1
'¡|l||l|i:»
i:!ll.lll>
1 6 3 8 G E E S T
IN die veriiaal van den door ICWSTUS vervloekcen
vygeboom doen zieh verfcheiden
zwarigiieden op. De Heilant was eekomen
buicen Bethanien, alwaar Hy weldadige huiswaarden
heeft gehad, dewellie zekerlyk Hern,
niec hongerig hcbben laten gaan, en echter
hongerde tUm , des morgens, heel vroeg,
prooiaf, noch niet door veel arbeid afgemat.
Het is wonder, dat K R I S T U S vruchten op
den vygeboom heeft gezogt , geene heeitgevonden.
Ecn Piiarizeeuws Redenkimdige zoudc
hier tcgenwerpen, dafHy of geweeten
hcefc dat de boom onvnichtbaar was, ofniet
geweeten heeft: dat uit beide bewyzen volgt
gebrek ofvan wysheid , of van voorzichtig-
Keid. Het is inderdaad geen werk van imant
die voorzicbug is, te zoeken het geen hy op
het alderzeekcril weec niet te ziillen vinden.
Z o o dat zekerlyk waarfcliynelykeris, datHy
zulks niet heeft geweeten , Markus zelfzyne
fcem geevende , eylihcn, ei ara heurofei. tt en
autey; hy ging , 'of Hy 00k iet op den zelven
zoti'de vinden. Maar lioe zoude Hy zulks niet
nebben geweeten, in Wien gezeeten was de
geelt van wysheit, kennifle en raad ? Die zelfs
feene oogenfchouwing van noden heeft gehad ?
ie de verborgene gedachten der menfchen
kent ? Die alle dingen '•jjett ? l/eet die den tyd
der vruchten met y die de Scheppir is der boomen
en der vruchtm ? Eujebius van Emeffe. By
aldien wy KRISTUS als menfch aanraerken',
200 kon zulks Hem niec onbekend zyn, heC
welk elk een van het gemeenevolkjewift, dat
de vygcn noch niet ryp waren. Want deze
Gefciiiedenis is voorgevalJen vier dagen voor
het Paafchfeeft, op den 11. van demaandNifan,
op heteindevanMaart, op welken tyd
de vrucht des yygebooms noch niet ryp is,
maar alleenlyk in de fomer. De Zaligmaker
zelf heeft van den vygeboom gelykeniiTen
onüeent Matth. XXIV. 31. Leert van den
vygeboom deze gelykems. Wanneer zyne tak nii
teer '•j.'ort, ende de Haderen uitjpruiten^ zoo
weet gy das de fomer naby is. Luk. XXI. 29. 30,
Ziet den vygeboom, ende alle de boomen; ••jaa»-
neer zy nu iiiifprutlen , ende gy dat ziet. zoc
•weetgy uit u zelven dat de fomernabyis. Toen
ter tyd hebben de bladeren nauweiyks beginnen
uit te botten. En hoe kon de alderzadit
moedigfte JESUS zodanig opiluiven, dat Hy
den onnoozelen vygeboom heeit vervloekc-^*
JVant het -A-as de tyd dervygenniet. Of, heeft
het aan den aldermachtiglben Zaligmaker
geftaan den, tot nogtoeonvruchtbarenboom
te beveelen, dat hy aanfconds de alderryplie
vruchten zoude uitftooten, en in zoogrooD
overvloed , en zoo groote keiirigheic, waar
mede de honger zoude können geudt worden
te gi-'lyk toonen zyne oneindige macht, het
gelnve der Apoftels te verfierken? Den onvruchtbaren
boom vnichtbaar Ce maaken voor
eene lange reeks van volgende jaren ? D ze
E L Y K E
zoo veel te meer , om dat alle andere door
KRISTUS uitgevoerdewonderwerkenbew7sdommen
zyn van zyne oneindige goedheit,
en dit alleen eene vervloeking ten medgezel
heeft. Eindelyk komt de vraage daar op uit,
wat KRISTUS door zoo een zeldzaam en ten
eenemaal zonderling wondcrwerk iieeft willen
beduiden?
De tot noch toe voorgefteide zwarigheden
beletten niet , waarom te minder de Luifter
der Wysheid , en Pleiliglieit, en Coedlieit,
Godheit van den Zaligmaker zoude kon-
1 ongefchonden blyven. Zekerishet, dat
K R I S r U S gcliongert heeft; epeinafe is een
•oord, het welk de Euangeliltän gebraiken,
'anneer hec gefprek is van den honger van
David en zyner mcdegezellen Matth. XII. 3,
Mark. II. van den Apoftelen Matth. XII.
i . v a n K R I S T U S zelven Match. IV. 2. Of
deze honger natiuirlyk zy gewceft , of huishoudeixle,
gelyk zommigen al te fyn ondcrfeheiden
, is myn werk niet te onderzoeken,
Het had gemakkelyk können gebeuren, dat
KRISTUS daags te vooren van leeniren vermoeid,
des avonds van Jeruzalem te Betknien
is gekomen, en wegens al te grootevermoeidheit
gene fpyze had genoomen, datHy
daarenboven de nacht of een groot gedeelie
van dezelve meC bidden had doorgebracht en
met overdenkinge , om dat Hy Zieh tot het
aahftaande lyden zoade voorbereiden. Wat
wonder derhalven, by aldien Hy daags daar
aan zieh tot de reis omgordende honger had:
in de maag die teere kitteling gevoelt heeft,
welke honger genaamtword: Zekerlyk te verwonderen,
by aldiende eetens-lult niet zoude
bevangen gehad Jiebben den door zoo veele
arbeiden van ziel enlighaamvermoeiden. Derhalven
is 'er honger geweell , maar van aDe
zonden \lek bevryd, welke K R I S T U S niet
meerder tot een gebrekkonaangereekentworden,
als die flaap in het Sdup , de dorlt aan
liet kruishout.
Uit dietweeledigebewysreden; KRISTUS
heeft o f g ewe e t en, dat de vygeboom onvruchibaar
wiSy of I l y heefthetnietgcwceten; kan
niets worden bellootcn , dat tot nadeel van
zyne Goddelyke Wysheid zoude können ftrekken.
By aldien Hy heeft g ewe e t en, gelyk Hy
het geweeten heeft, zoo is Hynietzonderalderheiligfte
reden naa den vygeboom toegegaan.
Zyne eigen honger had Hera geleegendheid
gegeeven nm te {preeken van oe
kracht des geloofs in GOD: het niet zyn der
vrucliten cn de daar op gcvolgdc vervloeking
des booms om in der Apoftden gcmocderen
zyne goddelyk leerreedencninteprentcn. %
aldien l l y het niet heeft geweeten,
Hy het niet geweeten als menfch. Want als
GOD en Middelanr kon niets Hem onbekend
z y n In alles is J-Iy den menfrhen gelyk gewfejh
alleenlyk de zondemtgenoomen. De zwarig'J
N A T U U R K ü M D E
welke de woorden maaken van Markus; want
het en mas de tyd der vygen tuet, iieeft Heinßus
opgeloft in zyne Exercitatiombus, door
eene eenige verandering van een Taalteeken
en fcheidftreepjej, leezende: hoiigareyn, kairot
fukoon. maar "waar nu was de tyd der vygen
, welke verandering zelfs de alderrecJitjinnigften
niet können afkeuren, om dat het
bekend i s , dat de alderoudfce Boeken geene
fcheidltreepjes nog Taalteekens hebben, derhalven
gaat 'er van den Oorfpronkelyken Text
niets af. Maar dat moet hy betoogen , dat
de vygen op dien tyd , en hier ter piaatze,
ryp hebben koimenzyn. Volgens/'/;>«'«izeg-
^en walTciien de vygen in deOofterfche Luchtiireeken
in de Maand Aiaart, of Nifan. wegens
deeze zaak ftaat een getuigenis Hogel. II.
13. De vygeboom brengt zyne jonge vygskens
voorti ende de wynfiokken geven retik met hare
jonge druifkeni. Namenüyk deeze zyn bewyzen
van de Lente: want een weinig te vooren
vs. II; leeilmen : de winter is voorby gegaan.
En veel liclit Jieeft van deze Phagim , vygskm,
onrype vygen, het ¿OT'p BetbphagezdE
den naam verkreegen , om dat z y daar fcliielyker
ryp wierden als op andere piaatzen, boven
andere fmakelyker. Ook ijireekt Jezaias
XXVIII. 4. van dusdanige vroegrype vrucht
•voor den fomer , welke wanneerze imant ziet,
ttrwyle zy nog in zyne hant is, ßokt hyze 00.
ffie zoude derhalven ^ zegd Heinßus, twyfeien,
o f , alwaar de HEERE tocn is geweefi ^
de Euangeliß zegd, dat 'er rype vygen geweeß
zyn ? Maar dat die daarom is vervToektgeworden,
om dat dezelve naar de andere nietgelykendede
hope van den twy feienden en honger hebbendm
HEERE te loor fielde , of bedroog. Aan
den zeer Vermaarden IVitßus in zyne Differt.
de Ftcu diris a CHRISTO devota, welke aan
deze Uidegging floife verfchaft, is byna niets
in den weg, waaromhyditgevoelennietzoude
onderteekenen , als de eenparige eensgezindlieid
van alle de Boeken en Overzettinp
n , van Heinfius afwykende. Eene nieuwe
iiezing naar zyn welgevallen zieh te verzinnen,
alfchoon ander een behaaglyk voorwendzel, oordeele
ik de zedigheit eens Godgeleerden onwaarte
zw. Dus fpreekt h y , geheel daar over
wt zynde, dat hy zonder eenige verandering
van den Text eene verklaring zoude geven
met de Wysheit te gelyk enRechtvaardigiieit
KRISTUS overeenkomende. Doghyver^
ineldvooraf, dat zommigen met Hammondus
van gevoelen z yn, dat door de benaming kai-
'•««j de tyd, hierniet word te kennen gegeeji^
n de maand of dag, op welken deze Ge-
'c'iiedenis is voorgevallen , maar het geheele
Jaar, en dat de woorden van Markus, oukeyn
'^"'r OS fukoon, dus moeten verklaart worden,
""" erat annus ficmm ferax, want het en was
goet yyge'.Jaar , es war kein gut Feigen-
Jahr, gelyk by Horatius geleezen word ^iJmifer
& locuples frugibus annus. Een jaar
veele boomvruchten dragende en ryk van aardgev;
a(fen. Zoo zeggen wy Hoogduitfclien,
em Wein-Jahr , Obs-Jahr, een Wyn-jaarj
een Ooft-jaar. Welk gevoelen gemakkelyk
kon toegeftaan worden, by aldien de Griekfche
Tale ons dusdanige manieren van Ipreeken
aan de hand gaf ^ dog byzonderlyk de
Heilige Schrift, alwaar in tegendeelvoorkomt
Tyd des oogßs , Mattli. XIIL 30. Tyd van de
vrnrht des wyngaards, Luk. XX. 10. Nuvolgen
de gedacliten ^'an JVit/ius zelven. Uit de
reeds bovengezegde dingen is het blykbaarj
dat in ludea tweederley zoort van vygen zyn
geweelt vroegrype, te vroegrype, ryp in de
lente, tnlate vygen, by den zomertyd. Gene
worden genaamd Hoz. IX. 10. hakkoroth.
Ik vond Ifrael als druiven in de woeßyne, is zag
uwe vaderen als de eerfte vrucht aan den vyge.
boom m haar beginfel. Hoz. IX. 10. Van de
laat rype lees Num. XIII. a Daarna kwamen
zy tot het dal Efcol, ende fneeden van daar
eene rancke a f , met eene tros ivyndrniven —
ook namen zy van degranaatappelen, endevan
de vygen. Zoo ook Mattii. XXIV. 31. Van
de te vroegrype vygen PlimusXV. B. r8. kap.
Eene zoort van kleine boomen bedekken zy na
den herffi met meß , en de onrype vygin iri de
• ner afgeplukt: dewelke met den boom by zachlucht
wederom opgegraven, en tn de lucht
weder om gebracht, zoo ontfangen zy wederod
zeer greetiglyk, ah op nieuw gebooren, nieuwe
hitte der Zonneßraalen, en andere, dan in welken
zy geleeft hebben : en met de bloeffem der
aankörnende worden zy ryp, vroegryp zynde op
een ander jaar, zelfs in het alderkoutße gewefl.
Dusdanige vygen dan zoclit de ZaÜgmafcer
in den volbladerigen boom, doch vond nochtans
g e ene , om dat dezelve niet was van de
vroegrype zoort. En de wydvermaarde Godgeleerde
houd ftaande , dat het aan KRIST
U S geensfins tot nadeel geftrekt heeft, by
aldien dat 'ergezegtword, datHy als menfch,
den boom van verre gezien zynde niet lieefc
onderfcheiden of dezelve van de vroeg of laat
rype zoort was. Men kan uit Lightfoot en den
Talmudiften daar by voegen, dat 'erinjudea
vygeboomen zyn geweeft van verfcheiden aart,
dat 'er zommige alle jaren vTuditen droegen,-
dat in andere die ryp zyn geworden eerft op
het tweede of derde jaar, maar' echter ook des
winters de bladeren behouden hebben.
W y gaan verder voort tot de merkwaardige
vervloeking van den vygeboom , waar
-an Kryfofthomns overaardig zegd , dat de
door zynen gantfchen levensloop alderzachtledigfte
Zaligmaker heeft willen ten toon
Hellen de macht, welke Hy bezat, om te
flraffen, ten bewys voor den Apoftelen zoci
:1 als voor den Joden, dat H y , by aldien
Hy zoude willen, henheden, dieHemzouden
kruizigen, met een uitgeiprooken woord aan
y den