M'iPjfl
'fi, III
' ¡.!
i - j 6 o G E E S T
eertycls aan Salome bckcnci cn aangeweezen.
"X^an dusdanige rang waren die o}nz-jjervende
^odeu'm den Text, dcwelkealhoewelzydoor
Jict gclove KRISTUS nodi niet Jwddcn aangegrecpen
nochtans deslelts alderheiliglle naam
gcbruiivt hebben, veel eer misbruikc iiebben,
¿eggende: IVy beßz-eeren u by JESUM, dien
Tau'US predikt, Zy worden vs. 14. genaamd
ziven zooneti van Sceva een Joodfchm Overprießer,
namenclyk van eenen uit dei4.Prie-
Icer ordeningen, of, volgens Jiet gevoelen
van Sei denn s, uit iiet Aartsprielterlyk Geilacht.
iNiaar de uitkornft van deeze ondernoome gencczing
is belaghclyk geweeft, en voor deze
2.elve orafwcrvcrs ongeliikkig. Vers i?. De
boozegeeß ant^jaoordeiide zcide^ JESUM kenne
tk j ende Paulum 'weet ik : maar gylieden
•wie zyt gy? Vers 16. Ende de menfche inuaelkm
de booze geeft -was , fp'ong op haar, ende
haar meeßer geworden zynde, kreeg de 0 verhant
tegen haitr^ alzoo dai zy naakt ende pcwondei
int dat huys uitvlooden. Die byzondere door
G O D S voorzienigheit tevoorfchynkoomende
moeftden Efezeren verzekeren, datdegenee-
E L Y K E
z i n g der ziektens niet afliangt van zekere to*
vcrtekens, verbeeldingen , ' tekenen , plcciitigheden,
en dat de alderlieiligfte Naam des
Z o o n s noch minder palt op bygelovige kerkgebaarden,
als Vierkanten op ronde dingen.
Den Efezeren, zeggc ik, boven maten veel
Toverkonften toegedaan, zelfs ZOG v e r r e , dac
de Tover-vaerzen Efezifche Letieren zyn genaamd
geworden. Suidas: Ephefia grammata
epoodai tines dufparakolouthoieytoi. Ook
brengt Heßychius eiders by volgende T o verachtig
voorfclirift b y den Efezeren in gebruik,
afki katafki, aix tctrax darntiarneneus aißon.
Het geen alhier te Efeze is voorgevalien had
eenen zoo groote indruk g;cgeeven in de gemoederen
van de andersüns bygeloovige burg
e r s , dat des Diiivels Ryksbewind krachtig is
verzwakL geworden. Vele ook der gmer die
ydcle konßen gepleegt hadden, brachten deboeken
by een , en verbrandenze in aller iegenwoordigheit:
ende bereekende de weerde der zelve, ende
bemnden vyjtig duizent ßhere penningen.
vs. 19.
H a n d . X I X . vers ip.
Ende bevonäen (a) vyftig duizent ßhere fenningen.
(a) D»t is, vyfiigm
Zie Hand. XIX. vtrs 13.
P R I N T B L A D DCCXXXV.
Ende een z^eker jongeling , met vame Eutychus, yit in de 'venßer, ende met eenen
^ diesen ßaap> overvallen zynde ^ alxfio Paulus lange tot haar ßprak^-, door denflaa^
nederßortende, 'viel van de derdeßolderinge nederivaart, ende wiert dood opgenoomen,
Doch Paulus afgekpmen zynde viel op hem, ende hem omvangende ^ ^ide by, En
meß niet beroert: want zyne ^ele is in hem.
Ende zj brachten den kriecht levende, ende waren boven maten vertrooft, Hand.
X X . veriT: 10. 12.
Terzvyl den Leer aar van de J-Jeid'nen, mt veel kracht ^
En geeßt, te Troas preekt, het d-erb're Woord des Beeren ^
Op dat de Heidenen zieh tot GODS ivaarhetd keeren,
Zyn reden rekkende tot na den middernacht j
VaU Eutychust daar hem de ßaap hadde overheerdt,
Van boven op den grond^ en mß zyn dterhaar ieeven,
Straks raakt, op deezen val, GODS kruisgemeente aan V beeven
En ßdd'ren, wyl den dood des Jongelingr haar deerdt:
Maar Paulus^ door den Geeß der -ioond'ren ßerk gedrongen^
Ontzet alleen zieh niet: valt op den dooden Jongen-y
Omhelß, en geeßt tot trooß des volks kern 't leeren weh.
Veez' ßraf is, om den ßaap den Jongman niet gezonden:
Maar om dat Jefus, door dtt wonder wou verkonden^
Dat Paulus ietring was GODS zaltgendt Leer.
Ten
[•JVB. DCCXXXV.
T.urycl
"^^i-'l^'i»- 3ac. f . 10. w.
'^tfijc^iiS Anin'/i ^i'itni'i'}'' ri'OJpi'ft-f-
I. ul. Fr,,/ncf'
ill';/!!'