koomendí N A T U Ü R KUNDE
, o Xfui u HíCfr le-
" t J Z S I^^elfs leven en dood ÍLd
, dat word geen kniid , ñniik noch
boom, ten zy iat het grflorven is. Hetbcgmsfel
des leevens in de groeibaie dingen zit op
cene zeer kleine plaats, in liet alderbinneníle
knopje , uitnemend wel bewaard met omringende
vliezen omcingeld en omwonden. Maar
dac knopje of lidteekentje l ler f tniet , maaralleenlyk
de daar omieggende bailen ofvl iezen,
gelyk m het ryk der menfchen en beeften de
nageboorte te gelyk met de vliezen van de
vnicht ais lets ondienftig word weggeworpen.
Enookmoetdat fterven lietwelk met kan blyyen,
allengskens, naar mate vandatgeene,
het welk wafcht, tot het leven gefchikt, Ea
^tgmc gyzaút, daar van en zaeit gy het Ughaam
met dal worden zal, maareenbhot graan,
•aan tarwe ofte van eemge der andere granen.
I n eenen zekeren zin word zekerlyk gezaeit
het Ughaam dat worden zal, namentiyk het
zaad, allengskens te ontwinden tot takken,
bladeren , bloemen , vriichten: in de aarde
worden geworpen de eerlle fcheeringen, allengskens
te vergrooten en uit te breiden tot
alle mtgeftrektlieit. Maar ook word niet gezaait
het Ughaam dat worden zal, gene plante
in alle haré volkomendheit reeds bladeren,
bloeyzeis, vnichten draagende. Maar GOD
gteft het zelve een Ughaam, gelyk hywil: en
ten ygelyk zaet zjtt eigen Ughaam. Het gewrocht
van een oneindig konllwerk moet niet
toegefchreeven worden aan den afgod dernat
u u r , niet aan de wetten der beweeging,
maar alleen aan GOD, dewelke aan elke plant
e niet alleen heeft gegeeven, lyn lighaam,
eene byzondere fcliikking, waar door dezel-
,ve van alle andere word onderfcheiden, maar
alle de planten, dewelke groeyen , zyn als
oneindig,kleine geweeft, aan de eerlte moederingelyfd,
en mede gefchapen, welk werk
niet anders kan zyn dan van een oneindig
machtig en wys Weezen.
Paulus wysgeerig redeneerende leeven de
menfchen niet alleen en de beeften, maar ook
de planten. Het gene gy zaeit en wordt met
¡evendig V en zy dal het geßorven zy. Van
datgevoelen was ook Hozea XIV. 8. Zyzullen
wederkeeren, zittmde ander zyne fchaduwe;
zy znllen ten leven voortbrengen als koorn, en~
debloeijenahdewynflok.'DmiVi'LXXVllL 47.
Hy doodde hären wynflok door den hagel in den
oorfpronkelyken Text ftaat jaherog, hy heeft
van het leeven berooft. De alderoudlle en
de aldcrvoortrcffelykfte Wysge e r Job XIV. 8.
Indien zyne wortel in der aarde verändert, ende
zyneflam in 't flof verfterft. De ongewyde
Scliryvers. Horatins 1. ß . 12. Brief.
Maar het zy gy vijjchen, of ajiiinofayem
aan de aarde toegefchreeven. De Egiptenk"
ren tegen den ünderkoning Jofepí, Gen,
ALVJl. 19. IVaarom znllen wy voor uwe ocgen
ßerven , zoo wy, als ons lant f Namentyk
een akker fterft, wanneer dezelve onbe..
bouwdlegt, dieleeft, wanneer die bebouwd
zynde, vnichten voortbrengt. MartialisXUL
B. iz. Pmtdicht,
Op dat niet het fluk lands voor de
Seneca 58. Brief. IVani men is van gevoelen,
dat het gezaaide en de boomgaarden eene ziele
behben, en daarom zeggen wy dat dezelve lee-
Jtad s^eleegen ßerve.
Statins Jhebaid. V. B.
- - De krmden door heete 'Mnden geßa.
gen vallen afwaar de wind waait, het velt
ßerft by de zuizelin ren van de winde».
Nochtans word het leeven in eenen meer
eigen zin den dieren toegefchreeyen, nademaal
dat zygevoel, eetlnfl: en beweeging hebben.
Hier van daan by den Grieken empzuchon,
bezielt, levendigZOOveel als zooin een beeft,
Oy den Hebreeuwen chaijah.
Ter opheldering van den Text dienen de
volgende afbeeldingen.
I . De Meetkundige eyronde gedaante van
een Amandel-pit.
1. De ge/loote baft van eene Amandel a;
het diKker en harde gedeelte, waar in de
Icliuilende groeve b. het dunder gedeelte c.
de hoUigheit met een dun lang haair d. door
de verborgene groeve nederdalende tot in e.
3. £f. f. Degeopendegtoeve, inwelkede
bondel van aderen , zenuwen, en waterleidingen,
eindigende in de onderfte punt.
4- h- De navelbondel van de koek nederdalende
tot de benedenfte punt h. i. de kleinfte
vaten t. de koek, van ivelke de navelbondel
begmt.
f . 1. De zichtbare koek de buitenlle geele
ball weggedaan zynde, ook de binnenlleball
aan de adertjes vaftgehegt.
ff. Het pit van de Amandel van alle hare
vliezen ontblood.
7. m. Het geele vhes. n. het bmnenftevhes.
de koek. p. ha bekken.
8. Een opengedaanendoorgefneedenpit.q,
h et Ineetje. r. het fcheurtje naa de andere zyde
ziende.
9. Het uitgenoomen knopje, in eene eironde
gedaante beflopten.
10. Drie voorname deelen van het knopje. s.
de kruin t. de llam. n. de wortel.
n . Het opgezwolle knopje na de vruchtbaarmaking.
tx. De takjes van den boom reeds in de
vruchtbaar gemaakte knim te bemerken.
13. De Stam.
14 De Wortel.
i f . Alle de drie deelen, dekrilin, dellam,
de wortel, onderfcheidentíyker te zien. z. de
zitplaats van het begin van leeven
Iii. De wortel eerft uitkoomende doorcene
zeer kleine opening uit het pit van eenPerzik.
IH i; . Het
ü :