Mí
11l> I
S
N A T U U R
fcilielyker dan in een ogenblik van Jiec eene
Ilippmit des Geziditseinders trekt naar liet tegen
over geftelde , en den geiieelen rondomleggenden
damp by donkere nacliC verlieht,
maar ook met eene onzekere plaats, waar de
blíKzem van daan komt. Want dit Luclitver'
fcliynflel baríl uit nu uit di t , dan uit dat gewelt,
en dikwyis by herhaalde beurten iiithet
K U N D E . 16 4 5
eene en nit het zdr a Op dat niemant liet
daar voor zoiide liouden , dat de wegilreek
des blickzems aUeea maar is van liet Ooften
naa liet Weilen , zoo fpreekt Lukas van tindens,
vmdkde tindtm, XVU. 14, Zelfs,
de ondervinding getiiige zynde , ftrekt zid!
dezeke uit het Wellen of Zuid-weilen naaf
den Ooitelyken Geziditseinder.
P R I N T B L A D DCXCV.
WiDt dwaur het doode lighaam zjn , ¿¡Mr xpltm dt Amden vefzudert war.
den. Matth. X X I V . vers 28.
Luk. XVI I . vers 37.
• WMT het lichaam is , aldaar ¡ytllen de Brenden -vergadert morden.
Het Jas, daar de ylrenden zieh hmg'rig by vergnd're«,
Streike ons un Zmnebeeld van dt onrichtvaerdirheid ;
Der Vrekkm, dte door fchuf en /links en krom beleid.
De fchítt en 't goed en bleed van anderen benad'ren:
Z] zyn onzalig in den allerjmgften Dag.
OMtrent de Verklaring van deze plaaczen
koraen de Sdì ryvers over de Natuurkundige
Befchryving Icliietyker over een als de
Godgdeerden. Geene weeten, dateenArent
is onder de vleefchvreetende vogelen, datdezelve
ten dien einde een geftel heeft op zyne
levens-wyze voegende , dat dezelve gezicht
lieeft en renk, zoo dat Iiy van verre en een
doodkrengziet, ende riekt. Dat de woordenvan
Job ter verklarijig dienen kap. XXXIX.
3 1 - 3 3 . Hywoont, {dthrtRt) endevernacht
>n de fieenrotze , op de fcherpe dei- ßeearotze,
ade der vafter pUatze. Fan daar fpeurt hy de
fiyze op : zym oogen zien van verren aj. Ook
zuipen zyne jongen bloet, ende 'Jtiaar verflagedaar
ts hy. En gi f t , Hiero-
11. D. II. B. 3. 4. kap. dac verifeian meet
worden geene gemeene Arent zoo zeer, als
wel eene met ZM-arte vlakjes op de vleugels ge-
Ipikkelde Arent, Percnopterus of Gypaetusy
cene zoort van Arent, welke allem onder den
frenden doode rompen kwetfi. Phn. X. B 2
iiit Jriftot. fìi/l. IX. B. kap. 31. Sooma.
J ^Y Lukas liet zelfde, dat plooma is by Mat-
^l'^us, namcntìyk een dood lighaam , en in
flien zin word het ookgenoomen by^f»öpÄö«,
^Jm^r«, Plutarchu.c, Porphyrias, anderen.
H ac den geeftelyken zin belangt gaan de Uit-
'Jggers längs verfdieiden ja tegengeftelde we-
S'^ni by Beza^ Kryfoßhomus, Bochart komt
naer de naam van een dood ligiiuain KRIST
U S voor, de gelovigen ondet de tytel van
eenen Arent : dodi anderen neemen het opvoor
den Satan, of wreede Dwingelanden.
Dit verfdiillluk laate ik den Godgeleerden over.
Het afbeeldzel en de befchryving van den
op doode rompen aazenden Arent, Percnopterus
o^Pygaetus, ook Onpelargus genaamd,
vertoonen wy uit de Fogelbffchryving van IVHlovghby
bl. 34. In gfootte is hy een Arent
gelyk of overtrefc iiem. Db kop en iials van
vederen ontblood, worden alleenlyk-doorwitte
vlashaairties bekJeed, ^^an de bek tot den
oogen- toe is de huid kaal, van verwe hemelsblaeuw.
Alle de vederen byna het gantfche
lyf beklcedende zyn bleek yzerverwig. Aan
liet onderfte van den Joals beneden de vlashaai^
ren is 'ér even als eene Jialskfing vanlange witte
vederen. De ilagwieken en itaart zwart.
Eene groote ihebbe meer gelykende nnar eene
Kokmeeuw dan naar een Arent , hetbiiitenfte
van de neb wit zynde. De neu^'aCen worden
door een zwaif vel bedekt. JDe boogen
van de oogen zyn iiit den rooden als kleine
nooten. De middelfte klau is veel langer als
de anderen. De alderaditerfte tot het voorfte
lidje toe in het midden door een velletje aan
een gevoegd. De poofen loodverwig, de nagels
zwart. De dyen van binnen wit. De
klaeuwen kleinder en Zoo krom niet omgeboogen
als wel in den Arenden. Dusdanig
zegd mieughby.
P R I N T .
I f ' V " ^ ' " - '
í K . , : - / ' !
aiilll •! .'i!!«'
-1
'I
l.„ I-
' ,
«•II: I: l