iH'ìi
K U N D E . ,7 4 p
door de Tegenzang. De fon/lamtmtn des kirferj
worden gefeliiid. Of 00k liet overige der
Stad gebeeftheefc, hetwelkdoorgaansbygemeene
aardbeevingen plagt tegcbeuren, blykt
met iiit de Gefdiiedcnis. Dat voornamendyk
mvenvonderingwegrakt, zyn de iiitwerkingen
van deeze beweeging. Alk de deuren winden
geopent, ejide de banden van alle wierdtn los,
Daar veel eer liet huis moeft ingellort hebben,
en dcgevangensonder de piiinhoopen t'zamengedrukt
worden, ftaat het zelve ongefchonden,
maar de grendelen worden ontflooten,
de ilooten verbrooken endeyzere boey^
, alles door een wonderwerk.
N A T U U R
in raeyren en zeen, Eilanden uic de zee op •
ryzen; huyzen ter nederllorten, en dat byna
door een wonderwerk menfclicn onder de puinhoopen
begraaven gered worden. Deze dingen
zyn wonderlyk, maar gene w onder werken.
Maar alliier koomen voor verfchyniTelen,
welke niemand der Wysgeeren naa de
liitwerkingcn der natmir zai verzenden. Te
Piiiiippis worden Paulus en Silas in den Kerker
geworpen , ja zelfs, op dat zy niet zouden
ontinappenj in den bimienßen kercker, en
de ßoclfMaarder-verzekerde bare -voeten in den
flock, vs. 14. Ende omtrent de middtniachl,
zonttn zy GODE hfzangen, vs. 15. Eene
aardbeeving van GODgezonden weergalmt
Hand. X V I I . vers 18.
Enàe tpmmigi vm de Eftcunifche ende Stoifihe Philoßfhen. »
Z:e Hand. XFll. -uirff: x;. i8.
Hand. XVI I . vers 24.
De GOD die de mreld gemaakt heeft , ende alles tut daar in is, de^e zynde
een HEERE des hemels ende der aarde, en woont niet in Tempelen met han'
den gemaakf.
Zie Hand. XIV. vers 15. Kap. XFII. virjf: xj. 18.
Hand. XVI I . vers ij.
Ende en mrt ook.vm menfchen banden niet gedient, als iets behoevende , akooh^
vive allen het leven, ende den adem, ende alle dingen geeft.
hoor of de ooren. In dezen algemeendcr zin
word fnoey genoomen van Pncxus in de Aanleeken.
over deze plaats. En daar fiaat cene
lieerlyke plaats by Cicero de Mai. Deornm.
Du hebben alle ßtrvelingm zodanig dae
zy wyngaarden, koorenlandeu , plaaizm met
oiyfboomen bcplant, vriichlbaarheit van aardvruchleit
en boomgewafchen , eindelyk allegemak
, in vonrfped des Itvens uan den Gooden
hebben. De Heidenen zelve namen zeer ve eie
dingen waar in het Ryk der groeibare dingen,
dewelke te vcrwonderen zyn: hier van daan
kwaamen de Vergoodingen der Planten, hier
van daan Goden en GodeiTen over de planten
gcltelt, Seja, Segefia, Sefietia, van zacyen,
oUoorn, zoogcnaarad, Tmtiilina, Nodmus
ofAWoiwr, HoftÜina ^ Patulena^ Patule-
»US, Ramma , Robigus , Puta, Spinenßs.
Pomom, Ceres y Nora, de verichcidendheit
Ininner of Jiarcr j zoo grootzynde, Iieeftmisfcliien
der Heidenen Apoliel gelegendlieit gegeeven
om planten ten Toneel te voeren, en
dat wel ZOO veel te mcer, om dat de alder-
Gudrte Heidenen, voornamendyk de Grie-
Ook de verftandiger onder den Heidenen
erkenden GODS algenoegzaamheit, als Schcpper
en Onderiiouder, die niet van nodenhad
door anderen bewaard te worden, zelfs niet
door offerhanden te worden verzoent: hier
van daan is het, dat de Wysgeeren en Dichters
zelve den Afgodendienft hunner Volkeren
met eene opgelchorte neus belacht hebben.
GetuigeniiTen zyn te Jeezen in de Exercit.
van den Bcroemden JVitßus over de Godgeleerdheit
der Heidenen omtrent de Rechtvaardigmaking,
$.13. Wiezoude, die by zyn
gezond verftandis'zeggen, dat iets dengeenen
ontbrak, die zelf aan allen he( leven, den adem
en alle dingen geeft ? of, 11 it de Leezmg \^an
Curcellaus, kaiapanta, overal, indegeheele
wereld. Niet zonder nadruk voegt de Apofcel
zooejin kai Moeyen, leeven en adem bymaikanderen
, den oogen werpcnde op menfchen,
beerten, planten. Zooey, leven, zietinden
eigentlyken zin op menfchen en beeilen, maar
pnoey, adem, pail ook op de groeibare dinp
n , als dewclke hare luchtvoerende vaten heboen,
gelyk g.enc de longen, devilTchcn 'tgein
• I •
:
•J ::!';'
I min il :
¿ F f