M 1
i 'I;
s :
r l : :
1 7 6 4 G E E S T
afkomllig waren, FolkplantelmgenitrFmickrs
of Karihaginenfen , gelyk zulks lüt Scylax,
DwJorus, Stiphanushl-jkí- Om welke reden
in den eerften Oorlog met die van Karthago
Attilius , Roomfdi Burgermeefter verwoeft
heeft de Kilanden Melite en Upara, Eilanden
onder Sicilie ftaande , volgens Orafus IV. B.
8. kap. En in den tweeden Karthaagfclien
oorlog is T. Sempronim van Lilybmm aan het
Éilaiid Mdite, (nii Malta) dat dmr dm KarthaginenzeniizMea
mcrd, overgtßmken. Am
dm sanlandmdm is Amilkar^ zmi van Gisgo,
Over líe der í/ezetting met ••^'eífiig minder ais
dttizeiidfiUalen en de Stad ep het Eüand overgegeevea.
Livms Dec. III. B. I. Deze Melitenzcn
liadden het keß hangende gezien. Dlt
•ffoord, Thep-ton, van het welk miíTchien der
Hoogduitíehen 7/j<ír, afkomt, beteekentwel
in het gemeen een beeft, allerley dier, maar
in het byzonder eeneflange, of ander fenynig
beeft. Hier van daan íSyriWf»¿mil, eene
vergiftige beete der beeilen , theyriodeytlos,
van deeze gebceten zynde , theyriaka fharmaka,
tegcngiften , theyriotnphos, by Jofefhus
Ondhid. 11. B. f. kap. Slaugeu opmeder,
by Galeuus theyriotrophoi wien de Hangen
voor fpys dienen. Ja zelfs is Thiron, Pyrits,
Jims by den Arabieren, Tirmar by den Perzianen
de eigenfte adder , welke Paulus heeft
gebeeten. Men leeze Gefneriis van de SUngen
op den Tytel van de Adder , en Ueninzk.
fí^oordenb. bl. ijoo. De Inwoonders maken
Paulus feluildig aan doodftag of andere zwaare
misdaden, by aldien men luft heeft om de lafteringen
te vermeerderen, om dat de Dtkey,
de Godinne de Gerechtigheit, de wraake den
menfch met Uat leven. Hefdns Oper. vs. 15-4.
MaardcIVraake, Dice, ismaagd, nit'Jnpilir
geleeld , doarluchtig en van den Gaden te
etrbiedm , die den hemel be:jf00nen. En zoo
wanneer mant haar heeft beleedigt daor lafleringen
van ter zyden mtfeheldende , verhaalt
zy aanßonds aan harén leader Jupiter . op Saturnus
throon zitíende , der menfchen onrechtmatig
gemoed. Van deze Godinne der Grieken
können geleezen worden Orpheus Argonaut.
vs. 349. Eurípides Medeais. 1389. Chryfifpus
by Gellms XIV. B. 4. kap. Fktarchus
in zyn Boek over de iangzaam hörnende z^raake
der Godheid. Aralas in FhíCnornenon. Nazianzenus
Carm. 3. Nu konde deze GodelTe de
Wraake den Inwoonderen van Melite bekend
xyn, voor der Romeinen aankomft, onderdanen
zynde dan eens der Grieken, dan eens
der Feniciers. In deze vonnisvelling der Melitenzers
zyn zommige dingen te pryzen,
zommige te berifpen. Zy erkenden, en wel
te recht, dat de ícliendadigen de wraake niet
zouden ontvlieden. Insgelyks ook andere
Heidenen. Ttmooria d' adikias akolouthos pafiys.
Plato V. B. de Legibus. Horatim III. B.
2. Lierzang.
E L Y K E
Zddcn heeft de ßraf^ fchoon hinkvoeíende j
den voorloopenden fchcndader ver laten.
En in licc byzonder zyn de Slangen erkend
geweell voor bedienaars of fcherprechters van
de Goddelyke wraake. De Tanden der vJtide
dieren, ende de fcorpioenen , ende de adder fiangen
5 ende het jhveert doende wraake aan dengodloozen
tot haar verderf. Ecclellaft. XXXIX. 35-.
De Egiptenaren Iiebben bevveert, dat de Adderllanff
den goedcn fpaarde, maar den godioozen
doodde , X. B. 3 i- kap. Maar
die vanMelitehebbendaaringedwaalt, datzy
deze gramfchap der wraake niet hebben toegefciireeven
aan den eenigen en waaren GüD,
maar aan vcrdichteGodinnen, Dice^ Thernts^
Aßraa, Erigone, Neme/is, Jdraßia; datzy
der godloozen ftrafFen aan het tegenwoordige
leeven hebben verbonden; dat z y gelooft Iiebben
dat overgroote rampfpoedengetuigenvan
overgroote fchendaaden waren : dat zy al te
voorbaarig van Paulus geoordeelt hebben ais
de uitkomft was gevolgd , gelyk die van dea
Ileüigcn Pfalmdicliter K XLI. 9. Een Beltaís
fiitk kleeft hem aan, ende hy die nederleyd, en
zal niet -¡veder opflaan.
Maar echter zyn onbefchadigd ontkoomen,
tegen het geen de vyanden daar van verwachteden
en David en Paulus, gene van de aldergevaarlykfte
ziekte, deze van den adder.
Maar hyfchuddede het keß af in het vyer y ende
en leed niet kwaads. Dus wierd na de letter
ver\nild de belofte van den Zaligmaker
Mark. 18. Stangen zullen zy opneemen.
Prndentius:
En de afgefchudde Adderflang fmythy verre
weg: hy ílaat de bykomende (lang.
Hec ongewoon Verfchynfel ontftelde den
inwoonders door verwondering: ver'jjachtende
dat hy zoude opzwellen, of terflont dood nedervallen.
Ilet woord pimpraßhai beteekent
eigcntlyk branden , verbrand worden, maar
ook door hit te opgeblaazen worden , zweiten.
Deze dingen ftryden niet tegen malkanderen.
Ilct bloed doofzek^^r fcherpbytend vergifgeftremd
zynde, zoo ontltaat 'er in de buitenitebuisjes
eene verftopping, Stafis, ontfteeking,
opzwelling. En noodzakelyk moet de
beete derOoftericheSlangenzecrfbnynigzyn,
nadien in weinige oogenblikken het bloed daar
door word verdikt,' en liet gehcele lighaam
door een dicht aanftaande levensgevaar op-
¡ zweit. <L/Elianus verhaalt in zyn I. B. S 7. kap.
van den Pfyllen dat zy zeer gemakkclyk geneezcn
die gebeeten zyn van de Gdioornde
Slang , eer dat het gantfche lighaam op zweit,
Want volgens het getuigenis van Dioskoriäes
in zyn Vil. B. 17. kap. zweit het opgeheelgeftolt
zynde het bloed m de aderen. Den echten
zin van het woord pimpraßhai verklaart de
Taalkundige, op de tytel Bupreßis, dat eene
vergiftige plante is. Boiipreßis Icgetat,J'i
to ms geufamenous auteys mgaloos prnpraßhah
•fl i
U U R
'an de Bufreßis,
N A T
mttfli phufaflhai. Nicander
een fenynig diertje. Alesdph. vs. 344,
Het welk nu en dan jonge koeyen. «a tn dan
wydbuikigt kalveren Ofblaaß.
En Therm, vs. 3od. van de Bloednang.
Als zy byt, dan z-jselt al het tandvleefch.
Lmianns van de dorftverwekkende adder,
Dipfas, zy doed opzwellen, pimpraßhaitoiei,
brandigheit vergezellende , want die gebeeten
zyn booofin hoofper hoi en piiri keimemi^
fchreenwn als of zy in het vuiir lagen, van de
geen, doordenaddersgebeeten zynde, vindmen
eene plaats by Dioßorides VII. B 10
kap. Als een Adder heeft geflookm zweit het
lighaam Of, dreon zeerßerk op. Nteander'imgelyks
van de adder-beeten Theriac. vers 140.
- - Schadelykegezwellen.
Als of het lighaam door vuur wäre gezengt
borrelen van boven op.
Ik ilaa Over de getiiigenilTen van andere Gencesheeren
^gweias , Aitms , Avicenna
By den Arabieren is Giaria eene zoort van
een adder , door welke die geftooken zyn
aanftonds fterven, hoedanig iets die van Melite
van Paulus verwachteden. Wat zal ik
zeggen van die met de ßaartklinkende adder,
dev/elke binnen den tyd van weinige minuut
e n , jadikwyls,bynavaneen, beeftenenmenfchen
dood 1 Doch akyd ftaat aangemerkt te
moeten worden, dat de beeten der adders
vergiftiger zyn in warmer Landfchappen of
Luchtllreeken, by zomertyd , als de beeften
te vooren door honger geperft zyn , of get
e r g t , welke omftandigheden voor een gedeelte
hier plaats vindeii.
De Melitenzen doen de iiiterfte fprongen
cn gaan tot het rechtdraads ftrydige Over.
Maar als zy lange vn-'jiacht haddin, ende zagen
dat geen ongemak over hetn enkwam, werden
zy verändert, endezeydendat hy een GOD
was. Zoo
Weet het beere geßacht niet van maat tehonden.
Welken zy nu hemelhoog verhelfen, werpen
2 y aanftonds daar na in den afgrond. Te vooren
hebben zy tegen de wetten der liefde gezondigt,
nu Valien z y tot afgodery. Naarfiet
voorbeeld der Lyftrenzen Hand. XIV. 10.19.
die denzelven Paulus nu goddelyke eere aandoen,
dan hem trachten te ftcenigen.
Daar is noch iets overig voor het nagerecht.
Die alderonbefchaarnfte adder, by aldien Oeamenius
geloof verdient, lieeft zieh van zclfin
het vuur van hoven necr geworpen. Ja zelfs,
gelooft men den hedendaagfchen Bewoonders
viuiMehte, zoo vertoont zieh de wonderwerkende
kracht van Paulus als noch haare vermoogens.
Alle de Slangen van het geheele
Eiland, op bevel van den Apollel geftraft,
zyn tot Ileenen verllyfd geworden , en die
milTchien overig zyn geblee^'en zyn van het
fenyn beroofd. Men hoorc den Kardinaal
I i u N D i. tj 6 s
I Raronius: Van dien tyd af aan is aan de plaaH
door GODS bevel verleend, dal alle ¡langen
geen fenyn zouden hebben , en hoedanig zy ook
mant mogten gebeeten hebben, teneenemaalgeent
fehade aanbringen. Want by aldien zulks van
de natuar, gelyk ookaanandereplaatzen, ztdks
•was gegeeven geweefi, -j^aarom waren dan dl
brjaoonders van die plaats zoo uerzekerd vati
Panks dood? Maar zelfs de eroni aldaar
, bereid door äesftlfs verdienße een teiengift
tegen de jenynen. Weeft niet onwfliig,
by aldien gy tracht den Melitenzen te beliagen
, om geloof te geeven aan zoo groot een
wonderwerk , zy vertoonen tegen uwen wil
en dank rotzgeworden Hangen Congen, enzy
draagen te koop aarde geteekend met het afbeeldzel
van den Heiligen Padus en de /lang,
en met het wapen van de Ridder-Order van
1 Malta: doch zouden deezedingennietgemak-
I kelykden ervarenen in de Natuurkundige Gefchiedenis
overreeden. Die tongen zyn veel
ouder als Paulus leeflyd, waare overblyfzelen
van de zondvloedigc overiirooming, namentyk
zee-hoorentjes Fig. A. welken zy meteen
hoofd van aarde gemaakt vercieren, of Tanden
van eeneSchuIpvifch, Fig. B. en de Maldieezer
gezegelde aardbrokjes hebben in de
Geneesmiddelengeenmeer kracht, als andere
van dat zoort Fig. C.
Tegen de waarheid der Gefchiedenis, welke
wy overwoogen hebben, fchynt te ftryden
de aart van de Maltheezer grond, welke
gezegd Word geene Slangen te dulden , ook
mdlchien van te vooren niet gehad heeft, byna
geheel rotzachtig , ontblood van koorngraan
en boomen, zoo dat het Eilandgenoodzaakt
IS hout zelf tot keuken gehruiken van
Sicilie te haalen. Derhalven zouden wy können
gezegd hehben, dat die adder zelve,
welke Paulusheeft gebeeten, geene Maltheefehe
IS geweeft, maar veel eer eene Siciliaanfche,
in de • rysbofch veellicht fchuilende. Kamld
Breß. Samml. XVHI. Verßich. 491. bl.
Dat ter vereiering van het Hiftorifch Verhaal
uit de Schatkamer van Linckms Slangen
hier by zyn.
Printbl. DCCXXXVII. Fig. i. Eene Surinaamlche
Slang, met zwarte ftippels, doorfneedeii
1 met Witte kleur, en met zwartachtige
doorgaans in tween gefpleeten hefchilderd.
Eene Surinaamfche Slang met vericlieidcn
afchgraeuwe zwartaehtige kringen, eene witte
ftreep daar onder vermengd zynde.
Eene kleinder Slang overfraai gefchakeert
1 geftreept. Uit het Voorgebergte van de
Kaap de Goede Hoop. Vinc. Cent. VI. 125-.
Fig. X. Eene Amerikaanfche Adderllang
met een zwarte kop en hals , eene witte
kroon, roodgeele rüg, geelachtige bmk flaeu
wer geringd.
Eene ligtgeele Amerikaanfche Adder met
een zwarte kop en hals. •
lili'! Kens
!ft Ii!
lälltli'''
f ' i
IK»""