IMr'.y r
li'liil''' 'IL
i
.A
fc. Ii
1774 g e e s t e l y k e
boom gevoegd in de bail van cene andere
ente.
Door eene omgekeerde tnanier waiTen de enten
naa benceden, en können daarvan verfcJieiden
zoorcen van Naaidswyze boomen
( Pyramiden ) gevormt worden.
Öoor Oknleering door eene pyp efgoot wordsn
vier of vyf knoppen op dezelve ryge geplaatil
afgetrokken, en in eenen anderen boom geplant.
In de voortplanting zelve der boomen en
de inentinge der enten in dezelve ontdekt zig
de waarheit van die iiitfpraak van i i^rw« 7mmegißtts
: Dat gem het welk het bovenße
dat is gelyk als dat geen y het welk het bernedenfle
is. Want de takken icliieten niet alleen
wortelen, en groeyen tot boomen op, maar
ook de wortelen ryzen op tot takken en
boomen.
A. is de Wilde Olyfboom I. B.
Romein. XI . vers 14.
Zie Romein. XI. virjf: 17. i8.
DE EERSTE BRIEF AAN DIE
VAN KORINTHEN.
I. Kor. II, vers 11.
Want me van den menfchen met het geene des menfeben is , dan de geeß des
menfeben die in hem is ¡ al^oo en met ook. nimant het geene GODS is, dan
de Geeß GODS.
Ult de befchouwing van de wereld kennen
wy v/el GOD den Schepper en den Onderhouder,
maar ook des merifchen redelyke
ziel, dewelke liem ziet en aanmerkt. Evenwel
ult aanmerking van de wereld blykt het
weezen noch de eigenfchappen der ziele zelve
niet, maar wel iiit de ondervindiogzelve, en
eigen gevoel. Wy moeten binnen in ons eigen
zelven gaan, om te leiten op die dingen,
dewelke onze ziele doed, ende 1yd, op alle
gedachten, en derzelver veranderingen. Deze
weg tot de kenniiTe van ons zelven leeraart
ons Paulus, ^le van den menfchen weet het
geene des menfchen is^ dan de geeß des menfihen
die in hem is ? Van GOD verkrygen wy nooit
een Denkbeeld overeenkomilig met hetGoddelyk
Weezen , om dat een eindig Weezen
een oneindig niet kan begrypen. Niemant
weet het gene GODSis^ dan de Geeß GODS.
I. Kor. III. vers 2,
Ik^hehbe ü met mell^ gevoedt, ende niet met [lafle) fçy<e: 'ivantgy en vermochtet
{doe) noch niet.
Melk is het alderbekwaamile voedzel voor
de aldertederfte kindertjes, het welk byna
geene verdere vcrdouwing eifcht, als dewelke
reeds van le vooren het zy in het menfchelyk
ofhct beeftachtig lighaam tot bloed is veranderd
, en van aaar wederom afgefcheiden 5
geheel en al van alle anderilagtige deelen bevryd
zynde. Brood, vleefch, moeskruiden,
andere fpyzen eifchen verteering j in de maag
krachtcn, welken een zuigeling noch maar
zeer zwakke heeft. Melk levert Ipys en drank
Ult, gaat gemakkelyk iiit de maag door naa
den ingewanden, van deeze door de melkvaten
over tot bloed, en neemt na eenige omloopen
de purperverwe aan, en word gemakkelyk
aan de zelfftandigheit van ons ligliaam
aangevoegt. Waar uit als in het voorbygaan
blyktj dat een landichap van melk overvloeyende,
hoedanig ons Zwitzerland is, en
Paleftine is geweeft , een zeer dierbaar pand
is van den Schepper, byna gelyk te ftellen
met die Indlaanfche Landichappen, in welken
eene eenige Palmboom Ipys, drank, kleederen,
bedclefpreyen, byna alle andere dingen
tot het leeven noodzakelyk, verfcliaft.
I. Kor.
n a t u ü r k ü n d e .
I. Kor. V. vers 6.
— Weet gy niet dat een wnnig Kmrdeejfems het gehecle deeg zmt maal^t ì
ms
Allioewel de Heilige Paulus in het byzonder
fpreekt van de gifting des broods, wanneer
degelieeie idomp uit med en water door
ondergeioieed zuurdeeflemdunder word , en
uitgebreid worden zappiger, 200 zoudenochtans
iiier piaats iconnen Iiebben de gantiche
leere van gifnngm , warme ende Itoude,
door dien dat in allen een eenig druppeltje
van zuuraditig of zerpachtig zout (^AkaW)
m eene groote menigte waters zicli verfpreid,
en derlialven vind de zedelyiie toepaffing van
den Apofcl piaats. Maar deze leere van de
gillmg zoude een geheel Boek vereifclien,
geene beknopte Uitìegging. Men kan desweegens
leezen voornamentlyk de Memoire!
de rjcademie Rojale ijoo. en 1701.
I. Kor. V I I . vers 18.
Is imant leßeeden zynde geroe^en? die en Ute hem geen (-voorhyt) aantrekkn.
Van de Aantrekking können ons de Gerciiiedems
Sdiryvers en de Geneeskundigen
onderreclit byzetten. Het gebeurd zeer dikwyls,
dat een Afvallige Jood verdrietig zynde
Over de befnydenis iiaa de vooriiuit getragt
heeft, en verkrecgen lieeft door iiet
voorttrekken, langer maaken , dat het zelve
aantrekken is in den Text voorkoomende.
Diis namendyk wilde hy of meer beliagen een
Vorlt van eenen anderenGodsdienft, ofeene
onbedachtzame drift toonen. tegen den Voriren
Godsdienft, welken hy had afgezwBoren,
cf bevailiger worden voor de vrouwelykekinne,
of vermyden de uitjouwing van het volk
mde openbareSpeelen, in welken zy met het
naakte lighaam moeften gaan. Zoo leezenwy
I. Makkab. I. 15. lä. van den Joden, dewelke
te Jemzalem geleeft hadden onder Antioclius
Epipiianes.
Klaarder toont Joßfus OiiM. XU. B. 6. kap.
dezaak aan: zy haddm de heßiydems der teelleedeii
bedeh , ö/> dat zy den Heidmen zoiiden gelyk
ivorden. Een zodanige wierd van den Joden
genaamd mafcbtik , aangetrokken , een aangetrokke
voorhuit bebbtnde, een wederoni gcvoorhuiden.
Doch die wierd voor eenen onbefneedenen
gehoiiden, gelyk zuiks te zien is in het
Boek Jevammoth kap. 8. bl. 7z. Tot die
rang verwyft de Talmud Trailaat vmhetSanhedrm.
bl. 44. Achan Joz. Vil. Zoo verklaaren
ook de Joden in JalkM bl. í 3. die di •voor.
hmt feW™ Jerem. IX. jy. en wederombefiieeden
worden deEgiptenarengenaamd, dewelke
ten tyde van den Onderkoningjofephzich
liebben laten befnyden, hy gcflorven zynde:
dog Iiet vveik Cunxus wederlegt in de Rnubl.
Hebraor. III. B. 5-. kap. nademaal nit Herodotus,
Strabo, anderen bekend is , dat de befnydenis
onder dat Volk is verbleeven. Doch
van veele wedergevoorhmden op niemv befneeden
m de dagen van den valfchen MeffiasBf»
leeftmen, 52. jaren na de verwoeftinge
des Tempels, in den Babylomkhen en -Jeruza-
'mfchen Talmud.
De werking zelve , welke de wederomge-
/oorhmdengibruiken, kan gene andere zyn
dan eene ^i/^ayíi, aantrekking, voorttrekking,
waar door de vezeis van de overige voorhmt
allengskens langer gemaakt worden. Want
eene van zelfs wederom voorhuidmg gaat het
feloof by na te boven. Docli de zaak gaat
eeter aan, wanneer devoorhiiit eerftmeteen
fclierp mesje of lancet rondom het hoofd van
de manlykheit word afgefcheide n. Over deze
zaait fpreeken breeder Ceifus VII. B. ij-. kap
íyEgmela de Re Medica VI. B. 53. kap. Galenm
Meth Med. XIV. B. 16. kap. iredeliu!
de Efíf^amo Jííd^eorum in Dec. V. Exercit. 1.
I. Kor. IX. vers 51.
JVant in de IVet Mofts is gefchreeven : Gy en ^»It eenen dorfchenden olTe niet
mullbanden,
Zie Deut. XXV. vers 4.
I . Kor. XI I . verffi 18. ly. zä.
Maar nu heeft GOD de leeden gexet, eenygelyk van de^he in iet lighaam,
ly{ hj gemlt heeft. ^
Of dat geen tweedracht in 't lighaam en z j , maar de leeden voor
Korge ^ottden dragen.
Ende het zj dat een lidi Ißt, Ißen alte de leeden mede.
De
l'i UJI
l'ili' !«i
'"rii:
, '>11«
.•:I1