I ' Ii«
N A T U U R K U N D E . 16 8 5
M a r k . V I . veríí: 41 - 44.
Zit Matth. XIV. vers 19.
M a r k . V I . vets 48.
Zie Matth. XJV. -vers i f .
M a r k . V I . vers 49.
Z¡e Matth. XIK -vers 26.
M a r k . V I I . verlT: iS. 19.
Zie Matth. XF. wrs 17.
M a r k . V I I . veril: i j . 16. 19. 30.
Zje Matth. IV. -vtrs 14.. XK vers 2z.
P R I N T B L A D D C C X I .
zy hrachten tot hem eenm dooven, die pivaerljk^f^rak.^ ende haden hem dat
hy de haut op hem leide,
Ende hem 'van der fchare alteen genoomen hebbende, fiac{ hy zjne vingeren in zyne
Qoren, ende geffoogen hebberide raekte hy zjne tonge aan.
Ende ofwaarti zjenäe naa den hemel, ytchtede hy, ende ^eide tot hem Eph^hatha,
dat ts, mrd geofent.
Unde terflont merden zyne ooren geopent, ende de hant zyner tonge merd lo^, ende
hy fp-ak^ recht. Mark. V I I . veríí; 32. 53. 34. j j .
'w;
i ' i
,
ii'llffi
fl I
M
I i - ; '
Toen Jcfits ecnen Stontmen fpreeken^
En tenen Dooven hooren deed;
h zyn Almogenheid gebleeken.
Deez" "^'onderdaad, iford fraai ontJeeäi
Benevens meerder '•^onder'^'erken,
(^fVaar uit men Zonneklaar de magt
Van V läaerelds Heiland kan bemerken)
Door S c II E u c H z E II s geeß, van etk geächt
Op dit 'Taf'reel. Men roem' 's Mans oordeel,
¿in doe, Met zjn, verklaanng, voordeel.
UY t de oraftandighcdon van die Gcfchiedenls
dczc mcnrdi Aom ce gelyk cn düoF^geweeft, ezulks gcmccnlyk zyn die geene , \vien
verliaalblykthet middagklaar, dat
„Jbrck is aangebooren. De fpraak hangt
van het gelioor: 00k leert deondervinding
dac de talen door navolginggeleert wor-
, de woorden moeten voorgefprooken
^'orden, welke anderen hebben uit te druk-
•^eii: 100 worden de werktiiigcn der fpraakc,
voornamentlyk de tonge cn de Uppen op deceive
wyze bcM'oogen , op dat de lettergree-
Pen en gelicele woorden zouden können te
voorfchyn koomenj en de een aan den anderen
den zin van zyn liert en gemoed te kennen
geeven. Het welk een gewrocJit is van
de alderwyfte goddelyke beftiering. ß y aldien
Jiet gelioor ons ontbrak, zoo zouden demenfchen
op geene andere wyze onderling liare
gedachten können te kennen geeven, als door
[ekenen, het zy gdelireven, het z y gedrukt
e , of door vingercngemaaktcj het welknict
zoude können geichied^en zonder eene groote
verwarringe in de menfchelyke maatfciiai^py.
Daar können inderdaad wel talen van Stommen
gcleerd worden, eene zodanige bewee-
1 } gi n g
i
.III I.