ï !
i l ' i '
ili?
1 7 5 6 G E E S T
ren hare Vaders waren. De Kaldceiiwen zelven
fchynen maar met de iiiteifle-lippen de
rechte Starretainde aangeraakt te liebben, zoo
zy niet zelfsgeweetenhebben, datdeMaane,
de aldernaafte der Planeten, een duÜKr ligliaam
was. Ofée Marni àooràgemgthnigcglaufch,
gtlyk äe Kaldeetrjjcn nieinm^ uoor een geäeetle
eigensar-van Ucht, nioor het mdergedeelte donher,
Jfiäej.de Deo Socrät. Zekerishet, dat
de hedendaagfche Starrewiclielary door den
Babylonicrs liit der Griekcn Verdiclitfdkunde
is voortgevloeid, dat derhalven de invloeden,
ZOO zeer met opliefvoorgegeeven, allen gronde
ontbreeken. De Dichtkonft heeft den Hemel
in zekereZamenlterringengelcheiden, ennaderhant
heeft de Starrevoorzegknnde hare invloeden
verdicht. Deze vervalt geheel fteunende
op het onde Leeropftel van Ptolometis,
by aldien de aardc niet is het middelpimt der
Zweefltarrige beweegmgen. Van de ondervinding
, vln welke die Starre-dwaazen een
groot gerächt maaken, kan hetzelfdegezegd
•den, het welk van Tirefias Godfpraak.
O Ltiértes Zoen
zyn, of niet.
alles wat ik ¡íegge, ofzal
Meer als dehedendaagfche Starrewichelaars
verdienen eenigzins verontfchuldigt te worden
de oude Egiptenaren en Kaldeeuvven, dewelke
de Starren voor Coden geeerbied hebben,
en daar uit konden gilTen, dat der menfchen
gemoederen door dezelve wierden beftierd.
Eufebius Demonftr. Euang. I. B. 6. kap. Phainikas
to ^
toon katech
3 het
kai Aigupious prootous ha)
logos, heylion kaijekyneyn a,
'.ynai. lets diergelyks heeft
lendaagfchendurvenftellen. Hier
dat de Starrewichelary met het
grootftc! recht is veroordeelt geworden door
de Eerfte Kerkvaderen, en Oofteriche Keirercn
in de Kerkvergaderingen van Laodicea 36.
Beßuit: het VI. Konfdte te Trullagehoudenbi.
Beßutt. In hst IVeiboek van Jafimianus IX.
B. 18. Tytel. In het mtboek van TheodofluslX.
B. «6. 7ytel. Baßltkoon 60. B. 39. 7ytel.
Belaghclyk verder is, zoo iets ande!
, de
oorliDrong van het menfchelyk gellacht
ait de
noodzakelyke vereeniging der natmi
tirelyke
oorzakcn, welke wy clders iiebben
/erwor-
p e n , onafiiangclyk namentiyk var
GOD.
Dusdanige bezwaarende kracht, by v<
)rbceld:
alichoon den Ongodifcen die wierdi
toes-e-
ftaan, zoo kan nochtans nimmermea
pen worden, hoedanig dat door dczclve een
menfchelyk lighaam Jieeft können gevormd
worden. Het kernt voor hen op, aan te toonen,
hoe datdooreenewildedrifcvandcftoife
heeft können voortgebracJit worden cenkonitwerk
van zoo groot eene iiitvindinge, en hoe
dat na die ecri>e tyd de blinde natuur heeft
opgehouden metzodanige voortbrengingen?
om wat reede , of by welke gelegendhei't zy
eene kradit zoo groot van gewicht lieeft vers
E L Y K E
looren ? Waarom hedendaags gene levendige
menfchjes niet voortkruipen idt aarde, of verrotting
? en nochtans het menfchelyk geilacht
behoiiden word by den voorgaanden llaat door
de ftoffe alleen? Zy dursten inderdaad niet te
voorfdiyn brengen die befpottelyke ÍÍ3rookjes
van 4riaxmmäer by Plntarchus de Placitis
Philofoph. V. B. 19. kap. Sympof. VIII. B. 8.
kap. Cenforinus de Die natali 4. kap. dat, en de
eerfte menfch , en alle de beeften in het eerft
voortgebracJit zyn uit een warm vociit, binnen
harder bailen , en dus uit eene donkere
kerker zouden zyn te voorfchyn gekoomen.
Op dezelve voet treet de droomery van Empedocles
by Fiutarcbns en Cenforinus op de aangeweezen
plaatzen, dat uit äe moederdcaarde
is voortgeteelt een overgroot getal van armen,
beenen, hoofden en andere ledematen
dewelke milFcliien by toeval tot een lighaam
zyn te zamen gegroeid , gelyk die van een
gefneeden flekken te zamen groeyen. Insgelyks
dat van Epiktirus en der Egiptenaren by
Cenforinus op de aangetooge plaats. Lukretins
V. B. Diod. Sicuius V. ß . a. kap. dateerll
aangegroeid is de baarmoeder in de aarde geworteldj
door het zap van de aarde gevoed,
doch dat de vruciit in dezelve beilooten is uitgekroopen.
De Ongodiften moeten noodzakelyk, by
aldien zy op haare kootcnilaan, toeftemmen,
dat by de voortbrenging van den eerften
menfch dezelve wetten der beweeging plaats
gehad hebben, hoedanige die nu zyn, endaC
de gedaante van de aarde , van ae zee, en
van de rondomleggende damp, welke nu is,
dat ook toen, by aldien hetwasvoorgevallen,
het zwemmen van eene byle op het water
1. Kon. V. 6. geen minder wonderwork zoude
geweeft zyn , als het ten tyde van Eliza gewecftis.
Insgelyks moeten zyvaftftellen, dat
de eerfte menfch uit vloeibaar vocht is voortgebracht,
want niemant zoude dnrven zeggen
van een vaft en onbezield lighaam dat het oekwaam
is ter voortbrenging van een levendig
lighaam. Derhalven hebben de wcrktuigige
wetten der vloeibare dingen plaats gehad, tot
welke wetten de tuigwerkelykc Ungodiften
zelve zieh beroepen. Nu is onder de grondftelhge
wetten van de Tuigwerkkunde eene
deeze, dat van de lighamcn van dezelve grootte
het zwaarder in het vloeibare moet nederzakkcn,
often minften zoo verre naa benee*
den gedimwd worden, dat de zwaartte van
het vloeibare gelyk met het ingedompelde deel
van dezelve zwaartte is als het gantfclie lig'
haam, ten ware dat deze order door eene geweidige
fchokking wierd verändert, welk geweld
hier, in de alderwelgeregelfte formce*
ring van het menfchelyk lighaam geen plaats
Jieeft. En deze aanracrking, al was die maar
alleen, werpt dewerktiiigigegeboortevanden
eerften ^oon der natuur over Jioop. Want
0
m'
N A
tmaakfel
ichter de
:r boven
in allen,
het midd
haam vinden
der in de me
derzwaarfte v
T U U R
fan het menfchelyk hg-
Jen in de lager, zwaar-
;ynde plaats, ja de alimentlyk
van de Watergronditclling,
gy n daar over verwond
'emmen van yzer op h
beenachti-
, tegen de Wetten '
Nietmmder ziilt
K U N D E .
;ren
of de
zelfs cpkoomende geboorte van Nebiicaduvzars
groote beelt waar van hethooft goutwas,
de voeten van yzer en leem. Dat niemant
ZJg zelven hier verzinne eene langzanie gedaante
vormmg, dewclke aUengskens naa de
volmaaktheid zonder gevoel ftrekt. Eene zoo
alderwelgefchikftemaaking, hoedanige dievan
des menfchen lighaam is', dewelke ontelbare
gelykhiydiglyk ovcreenftemmende beweeeingen
en bedieningcn heeft, moet toegefchreeven
worden aan eenetegelykevoortbrenging,
en toegekent aan een alderhoogft verllandig
Weezcn, het welk in liet denkbeeld van zyn
oneindig verftand het zelve van tevooren heeft
gezien , en insgelyks door oneindige macht
mtgewerkt. Ook kon het bloed niet eerder
geweeft zyn als het herte, om dat het
eerft na vecle oraloopen zyne ptirper
jianneemt, noch het berte geformeertvoorhet
bloed , om dat het door het bloed gevoed
Word. Even zodanig is het gefteld met alle
de deelen van het gantfche lighaam. De vloeibare
komen de vafte te Imlpe , de vafte de
vloeibare. Alle zyn zy van eenen oiiderdom.
Alle de werktumge Wetten zyn geenffinsgegoegzaam
om ilagaderen te formeeren, dewclke
het bloed naa de deelen zouden voeren,
of anderen, dewelke door omgekeerde kegels
-het zelve wederom voeren naa het herte; om
deze alle te verdeelen aan alle bloeddraacendcvaaten
tot biiisjes van een oneindig getal,
vancngelooiFelykekleinte: om te be'fdiikken
zekere bepaUngen ten aanzien dergroottevan
de levendige fchepzelen: van zoo eene groote
verfcheidendheit in zoo vele vcrfcheiden zoortcn:
op de alderftandvaftigfte Order. En wat
meer dingen van deeze zoort zyn. Zoo dat
hetzekeriyk nodigis, GOD te liellen, dewelke
aan allen fchepzelen heeft toegeweezen
eene afgeperktegrootte, eene zekeregedaantc,
diiiiring, andere hoedanigheden, alle dewelke
wel eens door eene onmeetbare kracht
ter iiitwerking
Klve Ondciio
tiiigwerkelyk w
De Ongodift
jvergegeei
ider gedi.
rken konn_-..
iriglyk
de
;rkende
gen d_
kendeli
voor d
diertjes
demeft
kradit •
können
Henfchc
t z i g :
3p dat zy zouden bevefti
1 7 5 7
d.kwyls door den Ongodiften bezogd, van
ecnediibbelzmnigevoortteeling, is ten eenemaaldoordenhedendaagfcheWysgeerencver
hoop geworpen, enlegddooronteftarcproefneemingen
doorftooken zynde. Ook gaat
het geloofvan eene grooter vrochtbaarheia en
Iterkte van de natuur, welke zy voortyds zoude
geliad hebben, kreiipd; ftandvaftig blyvende
en de z vvaarte en de hoogte van de ronäonileggende
damp . zoo dat wy ook zekerlyk
zouden können beveftigen, Jatdegeheele
aard-water-luchtbolvan de febeppinge 3er wereld
af tot onze tyden toe vanTaafe zelfflandigheit
niets heeft verlooren: dat de Overftroomingen
van de Nyl, de Niger, de Ganges
par yks gelyk oudstyds gefchieden:
dat de Landfdiapnen aan dezelve geleegen
dezelve plaatzing (lebben, denzelven invlSed
der Zonne, zonder dat'er menfchen voortkoomenmtde
aarde in Egipte, Moorenland,
¡boomen , recht opryzende Cedcren, niet
^leen grasfcheuten en mos en kampernoeljes:
dat de Dieren en Planten na de Zondvloed
s overgebleeven van dezelve en gedaante
grocttezyn met dehedendaagfche: datde
.-•nfchen ook in lyfsgeftalte niet minder zvn
geworden, gelyk zulks blykt uit deEgiptifclie
gebiüzemdetyken, Romeinfche LykafbuITei
als ook andere Oudlieden; dat
de gedaai^ev
randeringen , welken zy ook
bybrengen» \
n wormen invliegen, vanrupilleenlyk
zen in uiltjes
gen van deel
maar zyn ontwindintevooren
wegfchiiilende: dat
10 de aanteeJing van planten geensfinsis
fchryven aan zeteren Arclieus, maar
Idingen der beginffelen in he-
:lfs voortbrenginge d.
^ , redenloozebeeften, bi
;n dag de geboorte der bloed
iiit verrottende hghamen, en ft
; engeevenvoor. dat de natiiii
•in hare jeilgd op dezel
voortbrcngen paarden
n zelven. iMaar deze toevUicht plaats
nkenrinde
heeft
itei
""'»maingen aer begmild
:erft van GOD geichaapen, getuigen zdf d.
.'ergrootglaazen zelve, die m de zaaden toolen
eene gehede piante metblaaderen, ftam,
n-ucht : emdelyk , dat de fchdpgewa/rchen.
'illchen , groeibare dingen op rotzen zelven
te vuiden niet zyn boeiteryen van Archeus,
aar waarc overhlyfzden van de algemeene
'erftrooming.
De Teelgrond der aarde, hoe goedaardig
)k dezelve zy, by aldien zy aanzieh zdve
-is overgdaten, zoude zekerlyk woeft en
leedig zyu gebleeven. Zdfs zoade uit haar
geen het alderkldnfte wormptje zyn voorteekoomen,
geene vifch in Zee gezwommen
hebben, gras niet uitgefprooten zyn, van alen
levendigen bewoonder ontblood geweeft
•.yn. Hetklecd, vvaar mede zy nu praalt.
joo vedhmdig, is geen gewrocht van de aarle
, inaar van dat almacJitige D.aar zy; Vat
'e aarde mtfihiete grasfcheàtkem, kruyt zaet
•aeyende^'vrtichtbai.rgehoomte^dragende •vruchl
aazymnaart, -.L-elken zm daar m zyopder
arde: evde Y wai alzso. Gen. I. n . "Inwelykshad
GOD zoo den gebooden,
f f f dat
I