• l i ] !
ZO N A T U U R o wyd uitgeftrekt als het Gehed AI is,
hemelen , ¡iarde , de kleine wereld do
menlcli, is dat zelve eene Tempel tot OODS
eere opgebouwd. Met het aldergrootflie recht
eifcht de Scljepper de eere der aanbidding
van alle Schepzcl, het welk in decze Tempel
l e e f t , adem haalt, denkt : en het gelide
Schepzel is aan den Schepperdeezedienftver-
Ichiüdigt. Op deeze gròndileen ruft alle godsdienft,
de natiuirlyke en reeddyke. Alle
G O D S werken zyn oneindig yolmaakt, zoo
dat de oneindig volmaakte Scliepper met het
aldervolllagentVe recht öp dezelve kaü roemen,
2,oofptteèt de HEERE, dte de hmid
unbreidet: Itgei KURIOSekteirum omnon,
die onmectbare tuflclienwydtens tulTchen de
V a f t e en Dwaal-Starren , de Lucht-hemel,
boven onze hoofden even als een verwul f iiit-
K U N D E. 1^ 5 3
g e b r e i d , de aarde grondvtßetkai themetioon
geyn , de water-aardbol 1 de zetel onzer bewooning.
IVaar waart gy^ zoo zogt G . D
z e l f t e g e n Job XXXVI I I . 4. enz. Doe ik de
aar de grondede ? geeft het te kennen, indien gy
kloek van verßande zyt. IVie heeft bare mate
gezetîi JVantgy weet het: oft e wie héefìover
haer een richtfnoer getrokken f IVaar op zyn
hare grondveßen nedergezonken ?• ojte wie heeft
hären hoekfleen gelegt ? Maar 00k formeert
G O D dei menjchen geefl in zyn binnenjie^ kai
plaffoon pneuma anihroopou enautoo¡ de redel
y k e ziele , werkzaam in denken, heeft Hy
met een werktuigig ligíiaam vereenigc, maar
op eene voor alle menfclicn onnaíjDeurlyke
wyze. GOD derhalven is de GOD Àer geeßen
alles vkefches. Num. X V I . x2.
DE PROPHEET M ALE ACHI
P R I N T B L A D D C L V I I .
Ende JÌT^Ù hehhe gehaett : ende ik, hehbe zyne bergen gefielt tot eene 'Verwoeßirj'
ge, ende zyne erve voor de Draken der IVoeßyne. Maleach. i. vers 3.
Zie Jerem. LI. vers 57.
T w e e Slangen, zeldzaam in heur ¿art,
In Jfrikaanjche y en xn ylmerikaanfche plekkcn
Geteeld, en door de vlyt bewasrd
Van Llnckius, ziet gy hier door de kunß ontdekken,
En door de fchrnnä're pen van S c h e u c i i z l r klaar ontvowwt.
yerwandert u •xy» gf GODS wanderen befchoimt.
UY t de vermaarde Boekkamer van Linckius
ftelle ìk wederom ilailgen ten toon.
Fig. I. De Afrikaanfclie vuuiige Slang hebbencie
een goudgeele iniiyt en winkbraeuwen
5 eene hemelsblaeuwe mg, witte buik,
lang en don.
D e Afrikaanfche vimrige of fpieswerpende
Slang 5 hemelsblaeuw van verwe.
D e langc AmerikaanTclie Slang hemelsblaeuw
van verwe i eene zoort van Adder.
Vincent. Cent. II. ¿3.
Fig. 2. De Amerikaanfchc Slang , aardig
nit den wicten , bleekgeelen en briiinen gefchakeert,
met zwart-bruine ftipp'en voornamentlyk
op de m g , de meeften zynde langwerpig
rond, anaeren vanverfdieidegedaant
e , geheelbezet, de bulk wl t -geel , ookdoor
een gemengd gevlakt.
De Amerikaanfdie Slang met vericheiden
kleuren verzien.
D e grootere overfraaye Amerikaanfchc
Slang op de wyze van marmer gefchakeert.
Vincent. Ceni. 1. 19.
D e gemarmerde gefchakeerde Amerikaanfehe
Slang. Fine. Cent IV. 8.
D e zeer lange Surinaamiche Slang aan de
bleeke kant van klcur, zeer fraaie vlakftippen
hebbende. Vtnc. Cent. IV. S7-
Een gefchakeerde Surinaamfclie Adderilang,
dik van kop , lang van lyf en ilaart. Vmc.
Cent. IV. 64.
Meleach. IÍI. vers 2.
• JVant hj ^d zyn ais het 'vyer eena goutfmitSy ende aU ^éepe def vollerí,
Zie Jei-em. II. vers 22.
Maleach. IV. vers 2.
V-lieden daarentegen, diemynennamevreefi, ^alde Zonne dergerechtigheitofgaan.^
ende daar x^l geneezjnge zyn onderzjnevleptgelen: ende gy T^lt uitgcntn y ende toe^
neemen ais meftkalveren.
Zie Pf. XXIX. vers 6. Jerem. L. vers ii. X L ^ l vtrs zo.
c lí E T