l ì ; :
; í i ¡ Í í l « !
1604 G E E
L u k . V IH.
S T
verff: 42,
E
f i -
Y K
54- Sí-
Want hy hadde eene eenige dochter 'van omtrent fwadf ¡aren, en dexß lag op ¿,
fierren.
Ende zy fchreyden alie, ende maak$en mishaar over de^ehe. Ende Hy xjñde :
fcbreyt niet, zy en is niet geßorven, maar zy ¡laap.
Ende zy belachten Bern, metende dat zy geßorven was.
Maar als Byxß alle uitgedreeven hadde, greep Hy bare hant, ende riep,
de: Kint, flaat op.
Ende hären geefl keerde weder, ende zy ü terßont opgeßaan^ ende Hy gehoodt ¡ én
mm haar te eeten geeven ^oude.
Dit fchoon Taf'reeJ vertoond ans weêr een wonder-werky
Waar door den Heiland zyn altnogenhetd deed blyken :
Een Dochter, door den dood geiloopc, n&uiur te flerk,
Ziet haar ontzielde romp weêr met den gecft verryken.
Hier ßaat het ongekof, hoe ßerk het woed en raeifi
Op Krißus --j:; ander en, ontroerd, ontßeld^ verbaaß.
Maar innlt ge de oorzaak van dit zeJdzaam 'uionder hooren ?
0 Leezen 't was alleen haar s'vaders groot
Dat kon den Heiland van de iziaereld dus bekoi
Dat hy de wreede Hei ontrukte haaren roof.
Gelvkkig zyn we^ indien 'wy mar 's Mans voorbeeU ßreeven.
't Gcloof kan ons allein 't onflerflyk leeven geeven.
ONs leven, afhangende van de vereeniging
van ziel en lighaam, twee alderverfchillenlte
weezens, geiyk hetzelvegeen werk
van de Natuur, maar van G O D is, zoo kan
ook het zelve , eens verlooren zynde , door
gene icrac)iten der natuur, maar alleen van
GOD herftelt worden. Aan de wenk van de
hoogfte fpringbron van dit leven ftaat h e t , geiyk
Jiet leven te geven, zoo ook het verlooren
te herftellen. Hier uit blykt het , dat de opwekking
uit den dooden het werk is van den
Almachtigen. Derhalven is deze verryzenis
van Jairus dochter een wonderwerk. Én dat
z y is geftorven geweelt blykt uit alle oraftandigheden.
Zie daar het getuigenis van den
bedroefden Vader by Mattheus ; „ myne doch-
„ ter is nu terftont geftorven „ Markus het
verhalendc, zoo is deze docJiter op dientyd,
als de OverAe der Synagoge KRISTUS om
hulpe bad, indoodsnoodgeweeft „my n doch-
3, terken is in haar lüterfte,,. Maaraanfconds
zyn 'er toegevloogcn de droevige tydmgebrengers
van het overlyden „ iiwe dochter is
„ geftorven „ . En Jiet wonderwerk verriclit
zynde was de ziel wederora in iietlighaamgekeert,
„ haar geeil keerde weder „ zegd Lucas,
namentlyk van de verftorvene , zy ßont
op. Ook heeft de Zaiigmakcr gclaft aan de
wedcropgewekte fpyzevoor te zcttcn „ende
„ hy geboodt datmen haarte etengevenzou-
„ de„: niet om dat zyzulkshad van nooden,
maar op dat Hy den omftanders zoude overtiiigen
van de waarlieid van liet wonderwerk.
het welk den Ceneesheer niet meer
had, dan Talitha Kumi, „ Gy docliterka
„ llaat op„ : ja eene wenk eener almaditi|
wille.
Dit geval moet, gelyk andere van üoogf
naamde tweemaal geßorvenen , naeuwkeur
onderfcheiden worden van die geene, dewi
ke of aan eene bezwyming, diezwaaris..
dervallen, zoo dat z y fchynen den geeftgt
geeven te hebben, ofook als gellorvenen'
de doodbaarzyn gelegd en begraaven gewo.
den, of die eeritopgehangen zynde van'
galg naa de Sny-kamer gebracht zynde ofii"
zelfs herleeven, of door hulp van toegediem
hulpmiddelen wederom by het leven bekM
men. In allen dezen is de ziel niet uitgebl
zen, maar als in eene diepe flaapluil heeft
ingedompeld gefchuiit, zoo dat derhalven ii«
wederom by het leven koomen, datzyni
niet verlooren hadden, niet is te verwon^f'
ren. Maar de band tuffchen ziel en ligliaäS
eens verbrooken zynde , zoo kan de ieevei»
herftelling zonder de wenk des almac
niet gefchieden. Derhalven zyn de voorb«
den der wederom uit den dooden opgewekK^
de welke in de heilige Bybelbladeren voorlii
men, niet te brengen tot geneeskundige
Mellingen, maar onder wonderwerkenter^
kenen. Wat wonderlyks is geweeft, ^
geene wonderdaad, het welk Jjklepiades"^^
Prüfe te Romen i}eeft uitgevoert. Maf'"
heeft Afklepades vm Prüfe tot groot eroetnn"'
ßrekt een menkh van de dood -^cM
iiii>i
kap.
roem,
N A T U U R K U N D E . i^ o j
doodmaal van het grafap de tafeJ brennen. OndertiiJJ'chen
ontßont ""er eene mmpeling: een ge-,
deelte te zeggeu men moeß den Geneesheer geloow
«, eengeäedte begon de Geneesknnäc tebefpotten.
Jen laatßen , zelfs in weerwit der nabeßaanden
, om dat zy nu de erffeniß zelve niet
hadden , of dat zy nag hem geen geloof gaven :
nocbtaris heeft Afklepiades bezwaarlyk eene korte
uit fiel voor dm dooden verkreegen. Ende aU
du/ mt banden der doodgraavers getrokken zynde,
is hy weder naa hms gekeerd, en heejt aanfionds
het ge moet verk-^ikt, en inder yl de ziel
in de fchnupiaatzen des Ughaams verborgen door
eenig e g eneesmiddelen te voorfchyn geroepen. By
dit verhaal verdiend een ander'gevoegdte worden
van eene vrouw by die van Poitou tweemaal
ter aarde befteld. 3, In een Dorp van
5, Poitüu , v/as eene yi-ouw zeer krank, ten
j, elnde van welke zy in eene ilaapziekteviel:
5, Irnar man en alle die rondom haar waren
« geioofden dat z y geftorven was. Z y won-
5, den haar alleen maar in een Laken volgens
!, de gcwoontedcrgeringeliedenvanhetland,
j, en deedden Jiaar ten graave brengen. In
„ het gaan naa de Kerk geviel h e t , dat de
„ geen die haardroegzoodiclitegingby eene
doornhaage, dat de doorens haar geftoo-
„ ken hebbende, zy wederom uit hare (laap-
„ ziekte bekwam. Veertien jaren daarnaftierf
„ zynogeens, ten minften mengeloofdehet
„ ZOO, wanneerdatmenhaarteraardebracht,
„ en datmen dicht by de doornhegge kwam,
„ begon de man twee of driemaal'te ffihreeu-
„ wen : kom niet te dicht by de heggen
Menagima bl. u 7. En aan ons Geneesheeren
kan niet onbekend zyn de Gefchiedenis , dewelke
te Oxford is voorgevallen in het jaar
6so, in Wintermaand. j^nnu Greene , een
meisje van twee en twintig jaren wegens kin-
4ermoord ter galge gedoemd, is eeA lialf umlang
aan de galg blyven hangen, De nabeftaanden
hadden , Tolgens de gewoonte van
datkwaaddoendeVolk, allesgedaan, hetweik
z y , om de laatftcoogcnblikken van deze elendige
te verhaaften, doen konden , deze met
vuiften op de borft te Haan, anderen met aan
de beenen te trekken , anderen met het ligiiam
op te beuten, en d.-m wederom vanzelf
e laten ncdervallen , deeze wreede barmliertigheit
tot ZOO verre hebbende vervolgd , dat
de rondom ftaande Rccliters hen bekeeven.
De doodcj of die d;rar voor wierd gebouden,
ierd op de Ontleed-kamer gebra'dit. De
doodkill: open gedaan zynde word men eene
zacljte ademhaling gewaar, en was 'er een uit
de byftaanders, die de borll: van deze elendige
met vuiften i loeg, zullende zoo al het leven
beneemen. Maar aanftonds zyn daar by
gekoomen de Beroemde Geneesheeren, Betty,
mlhs, Bdtthurß, Clerke, die, nadatzy
gemerkt hadden, dat 'ernog leven overig was,
gelall hebben dat hec lighaam uit een kout in
een
zynde. Plinlus VII. ß. 37.
Door een groot aanzien en geene mindere
ah hy een onbekend iyk te gemoet wasge-
. de mnfeh van de boutfiapelverloft hehbende
ende behonden , op dal niemand het daar
voor zoude hoiiden dat eene zoo groot e verandering
voor kleine oogenblikkengpjehied <was, Dezelve
XXVI . 3. kap. Namendyk deze Afklepiades
is geweeft een Tydgenoot van Mithridates,
Hervormer der Geneeskunde teRome,
dog eene zaak van zoo groot een gewicht kon
liy ter iiitvoer niet brengen , ten z y dan onder
een voorgewend wonderwerk , en de toneelachdge
geneezing van eenen , millchien
krank te bed leggende , in welken hy buiten
tvvyfel tekenen van ziekte-verandermghad bemerkt,
dien hy nochtans als eene doode be.
laft had datmen zoude te begraaven brengen.
De Latynfche Ilippokrates, ik noeme Ce^iis,
heeft inderdaad deze geneezingnietzeerhoog
gefchat, de Mediana II B. 6. kap. „ Zekere
„ dikwyls by malkanderen geftelde tekei
„ bedriegen geene goede maar onervarenen
„ Geneesheeren: hetwelk^iÈ/e/iWi!Ìeiweeten-
„ de heeft tegen eene hem ontmoetende lykj,
ftacie geroepen , dat iiy leefde, dien men
„ te grave bracht,,. By aldien Jpulejiis geloof
verdiend , die een breedvoerig verhaal van
dit voorval docd , zoo waren de erfgenamen
van Afklepiades zoo zeer vernoegd niet 0
die valfchelyk voorgewende geneezmg. Dus
zegd hy onder mduKtiinFior-idis bl. 361. Die
Jfklepiades, onder den Geneesheeren^ by aldien
gy Htppokrates alleen «itzondert, de voorna.
Jte , heeft ook de eerfie uitgevonden om den :
ken door 'wyn te helpen , dog namentlyk ßp zyn
tyd te geeven : welke zaak hygrondig wift in
seht te neemen: als die zeer naeuwketirig a '
ßoeg op de ongeregelde, of zeer goede flaageni
de Pols-aderen. Deze dan by geval van zyn
landgoed in de Stad körnende, zag op de Stads
hinten velden een groot lyk geplaat/t, en eene
zeer talryke hoof menjchen, die ter hegraafenis
kwaamen, rondom ftaan , alle zeer droevir en
met gefiheiirde tleederen. Hy trad nader toe,
om ook te weeten, volgens de aart der menfchen,
wie die was , om dat niemand den vraagenden
aniwoord gaf. Doih hy had zelf m hem door
de kon/i iets ontdekt. Zekerlyk heeft hyhetnoodlot
van den leggenden en byna ofg'egeeven menfeh
•meggenoomen. Bereeds -^aren alle de ledematen
van dien elendigen met fpeceryen beßrooid, reeds
was zyn mond met welriektndfmeerfel beftreeken,
reeds was hy terbegraavmgverzorgd, het
avotidinaal bereid , wannen- hy hem naetiwkeunglykbefehouwdhad,
heeft hy zommiie tekenen
bemerkt • hy heeft geduiiri^lyk het hghaam
van de,! menfeh behandelt, en heeft in het, verborgen
leven gtvonden. Aanfionds heeft hy vitgeroepen
dat de man leefde , dat zy 'derhalven
de fakkels zoiiden wegdoen, de lykvmren mtdtoveu
, de bontßapl om vene werfen , het