•VI J
. f i f ' l
í'ííV'í
i ;
i h ' / j i t
il' I i
Jì'^" m
III 1'
Iii
li i l '
i;'
••liyMi,
n
ij66 G E E S T E L
Eene Ooflerfclie veelverwige lange Slang,
de kop met zwarte enwitte vlakkengeteekend
f^inc. Ceni. IV. 40.
Pig. 3. Eene Slang gefchakeerc iiit dengeelen,
zwarten en witten, met zwarte hoekige
kringen, dan eens geheele, dan eens op de
mg zelve gebrooken met wkte roodverwige
ilippen, als oogvormige befchilderd.
Printbl. DCCXXXVIII. Fig. 4. Een zeer
fenynige jimmkaanfche Slang, geluid geevende,
tot Jiet onderfte toe met klinkende
klokjesen ratels even als Ipinncwielen verzien.
.De Amerikaanfche met de ßaart geluià gevende
Adder. Ratelßang.
De Gelyknamige hebbe ik elders verklaart.
Fig. f. De dorllverwekkende Adder gefchakeerd
door bniine en purpere vervve, doorgaans
over de nig met witte ftreeken geteekendj
geelaclitig biiik, op de ftaart met
flaeuwer verwen.
De dorrtverwckkende Adder uit den donkerpurperen
met verfclieiden witte ftreepen.
Jarata coaypitinga, eene Slang , welke de
flaart meer wit iieeft, als de geele Jar ara coajpitinga.
Pifo Hiß. Nat. V. B. 7. kap. 2 80. bl.
De Oolìierfche Adderilang donkerbriiinverwig.
Vincent. Cent. IV. 85-.
Fig. 6. Eene Slan^ met eene bruine riig,
mec witte ftreepen geicliilderd, de biiikflaeuwer,
naa den witten , omringd doordonkerbruine
banden.
Y K E
Eene kleine donkerbniinc Adder van de Kaap
de Goede lioop. Vinc. HI. 49.
Printbl. DCCXXXIX. Fig. 7. Eene ümerikaanichc
Slang met lange nalleependan eens
voi bogten 3 dan eens zwart-rondaclitige in
het midden hemelsblaeuwe, en aan de zyden
met witte rondaditige vlakken, beboordmet
zwarte verwen, en met vericheiden zwarte
ftreepen längs de witte buik verfpreid.
Eene Amerikaaniclie Slang gefchakeerd uit
den licht hemelsblaeuwen en zwarten.
Flg. 8. Eene lange, dünne Ceilonfcliedorfcverwekkende
Adder, met eene zeer lange jials
en ftaart, endegeheel dunzynde, metoverbeurtige
zwarte endonkerbruine vlakken lan^s
de geneele rüg heen, in de onderfte witte buik
byna te zamen loopende, en wel met zwarte
op den rüg naa beneden merendeels uitgebeeld,
gelyk de kanteelen van muuren zyn.
Eene Ceiloniclie dorllverwekkende Adder
zeer aardig uit den wit - zwart • en ligtgeelen
geverwd.
Eene dünne , uitnemende en alderlangfte
Amerikaanfche Slang, zynde eene zoort van
eene dorftvervvekkende Adder , Vincent. Centur.
II. II.
Eene dunder Surinaamfche gefchakeerde
Slang, de grond van de luiid goudgeel zynde,
geftreept en door twarte Hippen onderfcheiden.
Vincent. Cent. V. 7z.
Hand. X X V I I I . veriT: 8. p.
Ende het gefchiedde dat de vader -van Pfthlius met kport^en ende den rooden loop
bevangen zjnde y te bedde lag : tot den ivelken Paulm inging, ende alshjgehee.
den hadde, leide hj de banden op hem, eiide maekte hem ge^ond.
^Is dit dm gefchm was, kwaamen 00k. tot hem de andere die hrankheden haddenin
't eiland, ende merden geneex^n.
De roode loop is eene zaak volgevaar, eene
kwaal zekerlyk niet door de bloote oplegging
der banden te geneezen , vergezeld zynde
met eene fcherpe koortze, in een oud man,
in eene overheete landfcreek. Hierisbyeene
invreeting der ingewanden zelven door de
fcherpe ftofFe, waar door dat men bloed afgaac.
Derhalven moet onder de wonderwerken gereekent
worden de geneezing van den Vader
van Publiiis, gelyk ook andere geneezingen
van Paulus door de oplegginge der banden
alleene verriebt.
DE ZENDBRIEF AAN DEN ROMEYNEN.
Overmüs het gme van GOD keimelyk. is, in haar ofenbaar is : want COD heeft
het haar geopenbaart.
Wmt zjne onx}enlyke dingen worden van de fcheffinge der wereld aan, uit äefchef-
^elen -verßaan ende dornten, beide zyne eeumge kracht ende Goddeljklieit, opdat
z j niet te verontfihnldigen en spenden zyn. Rom. I, verff: 151. io.
Die
DN A T U ü R ie geene, clic deeze woorden van den
Heiligen Apoftel der Heidenenvergelvkt
met die Leerrede voor den Atlienienzenonde
plaats Areopagiis iiitgefproolcen Hand. XVII.
dienzaiblyken, datliy de Natiiiirelyke Godgeleertheit
niet alleen niet weinig waardig sead)
t Iieeft, dewelice vloeit uit de werken,
maar iiooggcicliat Iieeft, en ten gebriiik genoomen:
dat den Heidenen ditnatimrlykliclit
met Iieeft ontbrooken, en datveeleonderlien
dit met liebben iiitgebiiirclit, maaralsuit de
afclie weder opgeliaait ; dat de Natiuirlyke
Godgeleerdlieit vorfcliilt van de Godgeieerdlieit
der Heidenen, datgeneisgeoorlofd, en
allcnmenfdien, Kriltenen, loJen, Heidenen
gemeen, dezezondig, ftrydig tegen GODS
geopenbaarde Woord en liet Lielit der Reede
zelf. Gene fielt de Text voor oogen, deze
vooroordeelen de volgende verlTen: i i . Om
ánt zy GOD kmmnde, hem als GOD niet
hehkn verhmiykt otte gedankt : maarzyn verydelt
g fsiordm in hare cwrleggingm, ende haar
onverjiandig herte ts nerduyßert geworden.
vs. 1 1 . Haar uitgeevende voor wyzert, zyrizy
d'jiaasgeworden, vs. 23. Ende hebbin de heerlykheitaes
onverJerffelykrn GODS verändert in
degelykeniffeienesbeeltsvaneenverdcrßykmenjche,
ende van gevoJelte, ende van viervoetige , ende
krnyfende gedierten. vs. 15. Als diede-j^aarheit
GODS verändert hebben in de ¡engen , ende
het fehefzel geeert ende gedient hebben boven
den Schef per, die te (ryzen is inder eeuiaigheit.
Deze Godgeleerdlieit der Heidenen is by Farro
driederley , gelyk te zien by Augußinus
van de Stad Gods VI. B. 5. kap. De Verdichtfelkundige,
waar in begreepen word alles, wat
de Dichters verzonnen hebben van den Gooden,
van derzelver afkomlt, zamenvermen-
,gingen , aanteelingen , bloedfdianden , gedaanteverwiíTelingen
: De Natuttrkundige, dewelke
handelt over derzelver gedaante, oor-
Iprong , uit vuur volgens Heraditus, of uit
ptallen volgens Pytliagoras , of uit ondeelbare
veezeltjes naar liet .gevoelen van Epikuriis,
of eeinvig volgens de meening van weinigen
: de Staatkundige oí borgerlyke, dewel-
K U N D E . 1, 6 7
ke ondcrwyzing doed van den dienft der Goden,
offerhanden, godfpraaken, kerkplechtigheden
door hoog Gezag voorgefdireeven.
Maar de NatuurlykeGodgeleertlieit, dewelke
G Ü U zelfs van Ae grondlegginge der -wereld
dermenfchen gemoederen heeft ingedrnkt is
volgens de befdiryving van den Apoftel het
gene van GOD tennelyk ,s, naraenttyk uit het
licht der reede, tnbaargeofenbaard, dermenfchen
gemoederen ingefchapen, om dat GOD
het haar geopenbaart heeft. Maar ook de kenms
van GODS onzieniyke dingen van GODS
eetmge kracht en Goddelykheit worden uit de
frhepzelenverflaan. Wat aanbelangt het kennelyke
G O D S in haar geofenbaarä , dit k an
uitgelcgt worden van de Bovennatiuirkimdie'e
bewysredenen voor GODS beftaanlyklieit uit
het Denkbedd van GOD genoomen, oneindige
m een eindig verftant, eenvoudiger «Is
dewelke, en meer naa den menfch, die geene
l y n , devvdkemt de werken geliaalt worden.
Aangaande deze Godgeleertheid fdiryft J«.
guflmus overdeftig en betrekkelykop den Heidenen
Sermon. 143. de temf. De Heidenfche
ffyzen , welken zy IVysgeeren noemen, de natuur
hebbende nagevorfcht , hebben uit de -mrken
den konfienaar erkent. CODS Profeet hebben
zy met gehoort, delVet GODS hebben zy
met entfangen, rnaar GOD heeft tot haar ßilzwygends
eenigerrnaten van de werken zelven
der wereldgefirooken, en de fchoonheid der wereld
nodigde hen om den konßwerker der dingen
te zoeken. Ook konden zy zieh niet m het hoofd
brengen, dat hemelen aar de zonder Maker heftonden.
En Phdo Over de Heerfchappy van eenen
: Niets het geen de konß vertoont komt by
gival te voorfchyn . na vertoont de wereld de
aldergrootße konß, en getmgt dat zy vaneenen
ten tooe-lren ervarenen , en ten hoogften volgemaakt.
De kennige, door welke wy'
Jat 'er een GOD is, heeft hier van
daan haar oirfprong. Men mag mi omtrent
deze zaak met wydioopiger zyn: dezegehde
Geeitelyke Natiuirkiinde is met byzondere bewysdommen
vervuld , op dat ik niet zegge,
opgepropt.
Rom. II. verlT: 14. ij.
Want itanneer de Betdenen , dte de Wet niet en hehben , man nature de dinren
doen die der IVet zyii, de^e de IVit niet hebbende, zjn haar ¡^elven een IVet
^Is die betoonen het mr^ der IVet gefchreeven in hare herten , hare confcientiemede
getiiigende, ende de gedachten onder malkanderen haar bekhuldiiende ofte ook
ontjchaldigende. 1
Dezedingen, dewelke ter ophdderingvan
deze TextenvandenHeiligenPaulus, dienen,
können ingelieeleBoeken bevat worden, maar
ook in eene beknopte Verklaaring beilooten.
Het zai my ten aanzien der tegenwoordige
zaak genoeg zyn tot do voornaamlle Hoofd-
Itukken te brengendepliditen van den menfch,
en van den borger der menfchelyke maatfchappy,
van wclken Godsdienll iiy ookzy.
AI de geene, dewdke GOD erkent als een
On.
1!!«!!-
"in
•Kilt!
rift' i!!;;::