i l
fei
1802 G E E S T
als rook cenes gr00ten ovens : ende de Zonne ende
de lacht is wrduyfiert ge worden van den rook
fies puts. Naturelyke fprinkhanen worden 00k
door rook op de aarde nedergeworpen, en
worden alzoo gevangen van den Sprinkhanen
ecters. Jgatharchides : kapnoo de tantas
theyrooßn, ektou aeros epi geyn katapherontes.
Strabo: Eene rookcnde floffe word in kuilen geworpen,
aangeßooken, door welke daad de voorby
vhegende fprinkhanen door de d/kke nevel gefmoord
zynde nedervalkn. Onder anderen heeft
Diodorus III. B. Eene veehuldige en fiherpe
rook opryzende vallen de verfmoorde fprinkhanen
in de kmlen en op de grond. De Gekorven
beeftjes können den rook en desfelfs zwavelaciitige
deelen niec verdraagen , ja z y fterven
d a a r d o o r , de alderdiinfte takjes van de ftrotp
y p krampachtig zynde te zaraen getrokken,
die door Jiec gantfclie liciiaamtje zyn uitgebreid,
en de omloop der vccliten zynde verfmoord.
Ook paiTen op de natuurelyke fprinkhanen
vyf maanden , in welken die geeioelyken den
mcnkhtnmo&^tenbafanizein, pjningen. Want
geene kwetzen alleenlyk maar geduurende de
zomer maanden , by de wintermaanden verdwynende.
Vers 7. worden befcbreeven de gedaanten
der fprinkhanen gelyk der peerden tereid tot de
eorloge. Zoo ook Joel II. 4. De gedaante des
zelven is als de gedaante van peerden : en als
Yuyters zoo zullen zy loopen.
Vers 8. h are fanden waren als Qtanden) der
leeuwen. Joel I. 6. PTant een volk ts opgekomen
Over myn lant, machtig ende zondergetal: zyne
tanâen zyn leeuws-tan^ , tude het heeft backianden
eenes ouden leeuws.
Vers 9. Ende zy hadden borfiwapenen als
yzeren borßwapenen. Claudianus :
Het kleed van eenerley aart word hard
op de rag,
De Natuur heeft de huid gevvapent.
D e ArabifcJie Uitleggers paiTen deze borAwapenen
toe zoo wel aan de vieugelen, als
aan de borft der fprinkhanen.
Hetgedrnyfch barer vieugelen was als eengedruyfch
der wagenen , •¡juanneer vele paarden
naa den ftryt loopen. Joel II. s- Zy ziillen daar
hmen fpringen als een gedrnyfch van wagenen,
op de hoogte der bergen : als het gedruyfch eener
vuîirvlamme, die ßoppelen verteert : alt een
machtig volk^ dat in flag-orden geßelt is.
Maar de Sprinkhanen derOpenbaringehebben
ook het geen dat men in de gancfche wereld
te vergcefs zoude zocken. De rook gaat
op iiit de put vss. I. X. des afgronds. Uit de
lielle , iiit geene gragceh door liulp van menfchen
banden uitgeJioId. Dat zy met zouden
befchadigen het gras der aarde, noch eenige
groente , noch eemgen boom : dan de rnenfchen
alleen die den zegel GODS aan hare voorhoofden
niet en hebben. ys. 4. Zy hadden ßeertenden
E L Y K E
fcorpioenen gelyk ¡ ende daar waren angelsinhare
ßeerien — - • ende hare pymngeals de pymnge
van een fcorpioen , wanneer het een menfch gefteeken
heeft. vss. f . 10. Op hare hoofden waren
als kroonen dtn goude gelyk, ende hare aange
ziehten als aange zieh ten v/in rnenfchen. vs. 7.
Hebbende hair als hair der vrouwen. De natuurelyke
fprinkhanen hebben geenen Koningy
Spreuk. XXX. z j . Maar deeze geeftelyke
hebben over haar tot eenen Komtig, den Engeides
afgronts: zynen name was m het Hebreeuwfch
Ahaddon ende in de Griekfche (tale)hadde hy
den naam Jpoilyon , vs. ir. Joel I. 11. leeii
men ebad ketzir fchade y apoloole trugejtos ex
agron^ de oogß des velts is vergaan. Alwaar
in het Hebreeuwfch word geleezen hetwoord
abad in den Griekichen T ext apolluein.'
D e Profeet bied ook ons ter overweeging
aan Scorpioenen , zoo ton aanzlen van de gedaante
als ten aanzien van de fchadelyke beeten
vergelykt ook onze Profeet die by Sprink-
Junen. Maar daar worden vermeld fkorpioi
teysgeys, fcorpioenen der ^•axán, aardfche, die
op de aardeleeven enkruipen, onderfcheiden
v a n g e v l e u g e l d e n , vliegenden. Wegens die
onderfcheid fcaat eene hcerlyke plaats by Luaanus
in Dipfadibus : Skorpioon genos ditton,
enz. Daar is eene tweedertei zoort van fcorpioenen;
het eene is dat op de aarde keftj mct voe-
Ten, gr00tt en heeft (in de ilaart) verfcheiden
wervelbeentjes, of leedjes : het ander heeft gezien
en vhegt in de lucht, heeft dünne vleugels,
gelyk de fprinkhanen (wantvoor ;¿/0//7moet geleezen
worden akrifi") krekels en vleermmzen.
Z o o ook Strabo XVI. B. fchryvende dat in
MoorenJant gevonden worden fcorpioenen in
meenigte van vliegende, en van geene gevleugel.
den. <^lianus X\ri. B. laatlte kap. fcliryft,
dat Pammenes in Egipte gezien heeft gevleugelde
Scorpioenen , met eene dubbele angel
verzien. Andere getuigeniíTen leveren op Phnius
XL B. kap. Strabo XV. B. Paufanias
inBaotiusy Nicander inTheriacis, Epiphanins
in Hieraciias. Van deeze gevleugelde Scorpioenen
heeft Arißoteles niets , maar dezelve
befchryft Jonßon Í. ß. InfeB. bl. 113. en fchildert
die af op Printblad XVIII. Behalven
land en gevleugelde Scorpioenen zyn 'er ook
Zee-fcorpioenen, dewelke behalven het fenyn
met geene niets gemeen hebben, welk fenyn
niet in de ftaart is, maar in Jiet hoofd en het
^antfche ligliaam. Van deze maken mclding
Diofcorides y Jrißoteles, /^gaiharchidcs, Phmus
y c_/í¡lianus, Jthenaus, Galenus, anderen.
By aldien derhalven imant hift heeft om
ietsover dq Land-Scorpioen te fchryven, die
moet noodzakclyk de bynaam daar b y voegen.
Dus Cteßas i fkorpios ho eypeiriooteys , de fcorpioen
mt Epirus. Jrißot. Hiß. V. ß. 26.' kap.
Hoi fkorpioi hoi cherfaioi, aard-fcorpioenen.
PliniusXl. ß. 25-. kap. Land-fcorpioenen.'Hefy
Chilis: bleyßas, ho cherfaios fkorptor, Bleßas^
Nl A T U U R
een land-fcorpioen. Philoxenus: geyinos fkorpios,
een aa)-d-fcorpioen. Onze Heilige Joannes
fkorpios teys geys, fcorpioenen der aarde ^ beeter
in de Moedertaal Erd-fcorpioenen, als fcorpionen
auf Erden.
V a n alle de deelen des Scorpioens vermelt
dé Heilige Joannes de ßeert en de vergiftige
an^ely otiran kai kentron. Zoo ook Julianas
Tímtdicht op de Hemel-teekenen.
De fVeegfchaal ontßelt, en het beeß dat met
de ßaart de fiag mikt.
Hilaßus:
En de weegfchaal door eene gelykhangende
evenaar, en de heftige door depunt van de ßeert.
Eußhenius.
En het volgefid ogenhlik en gevreeß door eene
gekromde ßaart.
Van welke ilaart men ma g zeggen 5 het geen
Chryßppus uitgefprooken heeft'over de Itaart
v e n de Paauvv, to zooon gegononai heneka tou
kerkou : dat het beiß gemaakt is om de ßaart.
Ik hebbe dezelve met zyn vergif eiders befchrceven,
en afgeteekendvertoont, tegelyk
met de an^el, welke Baßlius in de hoogite
verwondering heeft weggerukt , uitgehoolt
door den Schepper, op dat die het fenyn in
' dewondezoudeleggen, Baßlius in Hexaëmer.
Homil. 9. 'To leptotatou tou fkorpiou kentron^
foos ekoilalen hoosper anlon ho techniteys, hoofte
dl' autou ton ion tois trootheifin enießhai. De
h olle pyp noemt <iySlianus IX. B. 4. kap.
kolpoodei diploeyn , eene bochtige dubbehoudig-
¿ f / í z o d a n i g fyn, dat dezelve het gezicht oncvlucht,
door een onzichtbaar gate insgelyksopeny
Overeenkomftig zyn de Uiileggingen over Nicander
: dog alle angel van een Scorpmn isdoorboord,
hebbende zeker pypje , het welk wegens
de dunheit niet kan gezien worder, waar uit
de fenynige zwadder word uitgefchooten. Gelukkig
giilen de Ouden , dat een gewapend
gezicht aan den hedcndaagfchen heef t onti iekt ;
namentlyk z y kondcn de uitwerkingen van
ZOO groot een nadeel toefchryven geensfins
aan de fteek van eene vafte angel , van zoo
groot een nadeel, zeggeik, welk niet alleenl
y k eenen menfch, maai- eenen Leeuw zelven
zoude dooden. Ambrofius in Hexa'émer. VI.
B. 6. kap. De Leeuw de Koning wel der wiU
de dieren, dewelke de haairige touwen van de
nek (chud, word door eene kleine angel van den
Scorpioen afgemat, en door het vergif eener Slange
gedood. Maar wie zoude zieh met verwonderen,
dat door eene zoo körte angel eens Scorpioens,
welke men zovder lighaam zoude vermeinen
te zyn , de dood van overgroute ligharnen
verwekt word ?
W e g e n s de uitwerkingen van eene Scorpioen
ftcek verliaalt Diofcorides de volgende
dingen in het VII. B. 7. kap. Door de beetvan
een Scorpioen begint de plaats aanßonds onßoo- '
K U N D E . 180J
kcn te worden, enword hard, eaword geweidig
rood, en by beurten door pyn geperß. Want
dan gloeit dezelve, dan door koude mgenoomeh
wordende. De arbeid vermoeiä Jchielyk, ennu.
en dan is het beeter , dog nu en dan verärgert
het. Daar op volgt zweet, gevöel van fchrik
en beeving: de buitenße deelen van het lighaam
worden kout, de liezen worden om hoog geheeven,
doorßoelganggaan de winden naa buiten-,
de haairen ryzen te berge, bleekheit mismaaktde
leeden, en over de gehede huid word eene pyn gevoelt,
gelyk hetßeeken van eene naalde. Hier
uit valt gemakkelyk af te neemen , dat door
die vergif door äe alderfteekenfte pyltjes de
peezen met de alderfcherpfce pyn worden aangedaan,
en dat het gantiche lighaam door de
leiding ZOO van het bloed als peezen mede 1yd.
Deze fcherpe pynen drukt onze Profeet naar
het leven uit vs. 5. Ende hare pyninge was als
de pyninge van een fcorpioen, wanneer het een
menfche geßeeken heeft. Zoo Orion van een
Scorpioen geftooken by Orpheus de Lapid. in
•"t kap. van de Scorpioen ßeen.
Toen rondom de Leeden door fcherpe pynen geßooken.
Herkules over de brandende pynen, welken
h y geleeden heeft, by Seneca in Herc. Oet.±.
Bedryf
Heiaas welke Scorpioen van binnen , welke
ingedronge Kanker af getrokken van de heete wonde
verbrant myn merg ?
Verder ftaataan te teekenen, dat dit beeil
voornamentlyk fchadelyk is by de zomer;
geene fchade doende by wintertyd. TertulUanus:
degemeene tyd vangevaar, de bitte: By
zuide en ^^yowr. Macrob.
Sdturnal. 1. B. 21. kap. De Scorpioen isvadzig
by de Winter , en die over zynde, fteekt zy weder
om de ange/op door hare kracht, by wintertyd
geene Jchade in den aard geleeden hebbende.
Hier van daan is het, dat volgens Leo Ajricanus,
de inwoonders van de Stad Pefcara,
in Afrika geleegen, op Jiet land gaandelucht
neemen uit vreeze voor de Scorpioenen, en
in Slagtmaand wederom koomen. Deze ding
e n dienen tot opheldering van het fde. vers,
Haar is gegeeven — om te befchadigen vyf
maanden.
In plaats van een Scorpioen, welken wy
elders vertoont hebben, dat de volgende gedaantens
Jüer by zyn.
A . Een MoiTel-Scorpioen, takkiggehoornd,
klein van voeten, een Scorpioen.
boinfche Rariteitkamer bl. III. PRINTB.
X X X V I . k.
ß . Eene kleinder Scorpioen of de fcorp^na
Czekere zoort van een vifch) van Rondeiet.
Gefner. bl. 10iS. Aldrovand. II. B. 24, kap.
D e Scorpxna van Salvianus o f de Scrofanello
bl. 94. iVtilougby Ichthyol, bl. 33 i.
P R I N T -