ptimk.«). Vharizeeutsl, die in zyii oog de deugd laat zwecven,
Terwyl hy Godloos en onheilig is van leeven,
Heeft hier de Teicenkonft , gelyk Iiy was gemaaldt,
Daar hy met merken van den waaren Godsdienll praaldt,
Om de oogen van elkeen door enklen fchyn te blinden ;
Een Volk , by ons zoo wel als by den Jood te vinJen.
trinib.574. Qg Hcilmds, door johanncs, daar Hy word
Met 's Vaders He'il'gen Geeß, gezalft en oveiftorc,
Ontvouwde ons SCHEUCHZER, die, in Bybeltaa! ervaaren,
Schriftuur- met oordeel- en Natimrkund' will te paaren.
Piinib-Ms. Nu gaat myn Ceefl: te gaft op dieibaar geeftbanket,
Daar Hy des Heilands flryä, in )«7i/em/c, met
Den Satan afmaald, die Hy door zyn kracht verneerdde,
En van den hoogmoed des Aardsvyands triumpheerde.
Vorft Adam en zyn krooll wierd in den Hof gevelt;
Maar door den Heiland in een Woefteny herfteldt.
P,.„,b Mi . ^Q^J ii^ ^^ geflieht door 's Mans beiiiiegelingen ,
Daar ik zyn oordeel zie door al de wond'ren dringen,
Die Jefus, door zyn magt, aan veel' Bezeet'nen deed;
Terwyl hy ons den aard dier kwaale klaar ontleed ,
En tegen Bekker , ( of 't gegrond zy op de reden ,
Of niet, zulks laat ik daar) dürft in het ftrydperk treeden.
p„«b.«7. Bere:sdeij van het Brood by den Amerikaan,
Doet ons de kundigheit des Schryvers klaar verftaan.
P t i n , b « . Daar [jy J g Schoonheid van de Le/ie ons doet hooren,
Door 's waerelds Heiland eens verheerlykt en verkooren
Voor all' den luifter, pracht en glanfch , die Salomon
Deed blinken in het oog van de If'rel als een Zon;
Befchryft hy een Narcis, een bloem, die ieders oogen ,
Door haaren luifter houd verrukt en opgetoogen.
pri.,b.«s. Melaatshetd, eene kwaal'aflchuw'lyk in 't gezicht
Der Menfchen, krygt door vlyt van SCHEUCHZER alle licht.
Pim.b.cj., Dg kracht van 't waargeloofm God , word aangeweezen,
Daar 's waerelds Heiland een' Geraakten koomt geneezen.
p r i r t . c , , . Hier vinde ik de eigenfchap der hortze in 't kort verklaardt,
Daar 'Jefui zyne kracht, zo heerlyk openbaard,
In Petrus Moeder, uit het krankbedde op te richten,
Ptm.b.i7.. Jk zie de Wmden, op 't bevel des Heilands zmchten ,
De Zee kdaaren, en het Ongeloof beftraft,
' t Welk Jefus ftoffe tot dit wonder had verfchaft;
Een wonder! daar de kracht van God in was te leezen.
rn„,b Di g ftraalde ook helder door , daar Kriftus koomt geneczen
Een Paar Bezet'mn: wien affchuw'lykheid ik ken
Alleen door SCHEUCHZERS künde en welgefneden Penn'.
houdme 't wonder, dat des waerelds Heiland werktte
In een Geraakten, wiens gelove in God hem fterkte,
Verwonderd en verrukt: maar end'loos meerder , daar
pr»,b.t„.]k Word de Godhcid van des Menfchen Zoon ontwaar,
Wen hy een kind, waar iiit het leeven •was geweeken.
Verwehte in 's Levens dag, op "t Vaders bede en fmeeken.
Printb.i,«. In 't wonder, dat Gods Zoon betoondde aan eene Vrouw
Wier bloed recds twalef faar geloopen had, befchouw
ik zyn Almogendheid, en dat Hy, aangedreeven
Door haar bctrouwen, haar herfteldde in 't lieve leeven.
Door dit betröuiven, door Gods geeft in hen geiticht,
Erlangden Blinden, van den Heiland hun gezicht.
Een reeks van Slangen , fraai en zeldzaam in heur weezen
En aard, gaf SCHEUCHZER ons in een Taf'reel te leezen.
Hoe Gods voorzienigheid als 't ondermaanfch' regeerdt,
Heb ik nooit korter, en met meerder kracht geleerdt
Dan hier, daar SCHEUCHZER gaat met zyn' gedachten zweeveö
In zulk een nutte ftof, nooit naar den eifch volichreeven.
Des Heilands mogenheid klaar, daarHy een Hand
Die dor was, weder brengt in een' gezonden ßandt.
Hier hoor 'k den Leerraar, en den Landman onderrichten j
En openleggen 't wit van elks Beroep en plichten,
Daar 's waereldt Heiland, door Gelykeniffen fprak.
Hoe goede Tarvie erlangt door 't onkruid finet en krak,
Leer ik gevehisdbeid van de oprechtheid onderfcheyden.
N u zie ik SCHEUCHZER in natuurweet ruftig weydenj
Daar Hy fwee Planten van den Moßert ons ontvouwdt.
Wanneer myn geeft met hem, de uionderdaad befchouwt
Die ^efus wrocht, toen Hy , geraakt in zyn gemoede
Door mely met het volk , vyfduyzend Mannen voedde
Met weinig bvood en vifih, dan word ik aangedaan
Om de ongelovigheid van 't joodendom , dat aan
Zyn Godheid twyfelde, ichoon het zyn alvermoogen,
In duizend wonderen befchouwde met zyne oogen.
Daar Jejm längs de Zee, als waar 't een vloer geweeftj
Spanfeerde, en wierd gefchat voor eenig fpook of geeft
Door zyn Difcip'len; gaf hy een der grootfte blyken
Van zyn Godheid; dies het ongeloof moeft wyken
Uit hen, die 't wonderwerk befchouwden in de Nacht.
Daar een bezeten' Vouw, haar door des Heilands kracht
Om 't groot Geloove van haar Moeder, zag geneezen ,
Geeft hy veel fraaihein van de Hemelverf te leezen.
Een fchat van kennis is te vinden in 't bericht
Dat SCHEUCHZER doet, daar hy het ivonder ftelde in 't lichtJ
't Geen 's waerelds Heiland aan de» Zoon wrocht van een Vader,
Die aan zyn woord geloofd'; dat hy dit konilftuk nader',
Die zieh koomt te offnen in de fchool van Hippokraat,
Z o wacht den Zieken van zyn kennis raad en baat.
Daar hy een wonder, dat den Heer van dood en leeven,
Wen Petrus vifchte, oratrent het viffchen heeft bedreeven,
Toen die een Stater vond in d'eerft gevangen vifih,
Toond hy van welk een waarde een' Zilv'ren Stater is.
Hier wordt de blindheid, door 's Mans zuivren pen befchreeven.
Daar Jefus, in triumph, koomt in de Godsftad ftreeven,
Gelyk een' .Vorft, zo als Jefaias had voorfpeld,
Word ons 't aloud gebruik des Ezels jiiift gemeld.
N u zie 'k M.ans oordeel met veel noeftheid onderzoeken,
Waarom de Heiland floeg den vjgenbtom met vloeken-,
Een ftof verhandeld met omzichtigheid en fchroom.
Vooits toond hy door de konft een vreemden vygenboom.
Prinib. f77.
Frintb.
Frlmb, tfyp.
Fririb.ögi.
Prinib. iSt .
Frlmb. 68 j.
Printb.6S4.
Ik Kruid-'