mIÌ"
1640 G E E S T E L
den algemeenen ondefgang können overgeeven;
dat Hy veel liever deze zyne maclit
wilde oefFenen aan cenen volzappigen vygeboom
, dan aan eenlgen anderen boom van
drooger aard , op dat zyne Godlieit des te
helderder zoude doorblinken. fFaarlyk het is
ten kr acht ig bewys van KR IST US -wonäerlyke
macht , dat zoo fchielyk deze boom , zoo
zappig, en zoo vol loof, door geen aangebracht
D-utir, geen af kappendyzer, »let door -wind uitgerukt.,
met iiit de •wortelenuitgegravea, allem
door des HEERENalmacbtig woord is verdord.
mtfius. Grotins zegd fCryfofihomus achter na.
De alderzachtmoedigße HEERE. na dat Hy
door onetndige wonderwerken zyne eewwige-^eldaden
tegen ons had verbeelt, zoo heeft Hy de
gefirengheit -van het oordeel, het welk den onvrnchtbaren
menfchen over het hoofd hangt, alleenlyk
maar door een teken, en dat niet in den
menfch, maar in eenen zulks niet gevoelen zullende
boom , afgefchadicwt, op dat vjy zouden
•uerzeekerd zyn , dat de onvruchtbaarhcit
in goede werke» gefirap word door de ontnee-
Y K E
ming van de vriichtbaarmakende genade.
Op welke manier het Joodfclie Volk, door
het voorbeeld van deezevervloektevygeboom,
zieh zelven de aldenvelverdienfte ftraffe heeft
können te verftaan geeven, welk Volk eiders
in de H. Schrifcuur Jercra. XXIV. 2. Luk.
XIIL 6. by eene vy^boomwordvergeleeken,
van welke de H E E i ^ de eerfie rype vygen , dt
vrucht daar op verwaclittc, vroegrype vrucht
Mich. VII. I. K R I S T U S difcipelen by gelegendlieit
van dit wonderwerk de kracht des
geloofs hebben geleert ? De Zaligmaker zelf
z y n vertrouwen op GOD den Vader dooriiet
uitftaan van honger heeft ten toon gefielt?
Deze en andere overdenkingen van dien aart
laate ik voor den Verkondigers van het Goddelyk
Woor d over.
A . Dealdergrootile Indiaanfche Vygeboom
met een langwerpig blad, door vezelkoordjes
uit de hooglce takken afgelatenwortelenfchietende
zieh zelve voortteelende, met eeneklem.
der rondebloedroode vrucht Fig. B. Sloane Natural
Hißory of Jamaica II. D. 140. bladzyde,
P R I N T B L A D E N DGXCII. DC XCIII.
Wee H gy Schriftgeleerden ende ?hmzßen, gy ge^einsäen: 'ivantgyvertientdemm
te, ende de dille^ ende het Komjn, Ma t t h . X X I I I . vers 23.
L u k . X I. vers 41.
Maar weett Pharizeeny wm gy 'uertient Munte enRtiite^ ende alle Moeskrait.'^
Kruidkenners, treed ntt rußig aan:
Hier kuntge uw graagen Infi verzaaden^
Met SCHEUCHZERS ¿ee/ ten reye gaan,
Daar hy « toond, tn weinig bladen^
Een reeks van Planten, waardig door
Zyn' genr en kragt, in veele fpyzen.
Hier koomt 11 ook de valsheid voor
Des Pharizeeuws, die wi verwyzen.
De Pharizeewwen, die den Jood
Misleydden, door zyn Plechtigheden,
Daar zy GODS wetten al te fnooä
Onthetligden door booze zeden;
Ontvoud K ScHEüCiiZER mede. En fchoon
Dit Volk jiiiß met zyn eigen verven,
Staat in G O D S heilig woord ten toon:
Hun fchyndeiigd leeft in dutzend erven.
Het krißen-heeft als 't Jooden-dom
Een reeks van valfche Pharizeenen,
Geveinsde Kriß'nen, die ahm
De fchyn van Godvrucht enkel leenen,
Om met dien gryns bedekt, het goed
Van hunnen evenmenfih te ontrukken,
En hem ten koflen van zyn bloed^
Te ^laagen^ trappen ^ en te drukken. , ^^
T A B Dcxcir.
3 I A T T H . CMp.XXni- V. ^R.
D e r i i u H l - i o uiciLtliir et rnUv 'lim'ijtJ:, - ÌHii- ^xrufrit'lpJjmiV
I.^.TndnJi •••culy.r