N A T U U R
rjiiyn desmrnsGODS, d k ongmmg dingefchon -
k en is in den drin k be k er z ynestoorns^ Opcnb.
XIV. 10.
^ De Scliynftrydigheit moet liier verdreeven
worden. Mattlieus vermeld edik met galle ge -
pimg d, Jlarcus gemyrrhede wyn. Miffducn
verltaat beide Evangelift ^^erfc]laalde wyn en
azynj ofwränge, hoedanige hjHoramsgQ -
fteld word tegen die van liet Eiland Scio ende
FiJernifche.
Si poiitis intus Chii veterifque Falerni
Mille Cadis (niliil eil trecencum millibus) acre
Potet acetum.
Cholcy beteekent niet galle, maar in
het algemeen al dat bitter is, bitterheid, gelyk
der Latynen/e/cn der Hoogduitfchen^a/-
k. De myrrJie nu is bitter, oinos eßnurnis -
rnenos zal derlialven naar de letter zyn gemyrrhede,
bittere wyn, hoedanige den euveldaders
moeft toegebracht worden. Docii zoude
ik niet willen ontkennen, dat de Joden j voi
bitze galle , edik met galle gemengd Jiebben
in den drank, o^ dai dege'wooalyk e barmhertig -
hüt - voor elendige ßraffchuldigen voor kwelling
m KRISIVS z oude verwiße k worden. Welke
uitlegging gemakkelyk zoude over een können
gebracht worden met het gevoelen der
gccner, dewelke wilien, dat de godvruclitige
vrouwen, medegezellinnen van den Heillieer
by het kniis , uit een godsdienftig mededoogen
medegebradit hebben waarlyk gemyrrheden
w y n , welken de zoldaten naderiiand zouden
vervalfciit Jiebben, welker harten met galle
waren bellreekcn en door edik wrang. Zie
Lightfoot. Hör. Hebr. over deeze plaats. Dog
m de Heihge Gefcliiedenis vindmenhetminfte
teken niet voor deze gifllng. Waarfdiynelyker
is Jiet, dat de krygsknechten of gemyrrhede
w y n , of uit edik en galle te zamen gemei^
d toegebradit hebben, om KRI S TÜS
Ttraffen te vermeerderen , en zyne krachtcn
tot zwaarder pynigingen te verfterken, vreezende,
dat hy anders na zoo veel naclitbraakens,
en kwelllngen , geefTeling, en opgevolgde
rampen mogd koomen te llervcn, eer
K U N D E. 1667
dat hy am het kniis zoude genagelt worden.
T e n einde van deze verhandelmg voege ik
by het gene over de onderiiandenzyndezaak
lieeft de Beroemde Sfecht Gtfchicht unßrer
hrhjnng bl. 413. cene zeergrootegeleerdheid
mtademende: Daar 'jjcrd gevraagt, ira ha
tigmtlyk gewefi is , r^mr mlde z ,y dm dran k
gmmgt heibm ! Dat hit Galle ¿ T O r f is k an
t k ZO O z ier gerne ein d dik oor z aa k naffeuren,
äat t k daar aan tm haogßen niet z ou de twyfe -
len : maar tot de be - ^ysretden. Daar z ynsr al -
le enlyk tuie e^ deweik e de e z ifiiffenoemen, Mat -
theus cnDavii. GenememdCh'olsyn: dit - jioord
t < v.nn fKay An h l ... ^wi / «i / i / i / ti^iHwi^,^ n i 1 aaloty.j iaaii.ei)s.w atbi.t -/ • .
ttrisdaar doorgenaamd - jjord, afflem, galle,
vergif, men z ie de LXX.TaaUiedmnaa Der -
hahm wy nttts z e e k ers hier uit k omen haalen.
Maar de LXIX. Pfalm vs. i i . ntemt alle twy -
felmgweg, met de z efioffemSditenoemn. Dit
woord bete e k ent nergens m degehe ele H. Schrift
galle. maar in z yne an dere bete e k enis altydm -
gif, ZO O dat de ' • j^oorden 'uan den Pfalm eigent -
lyk z ig d us heb ben : Z y geeven my vergifte
eeten. D « beveßigt deKd dieuw, ah die z elfs
alderme eßy dtt laoord gemesnlyk over z et vergif
der flangen, en duideon derbanden z yndeflams
verklaart: Zy geeven my te eeten de bitterheit
van Slangen-vergiC Derhihen ts de e z e
dran k z oo ve el als dulle k ervelsdran k gewe eß:
evm gelyk erwp di Joden e en k orrelwieroo k - mir -
pen in den dran k der ge ener die ter dood meroor -
de eld 'Siaren , z oo oo k hier de krygsk ntehten tot
dat z elfde ein de, op dat het • verßand z oude ver -
doofd worden, en de z oo lang z ame kriiiidood
verhaafl worden , z oo gebruik en z y e en drop pel
vergif. IVat anders is Jtnurninos, dat uit myr -
rben beßaat, wat an ders efmurnismenos, dat
mt mjrrhen niet beflaat, maar alle enlyk der z el -
verfmaa k e nabootfi. Waut finurnizein is e en
navolg baar tiwii, gelyk de «itgang aantoont.
Derhalven gelyk Attikizein niet is e en Athenien -
z er te z yn, maar e enen Athenien z er vaa te
Vülgen , even z oo is Imurnizein z jiet myrrhe te
z yn , maar z e k ere gelyienis met dt myrrhe te
heb ben, namentlyk de bitterheid.
P R I N T B L A D DCCV.
D« z y hem m geirnicigt had den Ma t t h . X X V I I . vers ¡¡.
Zie Mark. XV. vers Lu k. X X H l vers 33. Joann. X I X . vers 18
0 Konßtaf're el! dat my verbe eld,
Hoe H], die alles herft gete eld.
Den Schep per van den dood en 7 Iceven,
Moeß om de fchuld der Menfchen fne even;
Gy doet me erinneren hoe groot
Een heil ik kre eg, door 's Heilands dood
Zyn
" ' ' ' - i r ' i i i l k