¡i
t j p o G E E S T
Jen , dewelke door een zoet gekweel ons opwekken;
hier klimmen op den Prediklloel
ftomme enonbeweegelykeLeeraars, de Leiten
des velds. Geene Tuin-lelien maar die op de
velden van zelfs groeyen, agria , wilde, ja
allerley planten,
des velts. Aan den Text zetten Heilt by de
beeßen des-veUs, Dan. II. 38. AI het gedierte
des velts, Pf! CIV. 11. Bloeme des velts, K
CHI. i j . alle dewelke, by tegenilelling
derfclieiden worden van de Tuinplanten en
tarnme beefcen. De ornftandigheit van de
plaats bevefcigt de verklaring. K R I S T U S
heeft gepredikt op eenen berg, eene onbebouwi^
plaats, alwaar miiTchien de voorbyvliegende
vogelen en allerley naby zynde planten
ftoffe voor den Text en de ToepäJling
verfchafften; en door dit zynVoorbeeldallen
Verkondigers van G O D S Woord aanmaant
geene gelegendheit ce verzuimen cm in Jiooven
, akkers, wyngaarden, boflclien , bergen,
weiden, byzaaityd, oogft, \vynoogil
te leeraren die dingen, dewelke ter zaliglieid
der mefifclien können dienen. Een voorkomend
kruidje, eene Itnük , beeilen zuUen
iloiFe voor den Text aan de band doen. Dusdanige
Leerreedenen zyn naar den menfch.
Het fchynt waarlyk dat de lioogile Leeraar
zelve der Leeraren of eene Leite by geval
voorkoomende met de vinger heeft aangeweezen,
of de bloeme zelve heeft afgeplukt.
Jk ze^ge u , dat 00k Solomon in alle zyne
heerlykhett met en is kkleedgeweefi GELYK
E E N V A N DEZEN. Derhalvenkan die
gene, dewelke de Jieilige zaken verJiandelt op
alle piaatzen leeraaren en leeren. Het aanmerkt,
overweegterdeege, herkauwthetmet
aandadit, behoord niet minder tot hem, als
den Toehoorderen. Door leeraren zai hy
zelf leeren. Het is bezwaarlyk , en milTchien
niet ZOO noodzakelyk, tezeggen, hoedanige
zoort deze Lelie, of Lifclibloeme geweeilzy,
welke K R I S T ü S voor ftoife tot den Text
heeft genoomen. Ik zaI 'er niets tegen hebben
, by aldien imant verkooren mögt hebben
eene Lehe iiit de Konßantmopolitaanfche,
byzo nder de vermilioen Konßantinopohtaanfche
Lelie C. D. De Lehe met eene voor over hangende
vermiltoen-bloeme , welke by zommigen
is het Lehtje van Kalvarte I. B. en dewelke
miiTchien is de Lehe van Hippokrates de Nat.
Muher. Seä. II. Tom. oUe breedbladtge
Ooflerfche Lelie met eene zeer groote geele en
heerlyk riekende bloeme, uit Tournefort Coroll.
bl. 25. Die aandaditig befchouwt het zy alleen
met den oogen, het z y door een vergrootglas
die omgekriilde bloeme, of van eene andere
Lelie, ja de bloeme van maar ecnc andere
plante zal van zclfs bekennen: dat 00k Sahmon
in alle zyne heerlykbeit met is bcklecd geweeß
als eene van die: die zal bekennen, dat
alle door konft geweeven zydckleederenblin-
E L Y K E
kende van Tyrifch geweefzel, en in het al»
gemeen alle dingen door konft iiitgewerkt
ruw zyn en ilordig, by aldien dezelve by ¿d
werken G O D S worden vergelecken, niets
by eene eenige Lelie-Steel te pas koomende!
Deeze heeft geen blanketzel om zig aan te
pryzen van noden , gecn ondeend optooifel
van gout, zyde, purper, paarlen, edelege.
ileentens : de goudverwige bol, de lan;
groene bladeren, de overaardige omgekrull..
bloemen behalen de prys boven ;ülerley koninglyke
Tulbanden en Kroonen. Hier is
„ geene gemaakte glantfch, alles blinkt doot
„ aangeboore luifter, en pryJtzid) boven ma-
„ tenaan. Niet buitenreedelaat deze glanücii
„ veele ftadien achter zidi de Heerlykheitvan
„ Salomon, den aldergrootften der Konin-
„ gen, cn die onvergelykelyk was. Hy
„ de kroon door gunfte des Vaders, by al-
„ dien wy van G Ü D zouden afgaan , ver-
5, kreegen, bekoomen : eene Lelie, fdioon
„ eene wilde, heeft eene aangeboorenekrooa
5, Daar heeft de konft van verfdieiden men-
„ fdien tot toeilelzamengeloopen, dooreeD
„ ondeend en opfinukkend deraad , van el-
3, ders op verfdieiden manierengehaald, het
„ welk bekend is iiyt de fabel van de Efopi-
„ fche Rave opgefJiikt met vreemde vederea
„ Hier blinkt het gout n^et zaftraanver\
„ boogen, lüer het züver door glantfdi
„ mane , hier eene punüge Sdiüdery, alle
„ dingen blinken Jiier en geeven weerfdiyn
,5 meteeneoniiitfpreekelykepracht, geenon-
„ deriland van konib behoevende. Ja deze
„ bloemen zdve dienen niet alleen tniTdieii
„ de kranlfen en bloeme-kroontjes tot ver-
„ iierfel maar ook die vreemde en nagemaak-
„ te, om door harebykomft, het zy gefdiü-
„ derde, ofgegraveerdedezdveglinfterender
„ ce makcn Wedelius over de Lehe du
veldt, by my op lict 61. blad. Gewidit
. de rechtmatige benTping van den Zaligmakcr
by , zoo w j aanmcrken , hoe
Spinfters, wafditers, konltenaars van beide
kiranende dendige menfch van doen heeft om
dit bevallig hgiiaam op te fchikken, eenei«-
he in tegended arbeid niet nog Spint met,
blinkt met hare aangeboore luifccr, niets meer
dan gemeen voedzel Zonrie en Liidit van noden
hebbende. Door deeZe Spruiccn zy uyfi
groeyen z y , bloeycn, draagenvriicht, naakc
blood geftclt zynde voor de ongemakken von
onweeren, winden, reffen, drooete, beeften
desvdds. ^^ ^
Ter beveftiging van het gezegde luft Ijet
ons te verkiezen de Lehe, of de Samifcl«
Narcis-Lehe, van wdke "jacobtts Douglas eene
geheele Verhandding heeft befchreevcfli
gedrukt te Londen 1725-. van wdke alderfraaifte
plante de gelyknaamige zyn: de Jäpanfche
Lehe-Narcis met eene goudgeele bloenK-
'' rifon. De Japan/ehe Narcts- "
Ii U N D E. ly p t
nen, dat echter te gelyk tot verklaaring van
den Text diend, dat de Bioemen zyn als de
ingewanden, binnen welken het voedzel door
menigviildigen omloop tot de eerfte wyder
openzetting van het ei bekwaamer word, hier
iiitvalt, als de vrucht genoeggegroeit is; dat
de dr(laden de uitwerpende vaten zyn, door
dewelke iiet overtollige of onbekwaame voedzel
tot de toppunten word gebracht, welker
ftofjes of pliüsjes veele voor het mannelyk
zaat aanzien.
N A T U U R
toudzeelebloeme. Cornut. DelndiaanfcheNaríis
¿udgeel van bloeme met gtddene voncken bezaaid.
Jonquet. Guernfay Lilli in het Eneelfch.
óekíSan, SibitoBanna, DokuSymira
Japón. Dezelve ílelt voor het oogFig. L De
uitffefpannc Bloeme met hare Steelen Fig. 11.
in de Figuur III. is i. De Steel. z.Dedraaden
met derzdver toppimten. 3. De navel van de
bloeme. 4. Hetzaad-vaai^e. y. Het Voetje. 6.
Twee bladeren. In de Fig. IV. zyn zichtbaar
drie beursjes van het zaad-vaatje.
Staat, ais in het voorbygaan, aanteteeke-
M a t t l i . VII. vers 6.
En geeft het heylige den bonden niet, noch en mrpt uwe peerlen met voor de
^wynen .• op dat ^y niet í' eeniger tyt deKfhe met hare uQeten en vertreeden, í»-
de haar omkeerende » en 'verfcheuren.
„ vrou'^e was hekked met purper ende fcharla-
„ ken, ende vercterd met gout ende kojlelyk ge^
„ (leente, endepeerlen. XVIÍI. 12. IVaerevan
„ gout^ ende van zilvtr y ende van koftelykgefieente
, ende van peerlen vs. 16. IVee, IVee^
de groote Stad, diebekleedwasmetfynlynwaad
ende purper^ ende fcharlaken^ ende verderd met
gout, endemet kojlelyk gefteente, ende met peerlen.
XXI. 21. Ende de t'Ji^aalfpoortenwarentwaalf
Íeerlen, een igelyke poorte was elk uit eene peer le.
n het OudeTeftament, integendeel, word
van peerlen geene melding gemaakt, immers
de LXX. Taalslieden hebben nergens margaritas
^ peerlen- Echter Is het niet wel te
gelooven, dat eene zoo koftelyke koopmaníchap
den Joden is onbekent geweell, welké
z y zeer gemakkdyk uit Arable zig konden
verkrygen. Alwaarom, geJyk de Duikdaars
die gevvoon zyn te vilTchen op de grond der
zee, de zeer gdeerde Bochan de paarlen ook
opvifcht uit de hdlige Boeken van het Oudé
Wetboek, breedvoeriger aantoonende, dat
deze dierbare fteentjes verftaan moeten worátn
áoov Bedolach Gqxi. II. 12. Num. XI. 7.
Bekend is het uyt de Oiide Wet , dat onder
de onreine dieren gereekent worden en
honden en zmynen. Het is onreine Spyze,
by gevolg ook onrein vleefch. Niets is zoo
ftmkend; ja niets zoo aflchuwelyk zoo zeer
voor het gezicht, dat zy niet greetig opllok- 1
ken. Deze beeften komen ook eiders als medegezellen
voor. Jez. LXVI. 3. — fVie een
lam oferti breekt eenen hont den hals : wie
Spys-offer ofert^ is als die Z'wynen bloet offert.
i . Petr. II. 2z. De hont is wedergekeert tot
zyn eigen uitbraakzel: en de gewajjchene zeuge
tot de -wentelmge des Slyks. Niet alleen waren
deze beeften verbannen van de Spyze. en offerhanden,
maar zelfs is honden prys GODE
een grouwel geweeft Deut. XXIII. 18. Gy
enzult geen hoerenloon nog honäen-prys in het
Huisdes HEERhN u-wes GODS brengen
tot eenige gelofte: want ook die beide den HEERE
iiwen GOt> een grouwel zyn. In den geesceiyken
zin zyn bonden en zwyHen godlooze
Verächters van GOD en Deildfs Woord,
voor welken dat men geene peerlen moet werpen,
noch het heilige geeven, de aiderheiligfte verborgendheden
van het Evangelie, om dat zy
dezelve met voeien treedcn, voor verachting
en befpotting blood ftellcn. Der Heidenen
Apoftcl gebruikt deze eigenfte fpreekwyze
Hebr. X. 29, alwaar hy zegd van den godloozen,
dat zy den Zoone GODS vertreeden.
Iliergdd dat
Verre van hiergodloozen\onheiligenflaa buiten\
Zeer dikwyls word m het Nieuwe Teftamentvan;'?
cr/i'«gewaggemaakt. Matth. Xlll.
4f. 46. Wederom is hetKoninkryk der hemden^
gelyk een koopman, die fchoone peerlen zoekt:
Dewelke ^ hebhende een peerle van groote waardegevonden,
ging henen en verkogt alwat hy
hadde , ende kocht dezelve, i. Tim. II. 9. De
vrouwen in eerbaar gewaad, met „ fchaamte
enmatigheit zig te ver eieren, mctinvlechtin-
„ gen des haairs, ojte gout, ojte peerlen, ofte
„ kofielyke kleedinge, üpenb. XVII. 4, De
doov Peninim [ob. XXVIII. 18. Spreuk. III.
r?. VIII. i i . 'XX 15-, ICIaagi. IV. 7. Dar
Efth. I. 6. waar van op de aangehaalde Schriftuur
plaatzen meer is gezegd, Paarlen nu in
de pareldraagende fchulpviflen voorkomendéi
p l y k e n naar de fteentjes, in de nieren of
blaas van menfchenofbeeftengemeenlykgroeyende,
mec welken z y ten aanzien van degellalte,
der vdletjes onderling overeengefpreid
overeenkoomen: vöornamendyk zonderling
wel net die nier-fteenen, doorgaans erretvormig,
derOflen, blinkendedoorgout, koper,
ja ook Witte glantfch der peerlen Die breedvoeriger
wil onderricht zyn nopens de parelviiTery,
den naamen, gedaante, verfcheidendheit,
gebruik en misbruik, den zodanigen
pryze ik aan de Uniologia, parel-befchryvmg<
van Siolterfoht, te Lubek in het Jaar 1700,
n het licht gekoomen.
k Matth.