i57<i g e e s t e l y k e
Eene Adder-Slang niet zeer groot, eene
adder ffelyk. Lvciati, in
Da'Sckmliieett--:l lang , Âcontias , drie palmen
lang, eene kleine vmgerdik: afcliverwig naa
het melkwitte hellende: de buikteneenemaal
w k , met kleine vlakken gelyk als oogen op
de rüg Teelvervvig verzien. Van de zwarte
nek S loopen twee witte llreepen de langte
van den rüg tot aan de ftaart. De fdppen
ï y n niet kleinder als een erretje , zwart van
verwe omringd met een wit randje. Raj. Syv.
2 9 0 . uit Belm.
Eene Slang (fi/ofJ, Ehfs, Elafhis) van
den Inwoonderen op liet Eiland Lemms genaamd
La^biali, heeft de langte van omtrent
3. voeten, debuikgeel, de mg afchgraeuw,
met drie zwarte ftreepen van de kop naa de
flaart afloopende./?(i;. op de aangehaalde plaats.
F i g . I r . D e d ikke Slang vanEfcuUfius, mj
een opgezwolle kop . lut den wit geelen ei
zwarten gefdiakeert, en fraai geteekent mt
breeder zwarte en enger witte en geelachtig
ftreep-banden; in het midden van het lyf byiü
worden de breeder ftreep-banden purpervet
wig, met wit daar tiiflchen in, naa de Haan
toe zyn de banden witachtig , om de ändert
ryge in tween gedeeld.
D e SUng vm Efcnlapiiis: „ G y zult vio
„ den eene op den menfchen toefchietendi
„ Slang, een lang wangedroclit, welken v
„ ook den iiontm Letwjj genaamt hebben
„ gevlakt als fchubswyze „ . Nicmd.
vs. 463-
Printblad DCLXI I I . Stelt eenen Farizeeui
in zyne kleeding voQr oogen.
P R I N T B L A D DCLXIV.
E n i e J S S V S gedoof t z j n d e , is terßont ofgehlommenuithet water. Ende àit\
de Hemelen werden hem geofent , ende liy ^^g den Geeß G O D S nederdda,
geljk.eene daive, ende of hem komen. Matth. III. vers 16.
Lucas III. verff. i i . zi.
Ende het gefcUede, doe die het Folkgedooft mert, ende J E S ü S oo^gedoopt wii^
ende badi, dat den hemelgeofentmert: ;
Ende dat de Heilige Geeft op hem nederdadie in lichamelyke gedaante gelyk een
duive-. ende dat 'er eene flemme gejchiedde ait denhemel, ^eggende, G y z p « ^ j
gelieJdeZone, in U hebbe ik.myn welbehagen. '
Joannes 1. vers 32.
Ende Joannes getuigde, Kfggende, I^hehheden Geeft getiennederdden uit den h
met, geljk_eene dnive, ende bleef op hem.
De Heer van alles 'word gedoopt door zynen Knecht.
Ô Groote Neärigheid, en zeldzaam wonder tevens!
De Scbepper van 't Heel-al, de Hur des doods en levens,
Ontfangt het teken van 't Verband., voorheen voorzegt.
De Hemel opent zieh, en ßuks daald van om hoog
Op Jefus hoofd een Dnive, en uit de Hemelhoren
Laat zieh de flemme van den G O D des Hemels hooren:
Dit 's myn' geliefden Zoon, de welliill van myn oog.
'i Verbaazenjt wonder volgt op een verbaazendt wonder.
Roemd, Krifienen, de gtmß van G O D den Jldaorgronder,
Die onSj dien Zoon verkende als Prießer^ en Propheet,
En Ojferhande ; en poogt in detigd, in leer^ en leeven
'Dien grooten Heiland van zyn Kinder en naar te ßreeven :
Uw Loon, legt y mt Genade., in Jefus bloed, gereedt.
,Oor wonderwerken worden de omftan- die ook zyn , vergezelt. Wonderweiia
D digheden van K R I S T U S leven, hoe hebben wy gezien in de geboor te, wy z *
TAb DCI. XIV.
-MJVTTJI . CAP. III. -V^.
ï e s i i s Laplizahis.
^UiiHij- oStj.. m . tr. lt.
Dil'. jt^Jtilfr^ ÎÎi'tIf'-
I. .'1. Frt,in\h M,/^:--.