' f Mii
E
l'Il'i.
I ' l !
1804 G E E S T E L Y K E
PRINTBLADEN DCCXLVI. DCCXLVII.
DCCXLVIII. DCCXLIX.
• Michael ende zjne Engelen hrygden legen den Braak.» de Draa{
de 00k, ende zyne Engelen.
Bnde de groote Draak ü gemrpen ^ {namelyk.) de oude Stangey weli^e genaamd
mrd Dtfhel ende Satanas, —
Büken 't gewehte der Slange.
Welke de ßraakßit zjnenmont haddegeworden. Openb. XI I . veriT. 7 , p. 14,16.
Door de allerzoetße band der vriendfcbap, die een vi'ind
Met zachte koorden aan eens anders hart verbind ^
Gaf braave Linckius aan SCHEÜCHZER, vede Slangen,
Die ieders oordeel met verwond'ring doen bevangen.
In and're waerelden geteeld. Gy, die de baan
Betreed van SCHEÜCHZER, wilt ww uietenslufl verzaan'_
Hy toond u eenen reeks natuurverborgenheden,
In d" aart en eigenfchap dier dieren pnß te ontleden:
Ook geeft V Mans kmdigheyd^ ep alles afgericht,
¿7, van al 't fuikgeßeente een net en klaar beriiht:
Ontvow^'ende u den aart van J^fpis, van Saphieren,
Cakedony Sardonix^ Smaragden^ fchoon van vieren»
Den souden Chryßliih, de» Saraus en Topaas ^
Berillus, Hiacinth, den gUinde Chryfopraas,
En d'Amathtß^ zo fchoon -van verf en glans en vonken;
Jwß zespaar fieenen, die op Arons borßlap blonken;
En die, gelyk Joan, in Openbaaring zegt.
Tot Fondamenten van de muuren zyn gelegt
Fan V nieiiw Jerufalem, de Stad der Zaligheden,
De Troon des Eew^igen, en 'i tegenbeeld van Eden,
Daar 't nimmer nacht /j, en nooit Starren, Zon^ noch Maan
• s. f^erß:h^nen op haar beurt, m nimmer ondergaan.
Een fchat van kennis is in dit Tafreel te zoeken:
Hoe kleen, beßnit het meer dan zelfs een fiapel bocken.
B Y verfcheiden gelegendlieden hebben wy
vry feie Slangen ten Toneel gevoert uit
de alderwelverzienile Sdiatkaraer van den zeer
Edelen Linckius : van Leipzicli, mynen aiderg'emeenzaamften
Vriend. By aldien een
Bemiiinaar van de Natiiurkundige Befcliryving
de volgende daar by.voegt, zoo zal Jiy het
pootfte gedeelte van de Slangen-befchryving
hebben. Gelegendheit daar toe verfcliaft de
groote Braak ^ de Oude Slange, die de Eeritegefchape
mocder heeft verleidt.
Pnntbl. DCCXLVI. Fig. I. Eene Amerikaanfclie
Adder/lang zeer fraai met witte,
zwarte, geele , roode vervven befcliildcrd,
zwarte vlakken zonder rang heen en weerlopende,
de kruin van de kop wlt, maar met
eene zwarte pylvormige vlak längs het achterhoofd
tot het midden van den Jials, welke
•van wcerkantcn fpits is, geteekent, de itaart
uit_den res en lichtbleeken geftreepc.
u e /Mncnkaanlctie Adderilang zeer aardig
uit den witten, zwarten, rooden geteekend.
De Drieverwige Amaranth iiit de Boekery
van Ruyfchj de afgod der Nigriten.
Fig. 2. Eene geruite bleekblaeuwe en zwarte
Adderilang met eene geele buik.
Printbl. DCCXLVII. Fig. 3. Eene Slang
zwart van kop ennig, maar wonderlyk met
witte ftippen van vcrfcheide gedaante onderfcheiden
, ook met zwarte vlakken doorgaans
zonder rang tot de benedente witte buik afdaalende,
en dezelve omringende , de ftaart
uit den zwarten, geelen en witten geftreept
hebbende.
Eene Amerikaanfche Slang metzwartc kringen
en witte Aippels.
tiaris by den Arabieren eene zoort van cene
Slang met witte en zwarte ftippen gefchakeert.
Fig. 4. Eene voor én achterwaarts kruipende'
iSlang met ontelbareuit den witten en zwarten
vlakken aan den hals dikkerzyndc, opde
rug tot het iiiterfte van de ftaart toe als met.
zwarte rondomgaande afgefneedengeniit, geel
en breed van buik.
Eene
TA.14 DCC'XI-VI.
A r o t ' . l'ap. xn. v. r- c]. •^-^^fj-riib .^C/^'. xir. I'. r- fi-
I G.Ptnlz scutjis.