fW||j¡
J l l í ' / I
r f í
1 7 9 S G E E S T
inaal, ten bewyz-e van gemeene tief de, en ter
indachting-maaking van KRIS FüS dood. In
diisdanige maaltyien moeften alle dingen gefcliikt
z j n op Order, tot onderlmge licfde,
eendracht, matigheit, wcIkgetuigenisP/in/wi
geeft van deEerfte Knitenen aan Irajamis,
Hat zy op ecmi vaßgeßelden dag by matkanderen
zyn gehomm om onderlmge en gee'ne fchade
doemie fpyze te rieemcn. TertuHianus Jpolog.
kap. 39. Gcaie oneerlykbeit •> gecne onzeedigheit
'ivord daar toegelaicn , men gaat nief eer
Zilien, voor dat Vr een Gebed tot GOV te
voorcn gedaan "juard. Daar word gegeeten,
zo!) veel de hongerigen neemcn^ daar '•jjord gedronken,
zoo veel den eerbaren dicnßig is , zy
••^•ordcn zodantg verzadtgä , als dte in gedachten
banden, dat zypok by nacht GOD moeten
aanbiddenzoo prdafeft ¿y, als die •'j^Uttn dat
GOD bet hooi t. Na handivater en lichten, na
dal wiant uit de Heilige Schriften, of eigen verßant
doen itan, word hy opgeroepcn, omGODE
in het midden Ufte zingen : h:er uit '•j:,'ord bevonden,
hoe dat hy gtdronken heeft. Op dezelve
li-yze breekt eene Redenvoering de maaltyd
af. Miar ten tyde der Äpoftelen zelven zyn
omtrent de liefdemaaltyden ingekroopen misbriiiken
, uitfpoorigheden, daftelheden, 200
dat de ICerkvaderenhetnodig geoordeelchebben
dezc maaltyden af te fchaffen in \\ztLaodkeenfch
Konßlie de i8. Regeltet. In dsKerkvergadering
te Trnlla 74. Regel'!jijet.']n.\\Q.tKonftlis
te Karthago gehouden de 41- Regd-Ji'et.
Door den ryken wierden genoodigt de vrlendenvandezelve
rang, ofwaardiglieit, debe-,
hoefügen vei-fchoovenzynde. Dusdanigemisbruiken,
enzulken, die dezelve hadden ingevoert,
beftraft Judas, en noemtze vlecken,
le zamen maaltyd houdende, zonder vreeze
haar zehenti'eydende, waterloozeiz/olken, van
de 'j.-inden ommegedreeven wordetide. Welice
Ipreekwyze ook Petrus gebruiktin zynen Tweeden
Zendbrief. II. kap. 17. vs. ter leengenoomen
van Salome Spreuk. XXV . i+. Een man
die zieh zelven roemt over eent valfche gifte,
s [ah')'kolkeny ende-wint, daar geenn
E L Y K E
den i8. December, in welken de nüchtert
verzamelt worden, de bladeren afvallen 5 de
planten van haar cieraad en bevallig kleed beroofd
worden: de wärmte ontbreekende, de
beweegingyan het voedendzap ophoudende,
de buitendfte buisjes en openingetjes geflooten
zynde, ten voordeele van de groeibare din- •
gen zelven, op dat zy na verloop van de zo^
mer de rufte der veinter zouden können genie-''
ten. Derhalven zyn boomen in V afgaan van
den herfß de zedanige Jioedanige gezien worden
phthinonfeys eydey teys hooras, in 't afgaan
van den herflt, meer naa ftervende dan levendige
gelykende, z. Onder deze naam
komt voor nofosphthinaufa opooras, ziekie de
vruchten bedervende , waar door dezelve eer
dat zy ryp zyn verdroogen, verrotten, van
de boomen vailen, volgens Phavarinus. Beide
de beteekenis vind Mer plaats, byzonder.de
laatfte, welke Le Clercq verkiell, om dat zy
van den Apoilelgenaamdwordeni/fw^/rrtöiiirpdy
onvrnchtbare boomen y welke Bynaam nict
paft op het natuurlyk afvallen van rype vruchten
o f bladeren, maar veel eer op eene ongezonde
geftelcheit. Ja zelfs zyn deeze boomen ^
disapothanonta^ tweemaalverftorven, o f , zoo
g y lieverwilt, ten eenemaal dood, gelykwy
gewoon zyn te zeggen, tunee ja driemaal
Tukkig. Maar in eenen meef nädrukkelykeii
zin kan een boom gezegt worden tweemaal
verllorven te z yn, wanneef dezelve op eene
dorre zandachtige grond waiTende Wegens gebrek
van voedend zap de bladeren laat afvällen,
maar vermagerende op eene vettergrond
verplant zynde wederom näarftig bezorgd zyiide
uicipruit, weder groen word, maar oolc
hier door eene nieuwe en onmatige overkoOmende
hitte vergaät, ende alzoo tweemaal
fterft: in het eerlle geval bleef 'er iets van h'ic
zap overig in de pypjes der wortelen doch in
het laatfte is alle höop van wederuitfpraiting
verlooren. De toepalTmg van de Gelykenis
heeft ter wereld geene de minfte zwarigheit.
De menfchen aan de wereld, hetvleefch, welluften
overgegeeven zyn fchoon levendig,
en is. Iloz. VI. 4. JVat zal ik tt doen , O E- jjioditans vemorven, dood door misdadén en zonneenl¡
phraim; wat zaliku doen Ojuda, dewyleuwe
weldadighät is ah eene margenrs)olké , ende als
eene vroegkaniende daewjj , die hen?n gaat.
Eene fpreekmanier door dewelke het. gebrektn
. ondergang tegelyk word uytgednikt. Zyzyn
te zamen vergaderde wolkfin, van welken wy
eene vruchtbare regen vefivachteden , maar
• tfcrftond door den winden verdreeven, enals
opniets uitloopende, dewclkfe-^reel belooven,
maar gene beloften houden. Een heerlyk
Zinnebeelt van
gtvaardig> onftandvaltig
gemoed, in eene
ene wydgapende mond des be-
loovers. Boomen in ''t'afgaan van den herfß,
cnvruchtbaar, tzaeemaal verßorven^ onlwor-
. tdt. Phihimoporon beteekent i. den T y d van
den HeriR van den 15. of za. Augtiííus Cot
Efez.II. i.tytzth^Qeerfledood. Zoodanig
verftorven, of als zodanige, boom, verplant
zyndeinhetParadys GODS, geroepenzynde
door het woord van het Euangelie en tot de
uitwendige gemeinlchap der i^rke toegehten,
ookde uicerlyke plichten vaneenKriilen
waarneemende', bladfereii en vruchten vertoonende,
fchynende te lecven, rhaar na de
kcnniiTe van de waarheid wederkeerende tot
de voorgaar.de zonden , ongerechtigheit, afgoderye,
Geveinsheit, fterft voor dctweedemaal.
Dan zullen de laatfle dtngen erger zyn
dandeeer/le, Matth. XI I. 45-. fa zodanige
boom word door GODS alderrechtvaardigftc
oordeel antworielt, om doorJietvuurverbraiit
te worden.
Jud^
/
N A T Ü Ü R K Ü N D E.
Jude vers 13.
Wilde baren der ^e, haar eigen fchande o^ßhitymende: dwalende ßerren, den melken
de donkerheyt der dttjftermfje in der eeuwigheit bewaert mri.
Derhalven zynde SchynheÜigen. enalle,
die der Krifcelyke naam on\vaardig zyn wilde
baren der zee, haar eigen [chande opiverpende.
'j¿Y «y« «í/j eene voortgedreevene zee, die niet
kan ruflen , ende hare wateren werpen ßyk en
modder op. Jez. LVil. zo. De baren door de
winden gaande gemaakt, dewelke alledingen
fchynen in te zweigen, en eindelyk dekleinitezaken,
doodelyken, op Itrant uitwerpen:
in eenen geeftelyken zin menfchen doorftaatzuchc
enliovaardy opgeblaazen, alle dingen;
behalvenzig zelven verachtende, onder^ukkende
, dewelke het fcheepken der Kerke
voor gevaren blood ftellen, vertoonen eindelyk
nochtans anders niet dan fchuim. Dwaalende
Sterren, door onzeekerebeweeging doolende,
dan eens lynreclite , dan eens ftaan
blyvende, dan eens teruggaande, evengelyk
die dwaal-liciitjes anderen verleidende, eil
naa moeralTige piaatzen heenen brengende.
DE OPENBARINGE.
Openb. I. vers ij.
fnde zjne voeten 'ü^aren Hinkende kpper gelyky ende gloe^den ah in een oven.
DAarisgeen twyfelaan, oihetchalkolibanos,
blinkend koper van Joannes is het
Chafmal van Ezechiel I. 4. alwaar wy breeder
getoont hebben, dat zeeker koftelyk Bergkofer
moet verftaan worden. Het woord zelf
(halkolibanos fchynt te beantwoorden der He-
.breen nechofcheth lebanah, het welk beteekent
wit koper ^ opk zet Hieronymus het over ^urichalcnm.
Of zoude chaikolibanas zyn koper
VI het vuur wit zynde ^ want libben beteekent
iets door het vuur wit maaken, libbon-, dewitmaaking
der metalen in het vuur. Dezen zin
bevefiigt onze Text zel f , de voeten gloeyende
ills m een oven. De Gemeene Latynfche Overzetting,
zyne voeten blinkend Kaper gelyk even
ah in een brandenden oven. Zoo ook de Syrier,
Arabier, de Moor. Ook zoüdö imafit
chalkalibanon können vQxzndQxanmchalkolibiafioN,
Lii^idanfch Kaper, van het welk Plinius
in liet XXXIV. B. z. kap. Het aldefnaafte
( by jifihchalcum , Bergkoper ) in deugd is gewteß
het Sallußiaanfch m het ^Ipifchgew^,
der Tartaireezen, äat ook zelfs met van overlangen
tyd. Op het zehe is gevalgt het Lividanfche
m Frankryk. Beide naa den eigenaars
der mynbtrgen genaamd j geene »aar den vriend
van den vergoodm AugußiiS., dit naar de gefnalin
gebrek van fnelder. Ook ward inderdaad
het Liviäanfche zeer geringgevonden. Dehoogfic
roem is nii rot het Spaanfcheovergegaa» ^ dat
ook het Korduaanfche genaamd word. Dit van
het Liviaanfche verzweigt ten eenemaal het
Kadmifche, en zweemt naa de deugdelykheit van
het Bergkoper.
B y Andreas en Arethas, Cefarenfers, welken
anderen vol^;en,.ileunendeopdeSyrifche
en Ethiopifche Overzettingen is chalkolibanon
het chalkos en too Libanoo orei metalleusmenos,
Koper , het welk uit den Berg Libanon word
uitgegraaven. Dit llemt toe Deut. XXXI I I . z 5.
Alwaar van de Stamme Afer, aan den Berg
Libanon naaAgeJeegen, iiaat: Tzer en koper
zal onder nwefchoe zyn. En men leeil 2. Sam.
VIIL 8. dat David zeer'-ved kopers nam uit
Bethach, ende uit Berothai, Hadadezers ßeeden,
welke twee fteeden aan de voet van den
Libanon tuflchen Emath en Damaskus geleef
en genaamd worden Tibchath ende Chun. Van
en Antilibanon waren ook niet verre afgeleegen
Sicion en Sarepta, Steeden ryk aan
befginetaalen. Ook word Siddn waarlyk by
Homerus Odyff: XV.vs.^i^.poluchalkos, veel
koper hebbende genäamdj en Sarepta, tzarphath,
word afgeleid van tzaraph , fmelten.
Maar daar tegen ftryt het ftilzwygen deroude
en heddndaagfcheSehryversj dewelke van de
bergmetaiüen vah den Libanon geene meiding
maaken. Deut. XXXIII. 2?. beteekent heC
woord mingnal veei per een ßot, dan eene
fchoe, zoo dat de zin van de plaats zoude
zyn, dat de Steeden der Afericen als met yzere
en kopere flooten zyn verfterkt, of, by
aldien gy Ichoenen wilt, dat de aangrenzende
Volkeren van den Aferiten als met yzere
ichoenen zouden vertrapt worden. . W a t aanbelangt
de boven vermelde Steeden van het
Koninkryk Soba, vtxtoQr)X.Boch&rt'va.Phaleg.
IL B. ö. kap. dat dezelve van den Libanon
verre