I C ' i ! '
.i- 4 -fi,
- I
•'.il::
i
ài.
1 7 5 4
om liare pligte
voor het gezicl
de fpraak, de
hand voor arbeid
G E E
de te
S T
; neemen : het oog
ig voor de fmaak en
or Jiet gehoor , de
.tting, de long
•deralialing, de maage voorfpys-verdouwing,
de melk-vaaten om degylteontfangenenover
te zenden , het lierte om het bloed door alle
de deelen van het lighaam naa biiiten te dryven.
Dit is eene zaak van doen. De Ongodiften
ontkennen ditniet, maaralleenlyk betwiilen
z y dit en ontkennen dat deze welgepailheit
voor het gebruik afhangt vaneenverllandig
Weezen, het welk die deeien tot zekere
gebruiken zoude te vooren hebbcn verordineert
en gemaakt, geen ander beginlTel
erkennende bSialven de lydende ftoffe.
Onder andere liften der dwaaling, door
welken de Ongodiften zieh zelven betooveren
is deze: By aldien wy en onze ligliamenzyn
een zeer groot v^oniierzveri GODS, hoekomt
het dan dat die aldermachtigfte en aldervvyfte
Schepper ons toegeilaan heeft alleen maarvyf
binnen, geene meerdere, en dezezelvevyve
niet volmaakter, dan dieinderdaadzyn? een
ligliaam onderheevig aan zoo vele zwakheden,
flinkfthe Toorvallen, de doodzelvei een leeven
ZOO zeer in de duuring g eprangd, aan zoo
eene dünne draad hangende ? Dat een zodanig
ongeregeld zelfsbeweegend Werktiiig,
2.00 onzeeker van beweeging zekerlyk den
Konftenaar niet aanprylb. Op dusdanige wyz
e meeten deze jammerlingen naa detienvoet
i g e raaatftok van hunne verdorve rede af de
wysheit en de macht van den Alderbeften,
van den Aldergrootften GOD. GOD is onmeetbaar,
maar de welgepaftheit en krachten
der Schepzelen bepaald. Waarvan daan weet
een Ongodift dat 'er meerdere danvyfzinnen
vannoden zyn? of, hoe vcele w y bezitten?
Heeft hy een denkbeelc van anderen? Jazelfs
zoude hy deze niet hebben, welke hy" heeft,
ten z y aan door die zelve zinnen. Gelyk inderdaad
een blindgebooren geene denkbeeiden
heeft van de verwen, een doove van de
klanken. Staa eenen Ongodift toe, door het
onmoogelyke, drie of viermaal meer zinnen,
h y zal volgens zyne onbefchaamdheit andere
daarenboven, en andere tot in het oneindige
t o e eifchen. Derhalven is deeze tegenwerping
y d e l , vygebladigj redenloos, Maar wy zegg
e n vcrder j dat onze zinnen dien trap van
volmaaktheit hebben, dewelke met onzen tegenwoordigen
ftaat overeenkomt. Stel het
fezicht der oogen zoo fcherp , dat het honert
mylen hier van daan alle de alderminfte
dingetjes zoude können onderfcheiden, tot
welk gebrmk 5 bid iku, zoude ons dat verftrekken?
zoude dat zelve nietbepaait worden
door de naaftbygelegen bergen, bolTclien,
naeuwe Gezichteinder van weinige mylen,
ten wäre wy miffchien door behulp van vleug
e l e n ons zouden können in de lucht zwae-
E L Y K E
) dikwyis als ons de lull beving omge-
' m te bezien. En by aldien
:eilacht vleugels had;
¡verlang doormoorde
z y n , naeuwelyks m
an vleugels ontblood:
heele Koninkr'yke
het menichelyk g
zoude
het zelve nietalc
;n, roou
veryen verteerd
z y n d e , fchoonv
diendefcherpte var
i het gezich
waar door wy als de
^ergroi
den können befchoLiwen de
2 alderdi
jes der vliegen en ipinnekoppe
dezelve veel eerdertoteenvloekalstotgebruik
verflrekt hebben: alledingenzoudenonsrouw
fchynen en mismaakt, de aldergladlle ipiegel
ongelyk; alle glantfch en fraaiheid derwereld
zoude vergaan: het alderzachtlle vel zoude
een fchiibbige krygskolderzyn, dooropftaande
veilig
? B y i
danig was
.tglas zounice
haairtude
borftels aflchuwelyk; ons zelven zouden wy
tot afgryzen zyn. Ja zelfs ons gezicht zoude
z i g eenmaal en te gelyk niet uitTtrekken boven
eene daimbreette, en veel tyds zoude 'er
vereikht worden om de bergachtige bouwing
van ons lighaam ter degen te zien. Dusdanig
fcherp gezicht zoude naeuwelyks beeter zyn
als blindheid. Daar en boven ftaat aan te te«
kenen, dat de alderbefte Schepper ons verg
u n t d e Konft van uitvinding, door welke wy
met behulp van vergrootglaazen vergoeden
zouden können het ingebeeld gebrök van het
geziclit, door verrekykers de alderverfte ding
e n bereiken, door vergrootglaazen dealderkleinfte
ontdekken. Even zodani g is het met
het gehoor en andere zinnen. Door welke,
b y aldien die fcherper was, zouden wy können
heimeiykeraadüagenbehandelen, ofaangaan
? ilaapen zelfs in de verafgelegenfte en
aldereenzaamfte piaatzen ? op wat wyze ontwyken
het gedruifch der winden, zonder welke
w y van Jiet alderzachtfte wind eken zouden
wakker gemaakt worden ? en eene eenige donderllag,
zelfs onder de alderzachtfte, zoude
ons o N a n het gehoor, of van het leeven berooven.
Stel, dat het gevoel fynder is, wie
van ons zoude verdraagen al was liet maar deperiling
der kleederen? Wi e zoude zwaarder
laften draagen ? Wi e zoude zonder pyn verdraagen
den aanval van eene vliege, of ander
bloedeloos diertje, de aiderzachte beweeging
van eene vederdoor de huid, de tochtvande
lucht?
Op geene vaf tervoet f taan die dingen, dewelke
de geftrenge en verftandelooze Berispers
der Goddelyke Werken inbrengc
noomen van de zwakheden des ligJiaan
welken wy onderworpcn zyn en de 1
het leeven. Niets voorwaar
menfch zooontzacchelyk, diehetgeheeletop
punt van
lighaam,
dialderv
lyke zaki
ZOO word
í y n geluk ftelt in het
als z y n pynen, ziektei
rfchrikkelykfte tan alle
1. Als een Ongodift dii
¡ynegeheelelioopverai
hoop , en alle menich
;/^r«vanhet
IS, de dood
verfchrikke-
: overdenkt,
idertinwanvernietiging
gcm:
N A T U U R
geeindigt. Een Ongodift, hing zults aan
zieh zelven, zoude zekerlyk een lighaam vormen
door een eeuwig verbond met onverzadelyke
begeertens verknogd, voor alle dronkenfchap
en weUufugheden des vleefehs onverwmnelyk.
Dat Paulus deze tegenwerping be-
;mtwoorde Rom. IX. lo. Maar doch, O
mn/che, wkzytgy die t/gm GOD a, ntwOBn?
Zd eok het maakzel tot de« geenen die hei gemaakt
heeft zeggm, fVaarom hebt gy m} aizoo
gemaakt! Is het ons niet genoeg, het alderedellle
van alie zichtbaare fchepzelen te zyn >
D e geopenbaarde Godsdienft onderricht ons
meer als g enoe g van de broosheid onzer lighamen,
en derzelver oorzaak. Bekend is het,
d a t d e m e n f c h hoedanig hy was voortgekoomen
uit de hand des ScTieppers is geweeft een
v a t t e r e e r e n , befchonken met alle volmaakth
e d e n , dewelke een levendig en gevoelig
Sehepzel toebeliooren, tot dat noodfehikkelyk
oogenblik toe, op het welk door overtreeding
van de W e t de ziektens en de dood zyn
ingekroopen. Doehzynde %i;aams-zwakheden
zoo zeer verlclirikkelyk niet voor een
godvnichtig menfeh, als wel voor een godlooz
e n : die befehonwd dezelve metandere oogen
als deze , zieh ten alderkraehtigften overreedende
dat de tegenwoordige ftaat zeer verre
overtreft de altyd duurende onbekommerth
e i t , dewelke ons zoude aanlokken tot veraehüng
van GOD den Schepper, cn mtbluskhen
de hoope van een beeter leven: dat de
ziektens z y n vaderlyke kartydingen, waar door
de begeerlyklieden afgetrokken worden van de
weUiillen deezer wereld; eeniglyk blaakende
door begeertenaa denhemel, het waare vaderland.
Maar ook können wy niet ontkennen,
dat de meefte zwakheden door onze eige
khiüd ons overkoomen, door misbruik der
goederen, door een wellultig leven : zoo dat
derhalven de Schepper geenslins is te befchuldi^
en, dewelke naa zyne oneindige barml-
K U N D E . 17 5 5
IS het daar van daan, dat w y zoudenmurmureeren
regen GOD, om dat h y onze levensdraad
met langer had iiitgerekt, of ten minl
l en tot den leeftyd der menfthen voor den
Z,ondvloed, dat wy veel liever GOD danken
moeten voor dat ingekrorapen einde van het
leven, ziillende des tefchielykergenietendien
Itaat, in welken gene zoort van ziekten is,
geene Zorge den gemoederen afmat.
Omtrent den eerften oorfprong der menfchen
wyken zy af tot zyweegen van de aligerymfte
meeningen veel eer als beflui.
ti¿iieit \
middele
'oor ons overvloediglyk
tegen de kwaadcn, waa
overftolpr worden, verlchaft.
J l a a r , zcggen die, ons leven is
en eene droom overgelyk, wegvlu
Leer aeUe'vleiigel. Heia
o n s h ilp-
• door wy
al tekort,
:htendea]s
Ls elendige
menfchjcL, ...
lukkig te zyn,
van het vleefcl
ven uitgerekt
zoude niet de:
De
Lucre!, m. 13. D e Eemvigheit,
Üngodilien zoo zeer ^
n i e c g e o o r l o f d i s zoogeom
zich eeuwig in de welluften
tewentelen! Stel, dathetle-
/orde tot eenige Eeuwen toe,
elide klachten blyven?
kortviindnnr'voordemmfchjes.
• ' •• voorwelkede
s niet langer,
noch korterna v edo op van duizend als van vyf -
tig jaren. Ilier komt de Godsdienft tot cene
ovcrvloedige trooll te voorfciiyn , dezelve
ycrgunt ons een alderaangenaamit uitzidit tot
in den afgrond zelf der eeuwigheit, ja in de
aldcrduifterlle valeye des doods. En zoo verre
K n , welke tegenftrydigheit niet alleen ee..
1 eeken is, maar een zeeker Bewys eener valfcher
Leere. De wonderfpreuk vandeeeuwige
j p v o l g m g z o o derwereld, als der menfchen
lebben wy eiders aandachtig overwoogen
dewelke geensfins G O D S eeuwigheit bena-
Van geen beeter zoort is de Onderllelling
der Starrevoorzeggers of Starrewicclielaars,
dewelke den oorfprog der menichen van den
Oed der Gellerntens, eneenzeker, veel
alderonzekerii, Gezicht der Dwaalftarren
afleid. Om welke te wederleggen ik langer
zoude Hand honden , ten wäre dat die niet
zich zelve onder cene belagchelyke gedaante
vertoonde, en dat deze Starrewichelary, van
de Starrekunde ten eenemaal onderfcheiden ,
al oyerlang uit de Legerplaats der Wiskundig
e n was verworpen. Deze beroepen zig in
alle hare valfche wetenfchap op de bewyzen
van achteren, en de waarneemingen der aideroudften
het zy Kaldeeuwen iiet z y Egiptenaaren,
by welken zelfs geen zier noditans
z y n kan, daar geene veel liever de eeuwigheit
der wereld en dermenfchenftelden, dog
deze geen een bevvysdom van een menfdi door
)f uit den invloed der gcñerntens gefprooten
LOuden te voorfchyn können brengen, en by
aldien zy , al was het maar een eenig voorbeeld
van eenen menfeh uit de aarde geboohadden
geweeten, zoo zouden z y het zel-
- veel liever aan de vruchtbaarheid van de
Nyl hebben toegefchreeven dan aan de Gefterntens,
gelyk z y ookindcrdaad de voortteeling
van kikvorfchen en gekorven diertjes
aan het llym van deze rivier toeeigenden.
Z i e daar het getuigenis van Dwdor. Stcuks.
Í. B. 1. kap. Phafi tomtii Aiguftm kata tein
ex arebeys tomi holoon getießn prootous toits anthrmpom
geneßhai kata teyn Ätgiipton, diäte
teyu eukrafian teys chmras, kai dia teyn pbußn
ton Neilou. Doch by aldien deze menfchen
voorbrengende kracht de Gefterntens dikwyis
hebben geoef fent , hoe komt het , dat niets
'an deezen allen Ptoloma:us, noch Albuma-
:ar vcrhaalt hebben? by aldien maar eenmaal,
loe konde dat bekent worden? En deeze zoolen
der aarde zouden waarlyk verftandiger
z y n geweeft boven alle andere ñervelingen,
by aldien het hen had gebleeken, dat deSter-
Ii'
Íim
i :
J !