i,! M'
'í
1 6 1 2 E E S
van eea Schelling
T
noomen voor t-. ^, , „ g„ el-yk
iiiev, en geeft by Eifaifchmid i. van eene
ICriùczer. Onze xeer Beroemdc Joh. ßapußa
Ottms , lianunnik van het Kapittel te Thuringen
geeft in ecne Brief aan Reland bl. 85.
ttn affarmn, aßculum, affnmiMitatzvA
halve kniitzer , tin halbe Berner-KreutzerUn,
zwey Zitruh-Ängßer, eene halve Berns hiilve
ftuiver , ( een oortje ) en hy eifdiet 'er no.
voor eene Sikel. Volgcns Etfenfchmid beftaat
eene Sikel uit 4?. knûtzers, dewelke zoo veel
zouden doen als 90. aßarien, (m den Text
pemingskcns ovcrgezet. ) In het Traktaat van
Matmomâes over de Stkeis kap. 13 • ^"It gy dit
leezen : „ een Sikel is Ki-aardtg 4. àenarien.
Eene denarie (naa onze munt eene Schelling)
6. obolos (naa onze munt acht diiiten jiollandfchj
eene fuiivcr) Een obolus nu 'jjierd Gera ge-
•naamd ten tyde van onzen Msefier. Eene finiver
nu is 'waaràig ÎCC'CÎ pondia, en eenpondtum
fwee petmingen. En Pernia ts het achtße gedeeltevan
èen fenningsken. Het ge-wicht vaneenen
Obolus geragenaamd, ¡s van 16.ga-'^-
korrels. Het gewicht van een afjarium is
4. korrels , Peruta van een half korrel. Volgens
deeze uitrekening en gehalt van eene Sikel
in 45. Kruitzers, zoo zoiide een denarius
zyn II. Kniitzers i. Schelling. Obolus, eene
fcuiver, ¿xïQ denarien.) een ^¿¿'/«î een kniitzer
3. denarien i. obolus. kruitzers 3. denarien i.
obolus. Pondium 3. denarien i j . obolus. AiTarium
I. denar. OTDOI. aan welke opreekening
byna over een komt onze Duitfche Overzetting
, dewelke a(farium eene Pfenning , een
pennigsken, overzet. Maar raiirchien wil de
Test in het algemeen eene zeer geringe prys,
welke twee of drie mufclikens koften. In deezen
zin hebben de Oudcn dikwyls een fi»-
runeske genoomen. Catullus in Lesbia.
En de tydingen van o-.
achten -u-'r geen fimver waardtg.
Dezelve tegen Vibtnnios.
Zoon, gy kunt het voor geenßuiver verkoopen.
Elders.
Jcht gy het geene ßuiver -waard ? 0 vuil,
hoerhms !
Cicer-o voor Giuintius, hy -weigert eene ßuiver
te zullengeeven voor en aleer hy eerfi van alle
dingen en rekeningen der maaifchappy zal rekefling
gedaan hebben.
Juvenalis 10. Schimpdicht.
jil die tot nog toe Minerva met eenefiuiver heeft
eerbied bers^eezen.
In deezen zin hebben de Griekenlietwoord
obolos, penningksje genoomen. Over Philocrates
doen de vogels by Ariflopbanes haarbekkg,
dat Jiy zevcn vinken voor eene ftuiver
ha^verkogt.
— fiineiroon tous fprnous, foolei kath hepta
oubolou.
Hy verkoopt aan eene ris hangende Zeven
vinken voor eene ßuiver.
E L Y K E
Obolo , dat is, ico« penningjes, byna gelyk
KRISTUS van de mufchkens. De beteekenis
van een obolus kan geeilt worden uit Polybias
Hift. 11. B. „ De Waarden ontfangen doof
„ gaans iiare gaftcn voor eene Jialve a 0 s , of
„ eene hah'e aßarion , zynde JieC vierdedeel
„ van eene ftuiver, een oortje„. Derhalven
vyf mufchkens in den Text , dewelke verkogt
worden voor twee penningskens koomen op
eene Ituiver te ftaan. Maar Etfenfchmid ftelt
voor 2 i- kruitzers, derhalven zal een penning
wezen i. kruiczer, i. ftiiiver , Derhalven by
aldien te Athene zevcn vinken verkogt zyn
voor cene lluivcr, zoo is de prysvaneenegeweelt
I. Schelling duicen: nog beeter koop
als van die vogelcjes ten tyde van KRISTUS
onder den joden. De aangehaalde plaatsvan
Anfiofhanès zal op onzen Text meer Haan,
by aldien wy voor eene vink^ eene w^h/cä Hellen.
Waarlyk in de Woordelyke Verklariugen
van Philoxenns word geleezen ; Spinos^
hofirovibos^ ecne vink. Wy Duitfchers if.
gewoon te zeggen c Jk wilde geenen Heller ni^
''Penning daar voorgeeven. De Franlchenjjf
ne donnerois pas un Hard. Teeken aan , dat
ikin de overbrenging tot onze in gebruik zynde
munten eene penning zoude neemen vooi
een Haller, Heller , dat is 4. van een kruitzer
By dit alles kanmen voegen , 'dat 'Hefychìt
genomen heeft lepton voor aßartoo. By aldiea
die waar is, zoo heeft Kryjojlhomiis denTe^
van Lukas niet wel overgezet duo leptoon, toni
eßin duo oboloon.
MiiTchien Iiebben wy langer 5 dan het bc
hoorlyk is, op eene geringe zaakbly ven ftaan
Want het is zeker dat de mening van KRIS
TUS niet geweeft is, dat wy mct de aldct
grootfte bekommernis onderzoeken zoiidei
de wäre en echte beteekening van het woor¡
affarion , maar dat wy zouclen aanbidden è
aldcrbyzonderfte Voorzienigheit GODS om
trent zodanige verachtelyke en weinig waar
dige dingen, doordien twee mufchkens voo
een, of vyf voor twee penninkskens vcrkog
worden, nochtans geen derzelver op de aäü
valt zonder de wenk der Goddelyke wil. He
koomen mede overeen de woorden van de"
Koninklyken Pfalmlft: Zy alle -machten op'
r Gy hen hare fpyze geeft te zyner tyt- K
CÌV. 2.7. Niemand twyfelt aan deeze grondwaarhcid
, die Hechts ma.ar alleen uit li^
licht der reede zig een denkbeeld iiecfc gf
maakt van GODS alweetcndheit, alomtegenwoordigheit,
en -andere oneindige volmaaktheden.
En het is 'er niet verre van daan, 0'
de II. Hieronymus zoude door devcrftandi^'
Wysgecren deezer eciiw met een wit ( of li*^'
ver zwarc keurfteentje ) op deLyft derK^t'
ters gefchrceven worden , dewelke over Hs'
bak. I. kap. dusdanig fchryft: het is
de Majefteit GODS daar tee te brt „
' dezelve alle ogenblik zoude -jfceten hoe veel0'i' 3ÎATTII. Cap . XU . v lo
'^t.iJiiis ¿inda nmvu'tilo exl-eiis;;
. XII. V . 10. 13 .
tvu^b tìrfìfitj^.
D. Jle-uinann xciclfs
•nr-.