E L Y K E
„ zeverllaat K R I S TUS door het oog ha
„ verftand en den inwendigen zin. Wut
„ dat geen, het welk het oog is voorhet lig.
„ iiaam , dat is het verftand voor de liel
„ Want de dwalingen en gebreeken derzidi
„ in het werken worden gebooreniiitdwaling
„ engebrekvanwerkelykverftant; welkgc'
„ brek nochtans dikwyls ontftaat iiit ee«
„ kwaade geneigdheit, gewoonte, en ongt-
„ regelde beweeging der hertstochten,,. Ha
z y my geoorlofä dit eenige daar nog by i,
v o e g e n , het wel k Frmc. FdkßusSMr. Fühl
kapt 8+. ten aanmerking opgeeft, dat in 4
H e i l i g e Bladeren to aflotm. het etimotUigt
in betrekking op den menicli zoo veel is a!
goed CR helder, dog to ponep-on, otideiigmh
dmßer. Dus merkt dit alles aan de zeer fr
r o e m d e Bajsrns.
, 5 8 8 G E E S T
„ zal waamemen. Maar by aldien uw oog
„ kwalvk p-efteltis, en doorondeugendvocht
I brfproeä, en derhalven onUaar is , zoo
„ zal uw geheel lighaam diufter z y n : om dat
„ het licht en leidsman zal ontbreeken , na-
" menüyk de yerlichting enbeftieringvanhet
" eezicht. Derhalven by aldien het oog-kcht,
, lat inui s , datis, zyn moeft, niiverdonl,
kerd, gecn licht, maar diüfterms en blmd-
, heit is , hoe groot zollen de c^^aifterniiren
' zelve zyn; dat is, het overige lighaamzel-
„ VC , van zyn aart diufter, en, op dat ik
, ZOO fpreeke , blind, nademaal het geen
„ lidit dm door den oogen heeft, nii van
„ zyne oogen en lichten als leids lieden ont-
" zet zyndl en beroofd, hoedanigdiulterzal
„ het niet z y n , en hoe zal hetnietmdedon-
„ kerhedendwaalen- Dogleenfpreukigerwy
M a t t h . V I . vers 26.
MrKiet de •vogelen des hemeU, Am %y niet en ^aeyen , mg enmaeyen, nog m-o,
amelen in de fchmren , ende «1» hemetfche ^ader njoed nochtans deKihe: 1
gaat gy devine niet veel te boven ?
L u k . X I I . vers 24.
^anmerkt de ra-ven, dat zy nkt en xaeyen, nog en mapen
nogfclmen enhebben, ende G O D -voed derive: hoe
té boven:
M a t t h . V I . vei-s 17. Luk. XI I . vers 2y.
Wie doch van » k"" " ^^^
gy de •BOJ
oFaanwafcli; het zelve gebeurd den beeftei
ontblood van alle kennis. En hoe dikwyls, I»
te vergeefs, belleeden wyalledekrachtenB
onze wille omtegeneezeneeneziekte, krad
tiger dan alle onze wille ? GOD namenill
heeft zig voorbehoiiden en de beftiering t
de lütvoering, aan ons alleenlyk overgelat«
hebbende de eero om Hem te verheerlyke
Lncrttins fchertll dog maar ydelyk , '
vs. xoo.
Ter aanmerking g bempt e ent ege lykve reweovnedn e rwlyy kealglirioero tot epv mde
menfchen, en zoo ook van beeften, aan elke
zoort eigen, met eene gelykgeftelde, ™ge-
Balle grootte voor elkerdaaden door GOD den
äderbertenSchepperafgemeeten, aan welke
vir eeetie elk können toedoen, fchoon daar over
bezOTgd zynde, alle krachten van verftand en
wUle daar toe infpannende. By welke zelve
gelegendlieit zig open zetten de enge bepa-
Dngen , binnen welken onze Ziele word bedvvWen,
zoo naeuw , dat dezelve nietsmet
al weet nog kan van die dingen, dewelke tot
denoodzakelykhcit, voeding, aanwalch, afzondermgen,
ofaffcheidingen van liet lighaam
behooren. De alderbcfte Heiland wil door deze
bewysreden betoogen onze onmaclit, afhangelyk
van G O D , en ons leeraren, dat wy
flemalle onze zorgen toebetroiiwen, en ons
zelven geheel aan zyne aldervoorzieniglte
goedlieid overgeeven. De ondervmding beveftigtdezaakzelve,
\vywordengevoed, \vy
groeyen, zelfs niet eens denkende om voedmg
Eindelyky waarom heefl deNatnnrdenm
fihen ZOO machtig met können maken , dst
op het drooge können door de zee gaan ,
eroote bergen met de banden van een fibeii"'
De menfch heeft belliptclyk die groottej
kreegen , welke liem paftte. Gelyk als'
lichaams-ftant van eenen Dwerg deezen i»
voor verachting van andere Schepzelen t
de hebben blood geftclt, en ten roof gV
ven niet aüeen aan grooter vlcefch-vreete«
beeften , maar ook aan roofgierige ^ *
der zwaartte, zoo zoiide hy hemonbe»*
gemaakt hebben om zv/aare laften te « M a t t i i . Cap. V I , -V. Jt).
-Tyilia as^'ii. si'tr
-vW/.,.