I ; ... ::i
I •
Iii..' ^
j'li
- i f
I; i
1 7 1 6 G E E S T
wylige krankheit. Het zoort zelvevandeiiekt
e drukt de Euaneelift niet uit, by Wien die
msn alleenlyk word Rezegd, Aithy krank geheen
had , dat is, ziek. Eeiie BenrrJbeit
wiBen Hunßm Jrijhrth. Sacr. 887. Pf/ar§»i
Over Joann. V. TheopliylaSus , Gregorins,
JVedelmsovirdeaigmtime m byzöuderegeraakthtit
E L Y K E
lyk het gewecil is een tekenbewys der zickte,
ZOO 00k van de herftelde cezondhcit. Hier
draagt de gezonde het beddeken, daardraagt
het bed den zieken. Kryfoflh. ,0. Leerreede:
Neemt uiv beddeken op, en op dat alzoo dat
geen, het 'iUelk een beiuys geiveeß is vanzwak.
beit een getuigems zy van gezondheit: dat het
bed van iiwejhtcrte, eene bekendmakinß zy van
mynegeneezmg; op dat de grootheid der wedergekreege
Over hit VIII. JuMal. lU. O t f fm. bl. n .
^mms.
Hy had dt tnytn gehenden door eem ongrmsfelyke
zieku.
Kryfofthomtis noemd denzelven didimmm,
gthndln, gelykinderdaad gebenden IS, vvien
het niet vry llaat nog te wandelen , nog te
f t a a n , nog zyne dingen waar te neemen.
Evenwel moet niet ontkent worden, dat deze
Spreekwyze minder paTt op den aard der ber
o e r c i i i e i t , dewelke waarlyk is eene pareßs,
o n t b i n d i n g , verllapping der toon. Maar in
dien eerften zi n können allerlei ziekengezegd
worden dedememi , op het bed gebonden.
Dus zegd KRISTUS van die 18. jarigekranke
VTOUW Lnk. XIII. iS. welkt de Satan achMn
jaren gebonden had.
D e woorden dewelke geleezen worden vers
6. Dat hy nu langen tydgekegen hadde, könn
e n veritaan worden en van den oudjarigen
l e e f t y d , en van delangdaurigeverblyvingdes
kranken aan het badtwater, welken dubbelzinriigen
zin onze Moedertalige aanneemt,
dafs erfchm eine lange Zatgelegen, dat hy al
eene lange T y d had geleegen. Aan degeneez
i n g zelve valt niet te Uvyfelen, dathetwonderwerk
verridit isaan eenen ongeneeffelyken
z i e k e n , verriclit in een oogenblik : KRIST
U S gebied, hyvoegddeckadbyhetwoord,
h y verleend de genade om dat werkilellig te
m a k e n , dat hy gebied. Dat is GODE alleen
inaar eigen, dat hy Z09 kctn gebieden. Cyrill. II.
B. Over yoh.k^p. 126. Hetwoordwas: Staat
op, neemt uw" beddeken op, ende wandelt. Dit
b e d o f b e d d c k e n , krMatos, grabbattm, ge-
fterkte beveftigt degrootie van het ge.
Vicht. KRISTUS beveelt den zieken te wan.
delen, wederom naa huis t e g a a n , ofgins en
herwaards te f ^ a n , op dat j i e t geioove byhet
wonderwerk zig zoude bevinden, en aan niemand
de alderminfte twyfeling zoude blyven
h a n g e n : Kryjofth. Leerreede. Het gcvolg
der geneezing leeft men vs. 9. Ende
terftont wierd de menfche gezont, ende namzyn
beddeken op, ende wandelde. Hoor eens, op
hoedanige wyze Naziatizenus deezen onzen
kranken aanfpreekt. Orat. in San^. lavacr.
Gißeren laagd gy te hedy verlatenenverzumd,
en gy had geen menfih, die, toen het watei-beroerd
was, « in den vyver bracht, heden hebi
gyeen menfchgevonden, denzelven 00k GOD, .
qfliever GOD menfch. Welgepaft zegd am
Ende de Medicin. Chriß. Divm. bl. 34-
1 gezegende Zaligmaker heeft door zyn ontzacklyk
Gebied door een eenig -woord egeirai , fiaat
' op, alle dingen tn den elendigen herftelt, aan-
' ßonds den ten hoogßen bedorvenßaat der zieku,
• de uitermaten zeer bedorven beweegingen, kt
verhöre konftwerk des lighaams, de verdroo^di
en ten hoogßen bedorven lighaams-zappen, dl
verzwakte voortgangen der vochtigheden, dt
wanhopige omkeenng van alle iverktuigen helft
hy op een ogenbiik , en door een woord met vergezetling
van zyne goddelyke kracht geneezvh
en aan denzelven tot een nieww leeven als nieuwe
krachten gefchonken , door Knelken hy heefi können
opßaan , zyn beddeken opneemen en wandilen,
en dat aanßonds enz.
J o a n n . V I . veril: 9 - 13.
Zie Matth. XIV. vers 19.
J o a n n . V I . veriD 18. ip.
Matth. XIF. vers
P R I N T B L A D DCGXXIII.
Bndcvoorhygaande, ^aghj eenen mefífche hlwd-van de gehoorte af.
Dít gcKegd hebbende , fpoog hy op de aarde , ende maakíte (Ijk ^^^ JF""^ '
ende ftreek dat /lyk. op de oogen des blinden.
Ende ^eide tot hem; Gaat henen, wafcht » tn het badtn>ater Stloam (het welk^ov
ge^et word Uitge^onden.) By dan ging henen ende mefch hem, ende kwam ^
de. Joann: IX. veríT: l . 7* pea
I o n . Cai>. IX. V. 1 .6. r-
Coec-us loliojie fajuil-ns.
¿ í i . l i , r s i . u . 1. a. T.
g ö t y^lmí^n^ «.u-^ í^üMj wn^t^m