l i
N A T u ir R
kanten i n oven' loed a f , geduiirende de grou-
,velyke i lni f , en daarna, gevoeldc de booswiclit
de n ldervinnigf t e e n brandenf t e imerccn,
en biùten twyfel viel de jammeri ing' dikvvyls
ili zwym. DerJialven zoude de alderbefie
Ilcilan'd regeeiTeld en op de wreedTte V,JZQ
verfchcurd, zekerlyk den Joden tot medclyden
i iebben moeten beweegen, ten wai'e zy
a l l e r a e n f c h c l y k l i e i d J m d d e n i i i t g e r c h u d . Waar-
]yk de Hoo/drechter door medelyden aangedaan
zeide diis tegen den Joden : Ziet, de
ìnenfche Joann. X I X . y. cn Auguflinus wil,
dat Pi lati i s met dat ixiziclit belaft lieeft dat J E -
SUS zoo itreng zoude gegeeiTelt worden, op
diti de Joden deze befchimftng greetiglyk zonden
mz-welgen, en niet verdernaar J E S U S bloed
dorjìen. IVlaar raiiTcIiien lieeFt deze onrechtvaardige
Recliter door deze ftraf, evcn als
door eenc z o o r t v a n o n d e r v r a a g i n g , eeneverdere
bekcnteni s van gekwct f t e RoomfcheOppcrmogendiieid
wi l len iiitperiTen. Ondertiis-
Ichen m o e f t e n alle deeze dingcntervervulling
van de Godfpraaken gcfchieden. Pfa3m.XXIl.
15. Ik ben mtgejìort als water-, ende alle mynt
beenderm hebben zig van eengefcheiden ; myn
berte ts ah was , V isgefmolteh in het mìdden
K U N D E . 16Ö3
myns im^e-jjands. Jez. L . 6. Ik geeve m)neñ
rugge den geenen die my flaan. Jez. L I I I . 3 .4. j-.
lly -was veracht, ende de onweerdigfle onder
den mefifchen , een man van fmerten , en verzogd
in krankheit: ende cen ygelyk -ivas als
verbergende het aangezichte voor hem: by was
veracht, ende -wy en hebben hem niet geachtet,
praarlyk hy heeft onze krankbeden op zieh genoomen
, ende onze fmerten die heeft hy gedragen
: dog wy achtedenhem, dat hy geplaegt^
van GOD giflagen y ende verdruktwas. Maar
hy is om onze overtreedingen verwondet, om
onze ongerechtigheden is hy verbryzeit. Dus is
J E S U S geu'ord e n een worm ( Tholagnath een
w o r m p t j e bloed o f fci iar laken-venvig) en geen
man ; een ßnaet van menfchen, ende veracht
van den volcke. Dusdanig mocf ten met bioed
T-yne^kleederen befprenckelt worden, het gewaed
root worden, en de kleederen als eenes die in de
•wytiperfe treet, Jez. L X I I I . 1.1. Zyn kleed
gewafcht zvorden in ivyn, ende zyne mantel iñ
wyndruivenbloet. Gen X L IX. 11.
A . Vertoont d e geeíTei ing o n d e r den Joden.
B , D e GeeíTeiing der Roiñeinen door het
v o o r b e e l d van KRISTUS .
P R I N T B L A D DCCIIL
l ü e eene kroone 'van cloornm gevlocbten hebhende, ^etteden die of z^n hoofdy en~
de eenen rietftock. in z^ne rechterhand ; ende vallent/e hare knyn 'voor hem,
heffOtteden zy hem , ^eggende: IVeeß gegroet^ gy Koning der 'Joden, Matthl
XXVII. vers ip.
Zie Mark. XV. vers 17. Joann. XIX. vers a.
Hier fielt de konfi aan ons ten toon,
Hot Jefixs, met cen Doornekroon
Gekroond -ix^ierd, en een riet gegeeven^
Als ßrekf Hem die een Konings ßaf,
Terwyl de Heid'nen, wreed en laf.
Den fpot met V waerelds Heiland dreeven»
Hem groetende als der Jooden Forfl;
Terivyl het Joodendom vaß dorft
Naar Chriftus bloed.- Maar wy, die draageti
De Naam van Kriftenen ; ai laat
{Scboon Hem den blinden Heiden fmaat')
Ons trachten Jefus ie behaagen^
Jls onzen Konings Vorfi en Heer.
Bien wy Hem achting^ hnlde en eer^
En houden wy Hem fteeds in waarde,
Schoon Heidenen voor Hem uit fpot
De knien bitigen; wy, door G Ö D
Verlicht! wy moeten hier op de aar de y
Ons' knien, met ootmoedighcid,
Neerbuigen voor zyn Mayeßeiti
En
t i i
l i t i i i l
'iii,, i