il
m
• ih • ,1
m
3 ;
I
: i i P
1 7 9 4 G E E S T
beproeven. Plebr. VI. 8. Maar die {aarde^ •
doornen ende difielen draagt, die is ver'jjorpelyk,
ende naby de vervloekinge , 'welker einde is tot
verbrandinge. i. ThcfT: I. 7. 8- befchryfc eene
toekomfiige Operibaringe des HEEREN JESU
mt vlarnmenden vuure. Hebt. X. 27. Eene
fchrikkelyke veriaachtinge des eordeels, ende hitte
des vunrs, dat de tegenßanders zal verbinden.
De ^igmaker zelf fchypC de A^erbranding
als met de vinger aan te toonen Matth.
X l i l . 40. Gelykerivys dan onkruid vergadert,
ende met viiur verbrant '•jjort, alzoo zal het.
ock zyn in de voleindinge dezer "-^ereldt. 41. De
Zoone des menfchcn zalzyne Engekn uitzenden^
ende zy zullen uit zyn Komngryk vergaderen
alle de ergcrnijfen, ende de gene die deongerechtigbeit
doen. 41, Ende zullen dezelve in den
vüitrigen oven zverpen. Uit het Onde Wetboek
behoorenhier toe, dewelke volgen: Pf. XI.ó.
Hy zal op de godlooze regenenßricken , vuur,
ende ßwevel, ende een ge-weldige ßorm'wint zal
het deel bares beka:s zyn. Pf. L. 3. Onzc GOD
zal kamen, ende zal nietfwygen, een vittirvoor
zyn aangezichte zal verteeren ; ende rondom
hem zal het zecr flormen. LXVIII. 3. Gy zultze
verdryven gelyk rook verdreeven tvort : gelyk
'waßh voor het vmtr ß/ielt, zullen de godioozen
vergaan van GOT) S aangezicbte.
LXXXIII. if. Gelyk het vuur een'woiid verbrant
; engelyk de vlamme de bergen aanßeekt. 16.
Fervolgtze alzoo mt wjj onweeder ; en verfihrikize
met uwen draeywint. XCVII. 3. Een
vuwr gaat voor zyn aangezicbte henen : ende
het ßeekt zyne •u;eaa'pariyen rontom aan brant.
Jez. LXVI . if. IFant ziet, de HEERE zal
7»et vuur körnen, ende zyne wagenen als een
'•jjerveV.Sjint : om met grimmigheit zynen toorn
hier toe te 'wenden, ende zyne fihädmge met
viiurvlammen.XXkN. 8. IVant het zal zyn
de dag der wrake des HEEREN, een jaar der
vergeldingen, om Zions t-wifizake.^.Endebare
beeken, zullen in peck verkeert worden ^ ende haar
ßof in f'juevel, ja bare aar de zal tot brandenden
peck'•worden. 10. ''Ten zal "'s nachts noch'sdaags
niet iiitgeblufiht 'worden., tot in der eewwigheit
zal baren rook opgaan, vangeßachte tot geflachte
zal 't woeß zyn, tot in eewwigheit der eeu-
•wi^heden en zal niemant daar door gaan. Dan.
VII. 9. IO. Word de Onde van dagen, de
Opperfte Rechter vcrbeelt zictende op den
Rechterftoel, met vuur omringd. (Dit)zag
ik, toi datier throonengezet «wurden, ende de
Onde van dagen zieh zittede, zyn throon
-was vuurvoncken, desßlven räderen een brandende
vuur. Een vnurige riviere vloeyde, endegmg
van voor hem uyt, het gerichte
zette zieh , ende de boeken wierden geopent.
Maleach. IV. i. JVantziet, die dag komi brandende
als een oven: dan zullen alle hoogmoedigen,
en al wie godloosheit doet, een ftoppel zyn, ende
de toekom 'ßige dag zalze in vlamme zetten. Zopi;
I. 18. Noch haar filver, noch haar goiit, en
E L Y K E
zalze niet können redden ten dageder v
it des HEEREN, maar door het vuur zyr
yvers zal dit gamfcbe land verteert 'worden:
"want hy zal eene voleindinge makcn,.ge'Wiß'elyk
eene haaßige , met alle de in-woonderen deezes
lants. Eindclyk, befchryft Mozes naa- Jiet leven
deeze wcreldbeproeving door vuur in zyn
Lied Deut. XXXI I . zz. ff^ant een vuur ts aangeßeken
in rnvnn toorn , ende zal bernen tot in
de onderße helle : ende zal het lant met zyne inkomße
verteeren, ende de gronden der bergen in
vlamme zetten. Eene pluats met die van onzen
Petrus gelykluidende.
Aangaande de tyd van deeze verbrandinge
laat ons hooren het antwoord van den Zaligmaker
zelven Matth. XXI V . 3 6. Mark. XIII. 3 2.
Doch van dien dag ende tire 'weet niemant, ook
niet de Engelen der bemelen, dan myn Vader al^
leen. Hand. I. 7. Het komt 11 niet toe te 'weten
de tyden ofte gelegendheden , die de Fader in
zyne eigene macht gefielt heeft. Alle neuswyzen
worden door dit antwoord beichaamd gemaakt,
en de toegang tot deeze verborgen
plaats toegeilooten. Alle de redeneeringen
der Wysgeeren zyn ydel, alle de uitreekeningen
der btarrewichelaars beuzelachtig. Laten
wy alfchoon den Stoicynen toellaan, dat de
vlammende geilerntens gevoed worden door
dampen uit de aarde «itwaaiTemende, en dat
het aardryk ten laatften vermagerd zynde uitgedroogd
word (het welk belagheiyk is) zoo
IS het evenwel onzeeker, wanneer deeze Vuurbewaarplaats,
of Omleg^ende Dampbewaarplaats
veel eer, zoude uitgeput zyn. Dit gevoelen
verhaalt Cicero de Natur. Deor. II. B.
Volgens den Stoicynen zyn de Sterren van cene
vuur ige aardj -waarom zy door de dampen der
aarde, der zee , der 'water en gevoed 'worden:
aan deeze , dezvelke van de Zonne, uit •warmgemaakte
landen en uit de -wateren opgetrokken
'worden, aan ^welken de böge enverniewwdeßerren
en de gantjcbe opp'erlucht, 'wederom uitgieten
, en -wederom van dezelve plaats trekken
ZOO dat Vr byna niets verhören gaat, ofhetzcer
'weinig is, het welk het vuur der gefierniens en
de vlam der opperlucht zoude verteeren. JVa&r
uit de onze vermeinen dat gebeurcn zal, dat
gene, waar aan zy zeiden dat Panatius t-wyfelde
dat op het alderlaatße de geheele -wereld
zoude verbranden : -wanneer het vocht verteerd
zynde de aai'de met gevoed zoude können 'worden
, noch de lucht wederom zoude te mg koomen
: 'welker opkomß alle het water intmut
zynde niet vuezen kan. Even 200 belagcnelyk
is het, by aldien mcn zoude zeggen dat de
Vuurbraakende bergen, de Echna en Veiiivius
j door een eenig drobbeltje waters, of
olie gevoed worden, iict welk verteert zvndu
door het vuur Sicilie en Italie zouden vcrtranden.
Gene grooter goedkeuring verdTenen de
Starrewichelaurs, liet noodlcliikkelyk drocvig
Geval
N A T U U R
Geval iiit de ftanden der Gefterntens afleidende.
Gelyk Eerofus by Seneca Onaß, Natural.
III. B. 29. kap. De Zondvlocdige overitrooniing
afgeleid heeft van eene groote ontmoeting
van alle deDwaalftarren, voornamentlyk
van Jupiter en Saturnus in den Steenbok, dog
de eindelyke verbranding fchryft Jiy toe aan
de ontmocting der zelver Gefterntens in de
Kreeft. Het welk verwerpi: Petrus Alliac. de
ConßTheol. & Jßrol.k^p. l Anderen hebben
liever voor de regel der tyden willen ftellen
de eige beweegmg der Vafle Starren van het
Weften naahetÛoften, welkegeeindigdzynde,
de wereld zoude.verbranden, namentlyk
verloopen zynde de tyd van 3Ö000. jarenvolgens
Ptolomaus , van a 5-000. volgens Tycho
Brahe, vanifaoo. volgeiis Cajßn, wiens aldernacuwkeurigfce
waarneemingen van allen
willen dat het Uitfpanfel omgerolt word eene
eenige graat in den tyd van 70. jaren. Deze
Omloop van tyd is àztgroot Platontßh Jaar,
waar aaTi Jrijîarchus toegeiegt heeft 2484.
Jretesvm Durazzo 5^5-2. Heraclitus en Li-
7ms 10800. Dion 1088+. Orpheus looooxo.
Caffandrus 3600000. jarenbyCw/ömxXVIII.
B. Dog by aldien volgens het gevoelen der
Ouden om dit groote jaar te bepalen vereifcht
word niet alleen eene omzwaai der Vafte Starren,
maar eene ten eencmaal dezelve plaatzing
der Starren zoo wel der Vafte als der
Dwaalende, hoedanige die by hetbeginder
wereld is geweeft, zoo zoude miiTciiien ten
eenemaal eene verbranding niramermeer te
verwachten zyn, enomdeÈekeningoptenaken
ZOO zoude diepiaatzing noodzakclyk moeten
bekend zyn. In gene mindere beuzelingen
word gewondenhet Groot komeetißchjaar
van Cluverus-, en vananderehedendaagfchen,
de omzwaai van die Komeet, dewelke gezegd
word de zondvloedige ovcrfcroomingverwekt
te hebben , dewelke geeindigt zynde de wereld
zoude verbrand worden. AI fchoon wy
beiden zouden toegeftaan hebben, zoo is liet
echter tot nog toe onzeeker , of wel eene
Staarcitarre de gevallige oorzaak vanhetdroevig
Zondvloedig Voorval geweeft is ? of die
zelve, of eene ;mdere, de aarde zal verbranden
? hoedanig derzelver omloop is: Dit zal
wel niemant können ontkennen, datgeeneof
deeze Staarcftarre door de Zonne gloeyende
gemaakt, by aldien die gevalligniet verre van
de aarde zoudedoorgegaan zyn, of derzelver
draaikolk , eene tocvaUige oorzaak van
eene noodfchikkelyke verbrandingzoudekonnen
zyn. Ik zal bybrengen de woorden van
Cluverus Geol. bl. 2^8. „ In de aannadering
„ van dezelve zal ecrllelyk eene groote Op-
„ zwcllingvan Water indenruiraenAfgrond
55 ontftaan, en door die nieuwe, enmeerna-
53 drukkelyke cn mcer ilerke vcrlicflmgen in
„ de opilaande Deelen, en langwcrpigeron-
5, de vlakte der Aarde zullendeoudeKlooven
K U N D E . 1795
^ „ en Openingen wederom- geopent, en niet
„ weinige op nieuw wederom gemaakt wer-
„ den, niet alleen als ten tyde vahdcZond-
„ vloet in de bergachtige, en meer gaatach-
„ tigePilarenofZuilen; gelykoverdeviakte
„ des Waters voor uit ftaan, maar in alle der^
„ zelvcr Deelen, zoawel onder de Zeiinen.
„ de Groote Wereld-Zee als op andere plaat-
„ zen : welke Klooven te gelyk de grootfte
„ Hoop of Menigte van Water, welke op de
5, vlaktc der Afgrond bevindelyk i s, in zicli
5, iliJiken, en tot de andere Nevcn-Wateren
,5 in het imvendigfte der aarde zullen moeten
„ afzenden: het welk de eerile envoornaam-
5, fte aanval en voortgang is tot eene Alge-
5, meene verbranding. Waarop ten z. de iiit-
„ waaiTemingen, dewelke van den rondom-
„ leggenden Damp der Staartftarre ontftaan
„ is, welke ten tyde derZondvIöet, wegens
„ haar lan^g afzyn van de Zonne in de -wydaf-
„ gelegenfte Oord aan gene zyde van Satur-
„ nus, tamclyk'koel waren geworden, te
„ deezer tyd als overmaten heet en branden-
„ demoetengefchatworden, doordienz^ich
„ ZOO kortelings in de Zonnekring hebben
„ begeeven, en deze Ritte moet van zulken
„ buitengewoonen Graad zyn , dat dezelve
„ met anders dan een denkbeeltvaiihetfpou-
„ weneenes Vuur uitwerpenden Bergs, wel-
„ ke te gelyk eene onuitfprekelyke menigte
j, Vuurs van vloeyende en brandende' StrOo-
5, men enhet uiCgieten van eene vuurige Stoffe
„ na buiten werpt, de kracht daar van eeni-
„ ger maten verbeeiden, en daar toe zicli
„ fchikken kan. Men verbeeide zieh derhal-
„ ven, als o f de Aarde juifc het Midden van
„ deze rondomleggende Damp wäre doorge-
„ gaan in die 20oo.Mylenopmalkander, en
„ daar van met zieh gevoerd hebbe eene lang-
„ werpig ronde pilaar, van welke het Voet-
„ ftuk iets breeder' wäre geweeft, als eene
„ groote Kring van deeze Aarde, en waar
„ van de Hoogte juift het getal der Mylen,
„ ZOO als tegenwoordig vermoedword, be-
„ vat: en bekenne alleenlyk, ofnietalsdan
„ de Lucht, en derzelver aanleggende ofbo-
„ venfte Luchtftreek nietgenoegheetenbran-
„ dende zyn zal, het welk de tweede Tree-
„ de tot de Verbranding is. Boven dit alles
„ is het niet nodig te zeggen, wat voor eene
, , menigte van deeze vuurige Uitwaaflemingen
„ en Uitftortingen dergevloeide Stoffe in de
„ Reetcn der binnenfte'Deelen van het Aard-
„ ryknaaondervloeyen, en door byvoeging
„ van de middelpuntige heete waaiFem dezel-
„ ve verilerken, cn die verfchrikkelyke ont-
„ branding bevorderen zal: en wat voor door-'
„ dringende en brandende licliaamtjes het
„ middelpuntig Licliaam zelf, geduurende
I, zodanigc Aannadering van zieh zal uitlaa-
,5 een".
Gemakkelyk vKlt het uit de tot nog toege