Ill 11
. I
ï t l l
III
1 6 8 8
g e e s t e l y k e
Mark. X. vers 25.
Zie Matth. XIX. vers 14.
Mark. X. verlT: 46. ji.
Zie Matth. XX. •vers 30-
Mark. X I. vers 2.
Zie Matth. XXI. vers r.
Mark. XI. verfl: i i . 13. 14. 10.
Zic Matth. XXI. vers 18.
Mark. XII. vers 41.
Zk Liik. XXI. vers j.
Ende dinr h>m lene atme die wierf twee kleine fenningskem diar in,
welke is een oort.
Kodranteys is h i e rhe t z e l v e d a t b y den Romei -
kniitzer. In het noogduitfcli zoiide raen nifi
nen is §uadrans, ecn lialve blank van een
befüptelyk of net deze mimtpenningen uitdrnkken
een Kodrüntcys
SclieUing naa onze munt, gereekent naar de
können. Het naafc b y komt obolus^ ein Heller ^Hoogdmtfche ,1 van eene iiriiitzer. leftadm,
weike is 4. of yi.
g e t i i i g t Matthäus, om dat die geeven een halv
van een kni itzer, zoo dat 'er een zcer gering
e blank, zoo zal le{tm uitmaken ,1. van een
onderfcheid is t i i f fdien i i . en yi.
Mark. XI11. vers 14. ij.
Zie Matth. XXIF. vers 29.
Mark. X I I I . vers 18.
Zie Matth. XXII. vers 18. Kaf. XXIV. vers 32,.
Mark. X I I I . vers 35.
Zoo wMkt ian (iMiit gy en meet niet wanneer de Heere des buy
(des nvofits ) late, ofte ler miMermcht, ojte met het baanengeiraai
den tmrgenjlont.)
ofte i
In plaats van de boofdivaeht is iiGihaammekraai
, liet welk de Hiiisbedienden uit den
ilaap opwekt j liet geef t aan eenen Verkondiger
van het Goddelyk Woord aan de hand
c e n e ftoiFe om boetvaardigheitin teboezeJnen,
namentlyk in het Geiciiiedenis-verhaal van Pet
r u s , aan eenen Natuurkundigengelegendheit
om naar de oorzaak.onderzoekt e doen, misichen
ook aan den Sterrenkiindigen ora de afftands
lengtens der plaatzcn te vinden , aan
eenen Tydrekenkundigen om den tyd te verdeelen
: vorders is het den Iiiyaarts tot opwekk
i n g , den naariligen tot navolging , en tot
eene prikkel om den arbeid vooFt te zetten.
Deze aiektorophomta , alektriiophooHia »
nengekraai, de middentyd ttiilchen miüdernacht
en morgenftond, zelf onze Eiiaiig™'
g e t i i i g e zynde. Dit ftempt toe de plaats by
Maerohnis Satmal: I. B. 3- kap. Deeerßttf
van den dag ward genaamt de middelfie overtiet-
Img van de naçht : dtarna het haamngetrMh
vervolgens het naarfle van de nacht, als se'l
de haanm ßilimgen , in de meafihe« da« ''
rußen: daarnahetkriekenvandendar,
als de dag iegint onderfcheiden te 'jiordm.
derhandmorgenßond, als het klaar dag ts.
i N A T U U R
"de ]iaan kraiit tweemaal, de cerile reize oniniddelykna
middernaclic, detweedetiilTchen
nüddernaclic en de morgenftond. Dit is liet
rjieeäe baanengekraai. Arifiù^hanes m ekkleyßa-
Z9ttfaish\.jì<i.
Mog by Jupynmet zoogy torn waart gckoo-
,nen , -wanneer de haan voor de t'-jueedmaal
Hier van daan iiet Spreekwoor d aficornftig;
Ztr de haan voor de t-weedemaal kraait; waar
Over Erasmus Jean g e l e e z e n worden. Dit tweede
haanengekraai is Jiet zelfde met de wrde
nscbVJoakc. Ammianns XXII. B. van de Zonne.
Hy beklmt den berg Cafius^ van waar by
het tweede haanengekraai voor de eerßemaal Zonmt
epgang gezie» word. Maar Mela 1. B. op
äai hy van de hoogßebergtop van de Vierde nacht-
-¿•ake den ofgang der Zonne zoude aantoonen.
Vilnius X. B.xz. kap. Caßus, welker verhew
» hoogte by de Vierde nachtwake de Zonne door
de duißtrnißn opgaande aanfchouwt. Zoo
moet derhalven door de benaming van het
Haanengekraai, ten z y Iiet eerfce word uitgednikt,
jiet tweede verftaaa worden, waar
indeJiaanen ofdoordringenderkraajen, ofde
menfchen ter goeder iiure tot den arbeid worden
opgevvekt, of de haanen zyn de voorbooim
van het licht. Ifidor. Orig. V. B. 31. kap.
Ook zai Jiet zoo moeyelyk niet z y n om redenen
te geeven van het doordringerder geluid,
en iiet zelve afleiden van de volkoomene verdouwing
der ipyze in de maag, van de her-'
ftelde krachten door de nacht-rufc, van den
nieuw^en en krachtigen invloed van hec vloeibaar
z enuw- z a p in alle de deelen des ligiiaams,
byzonder ook in de werktuigen van de Stemme,
inderdaad veel beeter als van zekere byzoadere
onderlinge trek tiilTchen den haan en
de Zonne . \Vy worden inderdaad gewaar,
dat ook andere vogels aanftonds in den vroegen
morgenf tond G O D S lof opzi j jgen, ende
wakker worden, dat alle dieren na gedane
flaap v lugger z yn, de menfch zelf. Heliodorus
B. (L^thiopicoon fdiryft toe aan denatuurehke
gevoeligheit van de Zonne om ons aan Te
¡fBoren GOD te begroeten. De tot nog toe ge-
2^egde d ingen Over h e t onderfcJieid van hetJiaanengekraai
dienen tot o^'creenbrenging der
¿iiangeliften omtrent den t yd, op welken Petrus
K R I S T U S heeft verloochent. Mark. X IV.
¿o. Heden m dezen nacht, eer de haan twee-
"laalgckraait zal hebben, gy my driemaal znh
"^em^henen. De liaan nu heeft gekraeit voor
Qjeerilemaal na deeerfceverloochening, vers
voor de twecdcinaal na dat h y ckiemaal
OfinllEERE had verloochent, vers 71. Maar
"y de andere Kuangeliften kraait de Jiaan niet
joor de derde verloochening. Matth. XXVI .
34' Eer de haan gekraeit zal hebben , ziilt py
y driemaal verloochenen. Luk. XXI I . 34- l^e
^(¡n cn zal heden niet kraeyen. eer gy drtemaal
'^^rloochent hebben, dat gy mykent.
K . u N D E . 1 5 8 9
Xlir. 3 8. De haan en zal niet kraeyen, tot
dat gy my driemaal verloochent zult hebben
Markus maakt melding van heteerfte entweede
haanengekraai, de overige Euangeüe-verkondigers
alleenlyk van het tweede. De ding
e n die daar tegen können gezegd worden,
mögen anderen wederleggen. Tot eene eindmaking
en om te beveftigen die dingen, dewelke
w y boven van de natuurelykeoorzaken
van het haanengekraai hebben bygebracht,
ZOO brenge ik b y de Plaats van CicS-o de Divmat.
II. ß. wat heejt Kalhßhenes in den zin
gebracht om te zeggen, dat de Gaden aap dm
haanen een teken van zingen hebben gegeeven? —
Democritus geeft 'er met de alderbeße woorden
de verklaaring der oorzaak van, -^aarom de
haanen voor dat het licht is kraeyen. Want de
fpyze uit de krop uitgeflooten zynde ^ en door het
gantßhe lighaam verdeeld en in de zelßandigbeit
van het lighaam veranderd zynde ^ zy da»
door ruß verzadigd zynde kraeyen. Welke tcn
tooneel brengt Bochart Bierozoic. II. D. I. B.
i 7 - kap.
T e g e n het Jiaanengekraai en den kraaienden
haan in Jiet Verhaal van de verloocliening
van Petrus fc/iynt eene twyfeling te verwekken
de We t den Joden gegeeven , waar by
den burgers van jeruzalem liet opvoeden van
Haanen was verb'ooden, welke Wetgeleezen
word in Bava Kama VII. 7. nament l yk op dat
niets onreins door deze vogels uit de grond
zoude gekrapt worden. Dat voornamentlyk
verre van Iiier z y die ongelukkige vogel van
Jiet paleis van den Hogenprieller Kajaphas.
Maar de knoop ontftrikt de uitzondering by
de W e t bygevoegd, waar by de haanen door
de burgers wel niet mogten aangefokt, maar
door inkoop verkreegen worden. Daarenboven
ftaat aan te tekenen, dat nabyhethogepriefterlyke
H o f geleegen is geweeft het koninklyk
Slot, het welk Pilatus had ingenoom
e n m e t d e Romeinfche Bezetting, dewelke
aan de Joodfche W e t niet konden verbonden
zyn. 2ie Specht, Gefchichte miferer Eri'ofmg
bl. 25^.
O p eene andere wyze ontwikkeltzigdezeer
Beroemde Almann in de Breemer Boekzaaly
V Clajf. bl. 4fi. door alektooros phooneyn verftaande
niet Iiet gekraai van eenen eigentlyk
ZOO genaamden Haan, maar het geluid der
Wächters of in bezetting ¡eggende Trompetters,
dewelke of op de naaJtbygclegen tooren
, of wegens de omftandighcden des tyds
in des Hoogenpriefters Paleis zeJf ftonden.
T o t onderftand van deze uitlegging komt de
plaats by yither/^fs Deipnoßph. IV. B. ig^.
bl. alwaar onder de benaming van alektooros
haan , de trompetter voorkomt, dewelke
even eens als een haan den menfchen uit de
ilaap opwekt.
„ JonindeFenlxofCsneus noemd defluit
„ daarom een liaan, waat Jiy zong op de
m m „ blaas«
1"