1 6 5 8 G E E S T E L Y K E
¿e nedej-gevallen zynde, den geeft gegeeven. In
welk verhaal deze twyfeling in myn gemoed
nog overblyft, of Macanus den onderbuik
Jieefc geopent , of by de onüeeding van het
l'yk is tegenwoordig geweeft, nademaal de te
vooren vermelde fclieuring der ingewanden
zonder ontleeding niec zeker kan zyn ? dan,
o f liy hem alleenlyk op het heimelyk gemak
heeft vinden leggen en door zyn afgang beviiild
zynde ? dan of niec millchien de godvruciiüge
verdediger van het rechtzinnig geloof,
Athanaßns^ dewoordenvan den Text
heeft te leen genoomen nie eenegodvruchtige
y ver 5 ziiUende de godlooze Leere van
met eene zwarte koole aifcliilderen?
Over de dood van den Verrader Judas zyn
byna zoo veele gevoelens, als 'er hoofden
z y n . Doch zommige onder dezelve belaghel
y k e , dewelke in deze onze eeiiwgeengeloof
vinden. Belagchelyke waarlyk by Oecumenius
worden geleezen uit Parias , dat het hoofd
en het lighaam van den waterziiclitigen verrader
ZOO opgezw^ollen is g eworden, dat Jiygeen
doorgang heeft gevonaen, waar door de Wagens
plagten door te gaan, daarna voor over
zynde gevaüen midden is doorgeborf ten. Verdraagelyker
is het, datmen leeft by Theo^hylaBus
, dat de tak omgekromd geworden en
gebrookeais van dien boom, aan welken de
jammerling was opgehangen, en nog levendig
zynde is nedergevallen. Thomas Êartholimis
over dt BybeUZiektens kap.2 2.voegddezwaarmoedige
zlekte by de waterzucht, en hy wil,
dat de jammerling zoo wel door de benaeuwde
angft des gemoeds geftikt is, als door Jiet
water in de hoUigheit des lighaams vergaderd,
jiier van daan voorwaarts over is gevaUen zoo
ruwelykj dat en het water en de ingewanden
den in het midden doorgeborften zyn uitgeftort.
By aldien datmen door apeygzato zoude
verftaan verivorging, zoo kon hy zyn geftorven
aan eenkeelgefwel, dehuich, vanden
Grieken agchomy genaamd, welkeontfteeking
als zieh tot ecn ettergefwel zet, zoo kon
zelfs na de dood eene menigte etter uitgeftort
worden.
Over Judas dood heeft Izaak Cafattbonus
Exercitnt. over de Jaarboeken van Baromus
deze volgende woorden : „ Mattheus Jieefc
„ het begin van de daad Ceboek geftelt, Lu-
„ kashetcinde, door eene goddelyke ingee-
,5 ving ver\iil]ende , iiet geen aan Mattheus
5, verhaal ontbrak. Het voorneeracn van den
5, verrader was, om zieh door verworging
„ het leven te bcnemen: hy paft de ftrop om
„ zyn hals, hy dryft zi g aan, op dat hy te
„ gemakkelyker de keel zoude verltikken.
,3 Hetheeft de Goddelyke Voorzienigheitbe-
35 haagd, dat de fcheJmfche Verrader door
„ eene enkele dood niet zoude omkooraen.
„ De ftrop breekt, Judas valt op zyn aangeziclit:
wantzulkszeggendewoorden,
„ neys genomenos , voorw-aarts over gevallcn.
„ Maar iiy valt miiTcinen of op eene fcherpè
„ klip , of op eene puntige ftrònk af anders-
„ fins. Door G O D S oordeel word hem
, , biiik opgereeten , de ingewanden worden
„ uitgeftort. Het woord elakeyfe gecft te ken-
55 nen, dat de oplplydng in delTelfs lighaam
55 niet ZOO zeer is veroorzaakt door het ge.
„ weit van de vai, als wel door GODS recht-
„ vaardige wi l le, zekereinwendigekrachtvan
„ bmnen werkende. Dit is het eenvoudigverhaal
der H. Schriftuur „ . Het gecn tegcn
dit gevoelen van denwydberoemdenC^Hii.
nns kan ingebraclit worden , kanmen leezca
by Gronovitis kap. 5. en 6.
Daniel Heinßus Exercit. Sacr. verklaart liet
Hcbreeuwfch machanak, het welk datmen leé
van Achitophels dood 2. Sam. XVII. 23.
het Griekfch apeygxato in Jiet Verhaal
Achitophels en Judas dood , dusdanig , dat
z y van drocfJieid zyn geftorven. Hy zegd,
dat de ziele van Joó tot die engte is gebraciit
g e w e e f t , dat dezelve de ver'worginge , im.
chanac, zichverkoor, Job VII. 15. alwaar Aquila
heeft: kaihaireitai agchoney hey pzachey
Eene Sara Tob. III. i i . tanta akoufafa
theyfphodray hooße apagxafihai. K-M\Hemjm
kon aienllig zyn hetvoorbeeldderzelfsmoord
van die Afrikaanfche L y f e i g enen, die wegen!
walg voor het leven door het inhouden van
den adem verftikt worden. Dit zoude ooi
afagxaßhai können genaamd worden. Osi
voegd j^ßhinef agchoneyn kai lupcyn, defcrop
en kwelling des gemoeds by elkander. Taiiii
de eyn agchoney kai hpey toutoo. Deze «//»¿ffl
waren hem verworging en droefheid. OviL
Triß. V. B. I. Trcurl
De ingefloote droefheid verworgt en vervoirt
inwendig.
De woordea zdve laieyß, Mein, beteekenen
in de Handelingen de alderiievigiie gemoedsdrifc,
waar door de ziele als miciiJeD
door gefcheurd word. Waar toe behoord liet
woord diarrhagein by Arißopbanes , voor het
welk Plautus heeft, loop heen en hang «
anderen, worden door uyt de ingewavd<n verbrooken
als Codras. Wy Hoogdiiicfdien zegf
en : es mochte mir dißs meine Secl durchßmen
: es muß den oder dieß» mg , mid ßt
gleich jener Tttius zerberßen. Van den vyanden
der Apoilelen en van Stephanus Hand V.
33. dieprionio, berßede (haar Jiet herte) Hand
VII. 54, dieprionto tais kardiais, berßeden hart
herten. 7o a^agcheßhai rheygnumenon zoude
ZOO veel zyn , als dat imänc van droefheid
z y n leven eindigt. Men leeze wederom Gronovius
over die gevoelen van Heinßfis kaP- j"
by het welk-kan gevoegd worden dat
Pncaus, Wien apagcheßhai by Mattiieiis bi
teekenc zelfs den hoogflcn trap van droefheid,
welke het wenfchen om de dood vergczelichapt,
en Jiet zelve , dat by Jpulejus, meäcphchtiS
diii
N A T U U R
aan de ßbendaad zynde begeeren teßerven; by j
Gellius, verdriet in zyn leven krygen: wille om [
den dood te ondergaan. Welke alderiiiterJle ^
benaeuwdheit den ichendader aangezet heeft
niet ZOO zeer tot zyns zelfs verhanging, als
wel van boven nederwerping , beide
Salntaßus Epifi. III. over het knact
leeze Gronovitis ka.'p. ix. en kap. l i . over h
gevoelen van Ligtfooth, die alle dingen, de
bezeetendheid, de verworging en de van boven
nederftorting den Diiivel toefchryft.
Voornamentlyk verdient Iiec gevoelen uicgelegd
te worden van den beroemden Gronovins
, devvelke voor eerlt aantoont, dat to
apagcheßhai buiten allen twyfel beteekent een
verhanging van zig zelven . gelyk fpigein en
apopnigein word genoomen voor alle andere
•verworging of verßmooring door de mont, het
zy door van bmten opgefmeete kuffens , of hem
iets van binnen in de keel geßooken zynde. Dezelve
5 dat apagxamenos beteekent to preyneys
genomenos, voor over gevallen , by Lukas in
de Handelingen. Want die zieh zelven ver--
Jiangt 5 die werpt zicii te gelyk van boven
n e e r , alfclioon dat hy niet op de aarde valt.
Sihns.
En de ßeekelige baard valle van de onderkin.
Statins I. Thebaid. een gevalle berg voot eene
aßangende berg. Dog de Verrader kon niet
blyven opgehangen, en in de open luchcverrotten.
Dit hadden der Joden Wetten niet
toegelaten, 5a zelfs laten zulks geene natuurlyke
noch burgerlyke wetten toe. Derhalven
wil die beroemde Man, dat het droevig
fchouwfpel van de ftrop is afgefneeden geweef t
in ^eene diepe kuiJ, cn door deze van boven
neervalling op andere rompen van beerten of
menfchen op knobbeÜge en rtruikaclidgercompen
of ook wel klippen het aangeftoote lichaam
zodanig is gekwetft geworden, dat de
ingewanden zyn uitgeftort. Op deze zelve
fteilte, paft ook dt voorwaaris overvalling,
te verftaan niet in hetdadelyke, alsofdeelendeling
zieh zelven Jiad vanbovennedergeworpen,
maar in het lydeiyke, dat hy van boven
neder is geworpen geworden, Jiet welk
vius brcedvoeriger uit gelykluidige piaatzen
van de Schriftuur bewyft bl. loi. 103. De
Joden moeften wel de ligliaraen der aan de
Itrop opgchangencn, Jiet z y dat z y zieh zelven
Iiaddcn verhangen , of gerechtelyk tei
ftrop veroordeelde kwaaddoenders waren geweeft
, affnyden, maar z y begroeven die met,
dog wierpen dezelve van boven neder in kiiilen.
Dus zegd van [udas cn van Arrius de
Onderdiaken Arator fliß. Apoß. I. B.
- - - „ die de aanleidcr van uwe misdaad
55 cn dwaling is, de ongelukkige Arius ftort
55 ter neder , meer in het gcmocd vervaüende,
en gedood zynde, heeft hy met Judas
5> een genieen uiteinde gehad; die aau de
K U N D E . i6 s 9
ftrot hangende j van ingewanden ontleedigt
zynde, is geftorven: ook begraaft de
ftraiîe niet, welken dezelve misdaad aan
„ een bind. Van Jiemei en van aarde dode-
„ lyk geliaat fterft hy tu/Tchen die beiden:
„ de gefcheurde ingewanden vloeyen daar
„ Jienen, ziülende nergens begraaven wor-
„ den „.
AtPjanaßus kap, 14. rheyßoon kai hermeynieoon
toon paraboloon euaggehkoon, zegd, dac Judas
onbegraven aan den roofvogels tot Ipyzc
is gegeeven. hofpeiros peripefoon eis teyn akanthan
ho Joudas apelthoongar apeygxato, kai ta
pete/na tau ouranou katephagon \uton. Ook
hebben de Heidencn zekere kuilen gehad,
waar in van boven neder zyn geworpen die
de Jianden aan zig zelven gcllagen Iiadden,
het z y z y dood waren o f l e v endig, of Häven die
verraders Jiunner Meefters geweef t waren. Ualmurides
aigialoi kai topos en tey Attikey para
tas eßhatias , hou tous nekrousexzebalhn. By^
zonderlyk is bekend de plaats tuflcJien Megara
en Adienen, or^<îi genaamd , ahvaar de heiligdomfchenders
en verraders wierden geworpen.
Zoo verklaaren de Spraakkundigen d.it
bail' eis korakas, het welk het zelve zoude zyn
met apage eis orey kai kreymuous. En by Plutarchus
in Jiet leven van Themifiocles is eene
plaats op Judas paiTende : hon nun ta foomata
toon thanatoumenoon hoi deymioi proballouß,
kai ta himatia kai tous brochous toon apagchomenoon
kai katairethentoon ekpherou/În. Eene
zoortgelyke plaats befchryfc mede Polybius
VIL B. 4-kap.
T o t dus verre Zyn deze dingen uit Gromvius
, die de voor overvaîiing op het doode
lyk van Judas, nict op den levendigen toepaflen
door Pertzonius mannelyk cegenge^
iprooken. Die toonc hier, dat het woord
preyneys over al beteekent voor over
Getuige Homerus lliad. fì. vs. ii.
Dan eens leggende op de zyds, dan wederom
cp de rug, dan voor over.
'D'^t genomenos niet aJtyd in Jiet lydendege^
noomen word , maar ook in het doende, 'en
in het midden tiiflchen die twee. Hand. I. 16.
perì y onda to genomenon hodeygou tois fulla^
bonfi ton WSOUN^ van "judas, die deleidsman
geweeß is der gene die JESUS vmgen.
Andere piaatzen gaa ik voorby. Dat ook
by den Joden niet onbegraaven zyn geblee-'
vcn die "zieh zelven den âood hadden aangc
daan , gelyk ook niet de misdadigen , maar
wel begraaven zyn geworden in gemeene begraafplaatzen
van zeer geringe lyken , biykt
uit het voorbeeld van Una Jerem. XXVI . zj.
en uit Maimomdes Tra[i. Sanhédrin, kap. 14.
Dat de woorden agchoo , agchoney niet altyd
de beteekenis hebben van ophangen , maar
datdieookbeteekenen, droefheid, bcnaeuwhcid
, de hoogfte gemoeds-kwelling. Waar
van daan ook der Latynen angina. ^ en de
d d ver-
!