T
t i i ' i / - '
Jií' • •' •'
ISÍi;
ilh
1772 GEEST
hy beurten toomelooze hcrtnekkigheit / ••Ji'elke
"woede om te laßeren , cn , 'xelke vedßmäer
is gemakkelykheit om de laßerittgen greetiglyk
flaats teguntien! Hoeäanige ongerecbtigheit in
hei Gerechtshof i tí-clke dártele wellußentehuis,
welke knevekryen in de Landfehappen, '•jjelke
alderleugenachtigfte konß der toneeljpeelderen by
de heilige dtaißen^^ hoedamge perzoons-aanneemingen
tu de Staatswyze Vergaderingen , hoedamge
koophandelingen overal ^ verraderyen ¡
onderdrvkkingen, trowwloosheden en meineedighedent
Heiäegg. Creat. Gem. bl. 217.
Myn werk zal het z y n , voomamentlyk te
letten op de natuiirelyke verderffenüTe der
iiarde , gegrond op die vervloekinge , welke
G O D bedreigd heeft ter gelegendiieit van
Adams Val , 6en. III. 17- ib'. Het aerdryk
zy vervloekt om irji;ent 'wille , ende met fmerte
zult gy daar van eeten alle de dagen «cc-ej le-
"vens. Ook zal het n doornen ende dißelenvoort'
brengen. Alwaar wy klaar zien den onderrz'erf
enden, den geenen, die het aerdryk aan den
vloek heeft onderworpen: GOD den alderrechtvaardigilcn
Rechter, Adam, den Stamvadervan
het menlchelykgeilaciit. Eenebreede
Verklaring leeveren op de vyftig laatlte
veriTenvan Deut. XXVllI. Hoe groot, bid
i k u , is dewanordeningi n delucht? Ontfteekingen
van zwavelaclitige dampen vol fchrik,
d e cdderdoordringenfte blixems , yßelyke hagellleenen
, bevrooren yzels , ongeuiiimige
\Vervelwinden wit geborlten wölken, romve
winters, drooge zomers, ftrenge noordewinden
, peftachtige befmettingen van de lacht ••
In allen deezen vertoont zicli zelve de Majefteitvan
den alderhoogfcen G ü D , maar zodanig,
dat eJk eenmoetontwaarworden, dat
deze ongeregeldheic niet de eerfte is van den
Schepper, maar de tweede van den Rechter.
By aldien wy ons uit de liicht op de aarde
2,elve nederlaten, zoo openbaartzigzelvewederom
overal ydelheit, dienßbaarheit, verderffenijfe.
De dieren zyn in geduii rigen oorlog
ingewikkeld, dewclke zieh over en weer
verflinden: de groeibare zaken geeven naeuwelyks
het duizenfte gedeelte van voorcbren-
E L Y K E
ging wederom. De ingewanden der aarde
worden afgeknaagd door een onderaardfcli
vuur: de Z e e voerd oorlogen tegen hetland,
liet land tegen de zee: En wy zelve handelen
wreedelyk de aarde moeder: -wy doorfnyden
dezelvc met de ploegkouter, wy doorbooren
de binnenfte vertrekken: wy bezwaaren dei
zelve met geboiiwen van liet zwaarfte gevaar-
• te , daar wy met hutjes zouden vergenoegd
' hebben können zyn : de metalen , lleenen,
, hontgewaiTcn dienen veel meer tot welluft en
I praclit, dan tot noodzakelykJieit en gebruik:
geheele rivieren leiden wy afiüthareboezems,
wy graaven door bergen heen, de binnenfte
kamcren der aarde Jioolen wy lüt. Wy werken
niet anders , als of wy op deeze aarde
eeuwig zouden leeven, en echter ondervinden
wy dagelyks, dat alle dingen ydel zyn , aan
de dood en het verderf onderworpen. Niets
is hier levendig ah de kwaade zeeden en der Godgeleer
den haat. Heidegger in liet aangetrokke
boek bl. ixx. De beeften fter\'en met ons, de
planten, de alderhardfte rotzen en marmeriteenen.
Koningryken, Alleenheerfchappyen
vergaan; bergen Horten in, meyrcn worden
verdroogt, akkers , veeweidcn worden verarmd.
Vele landen zyn niet anders dan doode
rompen van de oude vruchtbaarheic.
Niet zelden vergaan de ptiinhopen zelve:
nu Word ""er koorngemaait^ daar Troje geßaan
heejt.
Men leeze het gantfche Gefchiedenis-verhaal
van de vervloekinge van het aerdryk, door de
Zondvloet voornaamentlyk aangebracht.
In dusdanigen elendigen en befchreyelyken
ftaat van zaken vem^acht het fchepzel, de algemeene
aarde, met opgeßeeken hoofde deopenbarmgder
kinderen GODS^ namentlyk in eenen
verbloemden zin, om vry gemaaktte worden
van de dienßbaarheit der verderffemße, tot
de vryheit der heerlykheit der hinderen GODS.
Hy verwacht eene eindelyke, in de Heilige
Bladeren geopenbaarde , verbrandinge , te
veranderen, gelyk als zilver in de fmeltkroes,
in eene nieiiwe aarde, op welke de gerechtigheit
Jiare zetel zal velHgen.
P R I N T B L A D DGCXL.
— £nde gy een mUe Olyfboom zjnde in der^ehe plaat^e tyt Inge-entet, ende des
'iVorteUy ende der 'uetügheit des Olyf booms mede deelachtig zjt gemrdcn.
Zoo en roemt niet tegen de tacken. Ende indien gy daar tegen roemt, gy en draegt
de mrtel niet i maar de '¡vortel u. Rom. XI. veríT: 17. 18.
Gy^ die 11 zelven zet op 't kweeken van de Boomen^
hlaaldt by den wakk'ren Sc h e u c h z e i i licht.
Hy geeft it kort en klaar bericht
Van 't geen 'er in den teelt alom diendt waargenoomen.
's Mam geejl, in alien Jiof bekwaam^
Verkreeg een nimmerjlerfb''re Faam.
Dcze
'f ;|ii
Roai. XI- -V. 17. 1»
RcIcLlx t e porlí4t.
^nin . . x i . ir. ir. aa.
c^tf ^l^ió^sfr Mcij.
, 'i^tiK;
'VI. Ir
X ir. 77ieA'C .rcui^s.