r
I lili
: F
N A T U U R
dood van KRISTUS is het aldergrootfte geweeft
der wonderwerken, welke ooit z yn verlieht
geworden, de verzeegeling van alle wonderwerken;
een wonderwerk, het welk onelndige
ftadien te boven gaat alle verftand van
cflgelen en van menfciien , de Groote GOD
Pari isgeflorven, welke Stemme de Egiptifdie
K U N D E . i6 j g
Schipper Thamus de Eclimadifdie Eilanden
voorby vaarende gezegd word gehoort te
hebben by Vhtanhm omtrent den tyd van
K R I S T U S dood. Een wonderwerlc, om
d a t l i y , dieeeuvvigis, aan een kniys geldon-
Icenliangt, die zelfiiet eeuwige leevenis, en
liet leeven aan anderen geeft, llerft.
P R I N T B L A D DCCVIII.
init V'* • -voorhimg^el des Tempels fchemde in tween, van ioven tot benedeit •
ende de aarcle beefde, ende de fteemotKen fcheurden. Matth. X X V I I . vers Ji!
Zie Mark. XF. vers 38. Luk. XXIII. ms 4^.
Em reeks -van wmderen verzdd de Vood des Heeren:
't Voorhangzel van het Huys der Godheid fcheurt vdtt een,
Het Jardryk /idderdt, en de Rotfen^ ongemeen
In grootiefplyten, en de dooden irmmpheere».
Beivyzenj dat den fiant der waereU zou verheeren;
Een nieiiw verband de plaats van 't onde zou kkleen;
G O D Krißus dood, den Vloek dei^ Zonden zou vertreen,
En al 't vermoogen van den Satan enctloos weei-en.
Maar 't grootße wonder, dat deez' wond'ren overtreß,
Isj dat het Joodendom^ op 't zien van alV die wanderen^
De kracht der Godheid, in G O D S heilzoon, met bezeft!
Laat ons^ die Jefus tot zyn kruiskerk af won zonderen,
Hern altoos achten als Herßeller van 't Geflacht
Der Menfchen, door Wiens doody elks Ziel, den heilflaat wacht.
WAtwonder, KRI S TUS bemtnnaars,
by aldien de wondcrdadige dood van
^ den wonderwerkenden over al op alle piaatzen
^TOnderwerken tot medegezellinnen heeft,
wonderwerken aan den hemcl, op de aarde,
onder de aarde, in den Tempel, in fteenrotzen,
inmenfchen, liarder dan de Marpeiifche
iteenklip, zelven?
Voor tegenwoordig komen 3. Wonderwer-
¡«n te overvveegen i. In iiet Voorhangfel des
Tempels, i. in de Aarde. 3. in de SteenrottCD.
Ter oplieldering van liet eerfte deezer
\vün^rdaden diend ixien Ceweeten, dat'er in
flexi Tempel geweeA zyn twee voorliangfels of
1 apycen , het bnitenße, door het welke het
Heilige M'ierd a%efclieidcn van liet Voorliof,
jn liec bmnenfte, tiillchen het HeUige der Hei-
^gen en het Heilige. Dat eerfte word befchree-
Exod. XXVI. 36. 37- Gy zult 00k aan
ö« deiire der Tente een dekfel maken , van he-
T endepurper, ende fcharlaken,
defjn — . ^ ' . . ^
ijzu.
""¿etweernt Imneny geborduurt werk. Ende
•«« tot dit dekßl vyf pilaren van Sittmhout
»mn, ende die metgom overtrekkaiy harehaken
zallen van gout zyn, ende p zult haar vyf
'•were voeten bieten. Het binnenfte Exod.
X:XxVvIL. :3 1. 31. Daarna zult gy een 1
maken van hemelsblaeuw , ende parper, ende
fcharlaken endefyn getwernt linnen : van 't alder
konfielikße werk zal men ze maken met Cherubim.
Ende zult hem hangen aan vier pilaren
van ßttimhout met goude overtogen , hare haken
zullen van goude zyn ; ßaande op vier ßlvercn
voeten. Welke van deze Voorliangzels
gefdieurd zy verJialen de Euangeliílen niet.
of Iiet buitenße, genaamd kalumma , epifpaßronron,
oih&t binnenfie ? Voorlieteerileftaat
Hieronymus, voor het achterile na CyrillusAq
meeften Geleerden, Grotius, Gerh.joh. Fosßus.
ßynaus, het welk ook Philo en deLXX.
katapetafma , een beiiangzel, dat voor eene
zaak word voorgefchooven, overzetten. Dit
is volgens der Joden overleevering geweeft 4.
vingercn dik , 30. eilen hoog, en z y voegen
daar by , dat 'er alle jaar een nieuw gemaakt
wierd ; ja in den tweeden Tempel zyn twee
dusdanige voorhangfds geweeilvan het eigenfte
geweefzel en grootte tiiflciien Jiet Heilige
en het Heilige der Heiligen opgehangen. Naraentä
l
1