i .11 •
):ti, • 1'
L:
•lit:
I6Ö4 G E E S T E L Y K E
En krootm zy Hm ftout mt doorneti;
IV) moetm vkchten eene kroon
Van fchoone Devgden voor G O D S Zoon ;
Em kroon, het merk van GODS verkoofncn.
Wy motten fteeds, op dat het blyk',
Dat wy bchooren tot zyn Ryk,
f^olbrengen aW zyn beilgeboden:
Zoo zien -jjy ons, hoe ook 't geßacht
Der booze ivaereld ons wrackt^
Hier naa met Jefus als vergoden.
OP deeie doorne kroon, welke on2,e alderbeile
Zaligmaker op zyn alderiieiligftehoofd
droeg, paftmec recht dit Opfdarift:
O M MENSCHEN ZALI G GEMAAKT TE
HEBBEN, in navolging van die Eike-kroon
by den Romeinen , rondom welke dacraen
las: OM BORGERS BEHOUDEN T E HEBB
E N , dewelk plagt gedraagen te worden van
zodanigen, die eenen Roomfclien Borger of
eenigen van de dood redde. In eene algemeene
uitdrukking vermelde de Heilige Sdiryversvaneene
Kroone van doornentgatne doornadiüge
of planten offtriiiken, uit welkendczelve
was gevloditen. Nu vindmen ookdoornen
of punten in bladeren, vrucliten, Hammen,
takken. Het is byna niet waarfdiynelyk,
dat deeze Tygers eene kroone gevloditen
Jicbben van doornaditige kruiden, Jiet
welk fchynd gcwilt te liebben Marcellus, die
geleeft heeft onder Tlieodoiius den Oiiden,
m zyn Boek de Medicamentis kap. 13. Het
heilzame kruid , dat is , de 'iVitte doorn, met
melke KRISTUS tsgekroond, dewelke als eene
driiive heeft. Deze is biiiten twyfel van de
zoort der Difielen , by zommigen ¿agemeene
breedbladige bolronde äißel C. B . t y anderende
fcheerii'oUige dißel met een klein knopje, C. B.
by anderen de witte fcheer-wollige breedbladige
doorn. C. B. Deze doornaditige Kruiden zyn
merendeels van eene zaditcr, brooze zelfliandiglieit:
ook laat de reedc ons niet toe te
twyfelen, dat de beulen nietzouden gcnoomen
hebben fpitspuntige itruiken , dewelke
van taayer zamenweefzel zyn , en wel zodanige
als in de nabuurfdiap van Jeriizalemgroeyen.
Alhoewel het zecr irezwaariyk valt te
zeggen hocdanige die geweeft zyn. Rauzvolf
Reisb. III. D. 8. kap, 381. blad. is ovcrreedt
dac het geweeft is de ftruik van den Arabiercn
Haufegt ^en^amt, welke is de Doorn met lang-
•merpigeßekels, dragende -witte bloemen C. Ii.
en welken eigenfcen Doorn Bellonnis II. B.
Obferv. kap. 88. bl. 45'. overvloedig heeft zien
groeyen rondom Jeruzalem, en behalveu dez
e nog braam bofichen , nog andere ptmtige
heefterftruiken , iiitgenoomen doornachtige
Kafpers. Cohmna mm. cogn. ßirp. J. D. 10.
kap. 38. bladz. verkielt eene andere zoort van!
Doorn , hierom de heilige genaamd , welke
eene andere Doorn met zilte bladeren piirpervcrci'i^
van bloem C. B. Aan anderen behaagt dj
üzeg van Alpiniis, byzonderlyk pundg van
doornen, welke is de andere In'diaanjche doornachtige
boom C. B. Aan anderen de Doornmet
een rosachtig blad^ met een toegeßooten vnicht
C. B. of de der de Doorn van Dioskorides, en van
Matthiolus de Joodfche Doorn by Crefcenüus,
de K R I S T U S Doorn by anderen genaamd.
B y Cafalpinus \\\. B. der Planten 37. kap. ¡¡i
heefterachtige Brem , of de groote doormchtiit
Brem , C. ß. by Bodaus Comm. in Tbeo^k.
Hiß. Plant. III. B. 17. kap. De doornngtigi
wilde mispelboom met een Eppe-blad of fpitspimtig
C. B. By anderen de ii-ilde Prumbopm G
B. o^ ¿t Duitfche Acacia, zeer gemeen in Judea
j en van den Ouden by uitneemendhelt
een genaamd. IVedelius over KRISTUS
Doorne-kroon IX. Thiental, III. Oeffen. neerat
eene Rooze , het zy eene tamme , of wilde,
welke by Dioskor. I. B. 124. kap. fteen^'i^e
doornen rondom de takken. Voornamentlyk
ook waren de Roozen den Joden zeer aangenaam
, en het blykt uit de Roomfche Ge-
Ichiedcnis, by Pltnius XXI. B. 4. kap. datdezelve
tot kroonen en kranlFen gedienu liebbeo.
Loten -wy met roozeknopjes gekroond worden,
eer dezelve ver/le)ijfe» , het Boek des Wysheid
II. kap. 8. vers. Zoo dat het inderdaad
waarfdiynelyk voorkomt, dat de krygsknediten
de rooze-ilruiken gebruikt hebben niet alleen
tot eene ftraife , maar ook tot verfmaa«
ding. Die gevoelen zec gewidit by, dat eene
Rooze van Saron geweeft is cen Voorbeeid
van K R I S T U S . En de dikwyls geroemde
fFedelins gift , dat die Rooze geweeft is die
doornhagCy verwardc Itruiken, waar in die rm
was vaß met zym boomen, door Abraham naderhand
opgeoffcrd, Gen. XXII. 13. Insgc-
Ivks braambofcb i <iQv^c\\Q.m'tviiurbr/inide,
by Mozes gezien Exod. III. i . op welke
plaats meer kan gezien worden, tot deze oaderhanden
zynde zaak dienende, wat 'er ook
mag zyn van zoo velevcrfdiillendegevoelens,
ten minftcn moetcn wy dir leeren, dat, zoo
dikwyls als wy zicnhct z y eene rooze, hetzy
eene doorne, of eene Heekelige hccftcrftriiilc>
welke die ook mogd zyn , üiize gcmocdcren
moeten voorgellelt wurden de alderhevigHe
pyncn, welken onze Zaligmakcr van die doorne
kroon iieeft geleeden , dcv/elke uit ge"^"
een
T A B . D C C T V :
(Iii..'-
I" '.1 ..