. Voorts heeft
men in deze kolonie, 4 scheepmakerijen , 6 smederijen „ 1 brouwerij ,
1 jeneverstookerij , 1 kalkbranderij en 2 korenmolens.
De Herv., die hier wonen, maken, sedert het jaar 1854, eene
gem. uit, welke tot de klass. van Zwolle, ring van Ommen, behoort.
De eerste, welke het leeraarambt in deze gem. heeft waargenomen ,
is geweest A n t h o n i e H i s s i n k , die er den 27 April 1834 bevestigd i s ,
en er thans nog staat. Het beroep is eene koninklijke collatie. —
De kerk, den 23 Maart 1854 ingewijd, is zoo doelmatig ingerigt ,
als men dit maar zelden elders aantreft. Zij vormt, met de daar
tegen aan gebouwde pastorie, een kruis, en prijkt op het midden met
een fraai torentje. Inwendig omsluiten elf rijen banken, die met de
beide einden tegen den zuidelijken muur der kerk leunen en even zoo
vele halfronden vormen, den predikstoel; terwijl achter deze banken,
vlak tegen over den predikstoel, nog vier andere rijen zijn , in flaauwer
gebogene lijnen. De grond is zoo aangelegd , dat zij, van alle zijden,
(1) Zij die meer oin tren t de geschiedenis van d it kanaal en de daarlangs gebouwde veenkolonie
wenschen te weten , k u nnen ruimschoots h u n n en we e tlu st voldoen in de Leerrede te r inw ijd tn g
va n h e t kerkgebouw en te r vestiging der Gereformeerde gemeente aa n de ,D e d em sv a a r t, dob'r
G. H. yan Senden.