aifli
^'S:': I
tbl.7i6.
D'omftaanders preezetl als een groot en dierbaar wonder.
Daar ?aulm d'addren fchudde op Malta, van zyn hand,
Vertoond' ons SCHEUCHZER s.mxteks ßangen, vieemd van ftant
En aart en eigenfchap, door L'mck'ms bedieevcn
In veel geheimen der Namur , aan hem gegeeven.
Prinlbl-74fi-
747-
en74p-
Hoe 't kweeken van 't Geboomt' met voordeel werd betraclit,
Zie ik door S c h e u c h z e r in een fiaai vertoog gebragt.
Nu zie 'k dopßandig uit den dooden klaar vertoogen
Door een gelykems van Paulus, die 't vermoogen
Der Godlieid, in 't gesaaide ons middagklaar verbeeld ,
't Welk eerft «aar 't rotten word met leevenskracht bedeeld.
Een klein Tafreel fteld ons de krachtm/sfiomvooroogen,
Waar door een vaartuig werd naar onzen wil, bewoogen,
Nu onderzoekt 's Mans Geeft waarom een Z®v» zieh beß,
Onopgeflooten, in den ßyk en modder meß.
Dan zie ik hem door 't merg der wysbegeerte dringen:
Hoe dit Heel al door kracht van d'oirlprong aller dingen
Verandren zal door vuur, en God een beter «¡jr/
Dan deze fibeppen zal, 't verblyf der vroomen waard.
Dit fraai vertoog, hoe kleen, kan my meer wysheids leeren
Dan groote Boeken, die BoekzufFers hoog waardeeren.
De Springkhaan, word hier naar zyn eigenfchap en aart,
In een Tafreel, naar eifch, door SCHEUCHZERS geeft verklaard.
Natuurbefchouwers! boet uw weetzucht en verlangen
In vier vertoogen, daar 's Mans vlyt u, veele ßangen,
Z o fchad'lyk in heur foort, in and're lucht geteeld,
Ontvouwt, en elks gedaante en ftant u net verbeeld.
Maar boven alles kunt ge uw weetensluft verzaaden,
Daar SCHEUCHZER U ontgint , in weinig tal van bladen,
Een fiboon gedenhßuk van den algemeenen vloet,
Der Aarde, voor den roeft der tyden noch behoed;
Waar in elkeen , om / i c h voor 't ongeloof te fterken,
Aan honderd merken kan de magt der Godheid merken,
En d'ongodift (die 't al godloos in twyfel trekt
't Geen 's Hemels wysheid voor zyn waanziek brein bedekt)
Van driefte onweetenheid en laller overtuigen ,
En doen zyn reden voor Gods magt en wysheid buigen.
Dustrad ik SCHEUCHZER naa in zyn doorluchtig werk ;
En fchoon dit laafte deel zette aan myn geeft een perk:
Nochtans verwerp ik 't niet, om, heb ik tyd en krachten ,
't Geen ik voorby gong , en niec minder is om te achten,
Dan 't geen ik fcnetsile naa myn zwakheid in gedieht,
Van verr te volgen, en te zetten in llet licht;
Want ik liet maar alleen myn dichtgedachten fpeelen
Z o ver 's Mans werk betrof de fraaye Konftcafreelen.
In deze hoop legge ik vernoegt myn veder ne^r ,
En fluit mynlofzangdustot SCHEUCHZERS eeuwigeeer:
„ *k Roem u, ö waardigrte van alle Boekjuweelen!
„ Zo lang de Zon haar wärmte aan de Aard'zal mededeelen :
„ De wiCfelzieke Maan , ende Ebbe en Vloed verwekt:
„ Zo lang als de magneet het yzer naar zieh trekt:
„ Zo lang 'er iemand werd tot weetenfchap gedreeven,
Z o lane zult Gy, zo lan? zal uwen Maaker leeven.
L. V. BROEK.
17 19'
TAE.DCCI.
i k P M i
i . I
JtATTlI. l'or- XXVTJ. V. 1,1.
In LomiK) vei-Ltas.
äiilüili. Ölf' -:
i'I^Uitti tri '
riiii*!;