N A T U U R
b v j dat de fchielyke n'e™n v an koort -
zen, hoedanige deze is geweei t , acliterdoeat
na zig fleepen, dat z y onvolmaakt enbedrko
elykzyn doorgaans, doordiendevyandniec
word uit liet ligJiaam. verdreeven, ja zelfs dat
z y naderJiand zwaarder zig liervatten. Tea
voorbeelde ftrekken de alte fdiielyk opgeilopte
aigaande koortzen door de Peniaaniclie
boomlchoriTe, zeer dikwyls totdealderzwaarfte
ziektens vervallende. Eindelyk, -vvac aanbelangdi^
e beßraßng, daar over hebbe ik niec
K U N D E . 1^ 9 7
veei te zeggen. Dit was een bevel van den
Aliinacàd^en G O D , grootelyks, te onderfciieiden
van die bygelovige, taverachtige beilrafftnge,
-van hetèefpreekert der Krankheit, Kruisjes
maken. waar over geleezen kan worden
Bravo de Medicina dogmatica praßantia Seìi.
2. Refolut. 19. bl. 66. Qf de onderivyzende
Geneeskiindc ter geneeziai^ tran Ziektens te gèbruiken
hnpfaltnis Salutai or ibui ? Rejes
' Carnf. Elyf. §luaß. juciind. §ln. 21. 23.14.
M a t t h . V i l i , vers 17. Luk. IX. vefs j8.
Ende fEZUS ^eide tot hem : de vofjen hehhen holen y ende de 'vogelen des hemels
rjeflen : maar de "Zoom des menfchen en heeft tiiet 'waar hy hei hooft nederlegge.
Z i e daar een Onwederipreekelyk Bewysdom
vaiQ.des MeiTias armoede , en van de uiterAe
oedcriglieit van den AUeenheericher over Hemel
en Aarde ! Zoo ann is Hy geweei l , dat
zonunige vrouwen medclyden met Hem hebbende,
godvrucbtiglyk Hemgediend hebben van
baregoederen, Liik. VIII. 3. Geringer dande
Voff&n, dewelke hebben Jiare phooteous 5 iio-
Ica,. als de vogekn, dewelke hshb^nkataskeynoofets,
nellen. Fhooleos, een hol, komt ook
voor ^ de ODgewydeScliryversvooreengat,
o f voüe-kiiil. Öpiamis.
Kai pinutey naiei pumatoiseniphooleioißn,
En de looze -woont in. de binnenßc holen.
Deze worden anders genaamd aloopekiai. Hefychius
: Aloopekiai, hoi toon aloopekoon katadufeis,
Is Ißdorus te gelooven, zoo maken de
voilfin zelve deze holen niet, maar door de
daffen of wilde katcen klaar gemaakt zynde,
worden z y door de voflen in bezit genoomen,
en de ftank van der vollen afgang verdryft
dezelve. Dog deeze overleevering ftaat juift
nict op vaile kooten. Daar zyn wel voflen,
daar geene Taxes-boomen zyn. Den Jagers
isnietonbekend, dat de doortrapte Vos meer
dan eenen iiitgang iiit de fchuilJioeken iieeft,
ma;ir dikwyls verfcheiden, op dat Jiet de loor
z e V o s , doordenJiondenvervolgd, aangene
uicweg om te ontihappen, zoude ontbreekerL
Oppiamts wederom :
„ Openende de huyzen vanzeevendeuren,
5, en de neften verre van raalkanderen doorj
, boord j op dat niet de jagers rondom den
5, ingang lagen leggende, naar in de itrikken
55 zouden vangen„.
Gemakkelyk zaL liy de oneiodige beflierenr
de wysheid der vogelen gewaar worden,, die
zicli verwaardigt aandaclitiglyk de neften te
befchouwen , derzelver verfcJieiden gedaaoítens,
alderwelgelcliikte Bouwkunde , derzelver
plaats.
P R I N T B L A D DCLXXII.
Ende X'^t, daar ontflont eeiie groote onßmmigheit in de xee , UIT^OO dat hetfihifvan
de gohen bedekf merd: doch Hy ßep.
Ende zyne difiifelen bj Hem körnende hehhen Hem ofgemkt, loggende: HEERE,
behoed om : ivy ^ergaan. '
Ende Hy Kfide tot haar, wat zyt ¿31 weesachtig , gy kleingeloovigen ? doe flont Hf
op en beßrafte de winden ende de ^ee : ende daar wiert groote fttlte. Matth.
vei'0: 24. i j , z6.
Zie. Mark. IV. verjf: 36. 37. 38. 39.
L u k . V I I I . verffi 23. 24.
Ende als zyvoeren, -viel Hy in flaaf : ende daar kwam een ßorm van mm ophet
ineyr: ende zy merden vol waten ende waren in noot.
Ende zy gingen tot Hem, ende wektten Hem op, eggende, Meeßer, MeeRer jmi
•vergaar, Ende Hy opgeftaan zytde beftrafte den windt, ende de wateriohen ,
ende zy helden op, ende daar wiert flilte.
Waa