i l , J
N A T U U R K U N D E . 16 4 1
ò Zo ik in die raime Zee
Des fchyns van deugd my wou begeevem
Waar vonde ik veilig ßrand of reè ?
'/ Is befi dan niet zo ver te ßreeven:
'k Bewaar dit voor een riiimer tyd,
En prys inmiddels Scheuchzers vlyt.
EEn Voorbecld komt ons liier voor van
zeer kleine, ja miircJiien alderkleinße Ttenhocdanige
nooit gelaft liebben noch BurgerlykenocJi
Kerkelyke Wetten, maar eene
viywülige edelmoeditjlieit heeftineevoerC, of
liever, eene gevemsde Jieiligheit derEerwaarde
PJiarizeen , dewelke het voor de grootlle
roemhebbengereekent, om opalle kruishoeken
der weegen ult te trompetten Jioe veele
Tiendens zy betalen van alle dingen, welken
ZV bezaaten, kleine ofalderkleinitedingetjes,
even gelyk dieBlaaskaak Luk. XVIII. li. Ik
'^eve ttendcn van alles wat ik bezitte.
De Ontleeding van deze Geveinsden, of
00k de toepairmg op de vcrdorvenzeedenvan
het hedendaagfcii Kriftendora, laate ik voor
anderen Over. Myn beftek-werk is debefdiryving
en de vertooning der planten by den
Euangeli-fchryvers vermeid, welke zaak ook
zeer gcmakkclyk niet is om naa te ipeuren,
als zulks gemeenlyk wel gefchat word. DiC
ueeten de hedendaagfche Kruidkundigen ,
voornamentlyk die geene, dewelkeover/>wjkorides,
TheofraftuSy Plinins, anderen, verklaaringen
hebben gemaakt.
Pan lachanon i alle Moeskruity alles Köhl i
miiTchien zoude het beeter overgezet worden
alderhande Hof-gewas^ want het woord Köhly
keft een byzonder denkbeeld van Kool jiiift
aan zieh verbünden. Kaloimen lachana tapros
tefn heymeteran chreian. f-Fy »omen tnoeskrnilicn,
äe-üJelke ons tenfpys-gebrmkzyn.Theofraß.
Bß. Plant. VII. B. 7. kap. Derhalven komen
onder de benaming van lachanoon , moeskruiden
j voor alle die Tiiinplanten, dewelke gekookt
zynde op de tafel gebracht worden.
Daar zyn wel geweeil, en daar zyn ook noch
lachana agria^ wilde moeskruideriv^zzXh
in de weiden, akkers, boiTchen groeyende,
van welken melding word gemaakt by Iheofraßns^
PJippokrates, Jrißofanesi» Pluto. En
idereen is bekend, dat de Franfchcn dusdanige
wilde moeskriiiden tot ipyze zocken en
gebruiken, welker ovcrweeging van deeze
plaats niet is. Onze Text verfchaft ons eene
nieuwe , tcn rainften niet in gcbruik zynde
onderlciieiding van Tiiin-pianten, inzodanigcn
die totfpyze^ andere die totmleggen, inzutten
bchooren. , Geene zyn voornamentlyk
P"» lachanon , alle moeskruit, jiet welk tot
ipyzediend, en tot voedzcl bekwaam is, fchoon
^'o gem Cf/yai oordeel, weinig tot vaft voed-
Zodanige zyn naar de verfcbeidendheit
^erLandgeweilenverfcheiden, Lbok^ Ajuiny
Prey, Jfpargies, Beet, Kool, Latuaiv, MeU
de, Peterzely , Tuinkers, Komkommer, eene
Pompoeno^Meloen, Radys. Daarenboven hadden
de Grieken andere, Glaskruid, Kruis.
-^•orielj wild krttit onder het ATor^« ("ampfana)
Surckel 5 Brandnetelen , en in liet byzonder
tamme Maluvje word benevens goudswortel
door Hefiodiis aangepreezen Oper. & Vier. vs.
41. dus uit liet Griekfclis vertaalt.
„ De gekken weeten niet hoe veel meer de
„ helft is als het geheel, nog hoe groot een
5, nut dat 'er zit in de Maluwe en de Goiids-
„ worcel. Want de Goden liebben voor den
„ menfchen de Qjyze verborgen „.
Onder de Rang der Planten om in te ziüten,
in te leggen, komen dezulke in aanmerking,
dewelke ZOO zeer vvelnietvoeden, dan
zy wel aan de moeskruiden of andere ijjyzen
eene aangenaarae, fpecery-achtige fmaak byzetten,
ja ook met hoedanigiieden goed voor
demaag of andere deelenvoorzien zyn. Look,
Jjuitt, Tuinkers, Saite, Moftert, Koriander,
Poley, Tzop, Baßlicum,2hym. Munte, Ruyte.
Uit dusdanige Planten noemt de Zaligmakervier,
naar rang te befciiry ven.
X. Heyduosmon zet Gnza by Theophraßus
over Menthafirum, maar beeter word hetvertaalt
Mentha, Muntz, Munte, ja Hoj-Muntey
Gàrten-Muntz. Dit blykt uit Galenus VI.
B. Simpl. Heyduosmos, enioi de mintheynproßagorenouß,
Hedyosms, dog zommigen noemtn
het Munte. Plmiits XIV. B. 8. kap. De aangenaamhiit
van de renk heeft by den Grieken
den naam van Munte, mentila, verändert,
door dien die andersßns Mintha genaatnd wierd,
waar van daan de onze den naam hebben verklaart.
De Munte äoorloopt met eene aangename
geur de boere gaßmalen. Dioskor. III.B. 41.
kap. Hedyosmos , anderen Mume is den
menfchen tenhoogßendienfiig, en heeft inde zauzen
eene byzondere aangenaamheit. Wy liebben
eenige zoorten van Tuin-munte. Tegenwoordig
word ons voor oogcn gefìelt Fig. i.
De wervelbeenswyze Tuin-munte ruikende ah
Bafìlikom C. B. De kleinder wervelswyzefcherpe
munte, nietgekrult. van reuk als Bafihkom
I. B. uitileekende boven de andere zoorten
van Munte met de aangenaam/te reuk van Bafìlikom
en MelifTenkrLiid De Kenmerkenworden
ook op de rand vertoont Letter A.
2. Peyganon, Ruta, ruyte, namendyk de
tamme y want de wilde , athetos pros broofìn^
word by geene fpyze gedaan Dioskor. III. B.
52. jcap. daar geene in tegendeel, namendyk
i t Àuf
S i HI' '•;, •'..!
•il, !
T ' I J ; , I
i l :