1
••ii. ,1
•I
•liî
'ïi 'H
"f1 • /
lifh,
1 7 4 6 G E E S T
telbare gradcn en lioeken doorfnyden. Waar
konu het dan van daan, dat, zoo die van dt:
eerile als tweede rang, altyd dezelfde wegitreepen
doorloopen, denzelfdenweginilaan
van het Weiten naa liet Ooften , in dezelfde
oppervlakte 5 zonder merkelylie afwyking?
Wie is 'er, devveike in eentoevalliggevaldulzendmaal
den zelfden worp zal begrypen ?
Wie zal niet j al was heC maar uit de enkele
aanmerking van de alderllandvaftigile orde,
en der aJderwclgeregellle beweeging de Goddelyke
Wysheit en Macht doorzien ?
ünze aarde heeft die plaatzing, waar op
de Planten uitfchieten , groeyen, bloeyen,
vracliten draagcn, de dienen leeven. Djt getuigt
de ondervinding. Maardoch, is deze
plaatzing der aarde een gewrocht van zeker
toevaJlig geval, of eene uitwerking van de
GoddclykeVoorzienigheit? Wieis'er, dewelke
de bezwaai-ende en van het middelpunt afwykende
kracht van het aardryk zoo naeuwkeurig
heeft afgemceten, daC dezelve in hare
wegilreep blyft? Door afleydinge tot het ongerymde
kan gemakkelyk beweezen worden,
dat aileen deeze plaatzing , welk de aarde
heeft, en geene andere voor den aardbewoonders
is bekwaam. By den \T'iskundigen is het
eene aangenoome waarheid, dat de wärmte
Over een kernt met de dikte der 2Sonnertraalen,
en dat zy is in eene wederzydfclie rekening
tot het vierkant van de afltand der Zonne.
Maak, dat de aarde nader aan de Zonne
komt 5 en plaatft dezelve in de wegftreep van
Merkiurius, gy zult zien datdezeenaanftonds
zuUen opzweilenj in dampen iiitwaaiTemenj
dat de Planten en alle levendige dingen als in
eenen brandenden Oven verteert worden. Zet
dezelve over in de wegftreep van Saturnus,
hierzullen de zeen bevriezen totdegrondtoc
zelfs ondcr de Midddlyn: het zalgedaanzyn
mst alle iiitfpruiting en leeven. Stel dezelve,
waar gy maar zoud willen, in de Zonnedraaikolk,
altyd zal cen droevig gelaat der dingen
tevoorfchyn koomen. Oordeel hier uit, of
de aarde in dezc ftandgelegendheit, welke zy
heeft, of een blind geval van 't geluk, ofzekere
noodfdaikkclyke noodzakelykheit, of de
toeleg van een oneindig wys Weezen heeft
gezet?
Bewysdommen van geene mindere klcm
können gehaalt worden uit de jaarlykfche, dagelykfche
beweeging van het aardryk, van de
overbuiging, ende daarvan afhangende wisfelbeurten
van dagen en van nachten, en van
jaargetyden, van welken elders isgehandelt.
Onwrikbare vertoogen van de Goddelyke
Wysheit levert verder op de ongelyke gedaante
des aardryks, en de rondom leggende
Damp om het zelve vloeyende dcwelke, by
aldien zy of dunder , of dikker wäre, ongemakkelykzoudezynvoorhetleeven
derSchppzclcn:
de dampen zouden zelfs niet können
E L Y K E
opgetrokken worden, of opgeheeven zynde
in de luclit niet nedervallen : de aarde zoude
ontblood worden van alle Jiare iciioonheid,
onbekwaam zoude dezelve worden om met
gemakgroey bare dingen, beeilen, menfchen
te piaatzen. Deze rondom leggende Damp
nu evenaart beftiptelyk de bezwaarende kracht,
en de grootheid der aarde zelve. De al te
groote dunheit zoude de wölken verjagen, en
dezelve zoude te gelyk met het gebrek van
aandry\'ing beneemen leeven en adem, getuige
daar van zelfs eene Lucht-porap zynae,
Al verder brengt Paulus ons naa de zecj
die omiitgeputte en alderkoltelykile waterbewaarplaats,
welker onmeetbare wydte in den
eerilen opllag nadcelig fchynt te zyn aan de
bewoonbare aai'dc, maar ciieperingezien zynde
alderblykbaarftevoetftappenderGoddelyke
Voorzienigheid ten toon ftelt. De üceaan
brengt de menfclielyke Maatfchappy meer
voordeel aan, als of dezelve eenvyfdedcd
van het vafte Land uitmaaktte. Maar voornamentlyk
ilaat dit aan te merken , dat die
fchatkamer der wateren nog te breed, nogte
imal is, maar beftiptelyk gefchikt voor de noodzakelykiieden
van de aarde en der aardbewoonders.
Ik hebbe dit eiders wydloopiger aangetoont
uit Jiet evenwicht der zeën, rivieren,
wölken.
Daar zyn 'er, aan welken deeze uitwendi«
ge gedaante der aarde al te hobbelig toefchynt
, de bergen te fteyl afloopende , de
valleyen te diep, de monden derzeealtezeer
uitgehold.
Nequaquam nobis divinitus ejfe creatant
Natur am rerum^ taut a flat pradtia culpa.
Phncipio^ quanttm cah Ugit impetus ingm,
Inde avidam par fem montes fylvaque ferarm
Poßedere^ tetietitrupes., vaßaque paludes,
Et fnare^ quod laie terrarvni dißinet oras.
Lucret. V. B. Dusdanige Spotters fchynenalle
dingen wanff.ütig , de biiitenfte oppervlakte
der aarde vervallen, ruw, of eene klomp door
toevalli^ geval uit ondeelbare veezeltjes tezamen
gelteld. Dat deeze Dwaalftarre cierlyker
zoude zyn, by aldien dezelve vlak wäre, gelyk
als eene rond gedraaide bol, gelyk de Elyzeefche
velden gewoonlyk verdicht worden,
en ZOO als lict aan deeze geftrenge Berifpers
tocfdiynt, by aldien dezelve zieh in dehoogte
cenige mylen verre zwaaide. Hier ziet vvederom
die geen, die de zaken dieper bcfcliouwt,
de alderlielderfte voetftappcn van de Goddelyke
wysheid, en de alderzeekcrfte gedenktekenen
van de alderhoogfte Goedheid.
denkbeeld van fchoonheid geev 1 niet de enkele
gelykhoekige, de gelykzydi^,
hoekige gedxiantens , maar cok de ongelykhoekige,
behoudens dat de zyden en hoekep
het einde en . grebruiken bcuntwoorden. In
^ dee-
N A T U U R K U N D E. ,747
het 11 luft, het gcmik e dcezen zm verdiend elk alderwelgeregelft lig- n gebruik van eenpUt
haam bmtonregelig genaamd te worden, fy
aldien de gedaante de noodzakelykheit enhet
rebrmk beantwoort: regelmaatige in tegcndeel
de zee-itranden op oneindige wyzen gekromt
met hare voorgebergtensenmhammen:
de bergen met hare weiden van verfdieide
Iioogte: Over welkegeregelde ongeregeldheit,
en ongerdilkte Order van de pilaren der aarde
ik breedvoenger hebbe gehandelt in de Natiiiirlyke
Hillorie van Zwitzerland, en doorgaans
in dit werk zclf. Vergelyk maar zoo
by iictbergachtigZwitzerland, by
KtTheffalifche rempebycxfi/M»«i/^^r Hm
III. Ji. het welk geweeft is eene valeye, door
welke eeneklaarellroomUep, van weerkanten
bezet met opkkmmende bergen, ja met de Ely.
zeefche Velden zeiven, hot zal dan onenbaar
worden, dat A HEERE dorn- wyihm^eaarde
huftgtgrmt, de hemekn door verßandifheit
bereyt; bpreak. III. ,9, Men leeze defwee
iroud • S®
Hand. XV. veríT: 20. 19.
Maar haar ^al aa,,fchryv,r,, df zy haar ontfmden -vande dingm die door deafgoden
befmet .j«, ende van hoerery,, e„de vm kt -verSUkíe, ende •vm hloe?
Deze Texten vereifchen eenen Godgeleerden
en Natimrtnndigen, eenen Uitlcgger
van het Oiid en Nieuw Verbond, eenen Verkondiger
van den [oodfchen en Kriftelyken
Godsdienft. Alleenlyk zal ik aanmcrken die
dingen, dewelke tot het iloel en tot het verßikte
behooren.
Hier ter piaatze moet verftaan worden geen
hbed van menfchen, maar van beeften, het
alderdierbaarfte voeht des levens, welkers hoogroode
bobbeltjes indoorlcliynendvochtzwemmen,
gevormd uit melk-maagzap, het welk
alle ogenbhk door veele millioenen van de alderkleinite
buisjes geperft in eene altyd duiirendc
beweeging is, zonder het welk ons leven
zelfs geen oogenblik beftaat. Bloed geftort
iiit den gekwetfte äderen der beeften,
waar van de Eerfte Kriftenen zieh ten eenemaalmoeften
onthouden, het zy enkel aileen,
of by andere fpyze gemengd. Dit blykt uit
iKt 67. Belluit van het Vi. Konftantinopolitjanlche
Synode. De BiyUge Schrift bt-oeelt
0K.f, dat wy ons oitthotiden van hloet en van hei
verliitle en vm hotrery. Derhalvtn veroordalm
«7 te rieht dtegeemn, dewelke het bket
van 'jiat beejl het 00k zy door eeotge tonft ttehreiden,
en alzoo eltett. Een Ceefirtß perzoon,
die ziilks gedaan mogd hebben, dat hy afgezel
'•forde , ff» kek in den ban gedaan wordt
Derhalven is niet aileen '
kelbloet by wyze van eer
tyds genaamd ÄiCÄ/ tzop
by PoUux en Mofehopul,
Zoort van bloedworften.
nat, ofook vieefth zelf,
om dat de Romeinen de konft om tiie te ftop
Pen van den Ltikaniers geleert hadden, vol
gcns f^arro IV. B. de Lingua Lat. en Ifidorus
XX. i. De Grieken noemden die allât, allas,
allantofoolas.
Pniktm is allerley beeft, in welkers äderen
van het bloetgeftolt blyft; allerley vleefch te
zamen met het bloet gekookt ; thnejßmaon
Sjnod. Conftantimp. VI. de iJ=. Regk. Bv
Jtiftmus Martyr genaamd : vleefch m bloet ,
enz. Door dit zelve woord worden begreepen
de beeften door honden, havikken, valken
gedood en gevangen, thejrtaloota, van zclf
feftorvenen, Tertnllian. Apologet. 4 kap By
en J•Io .d en was nebela ee—n b"e.eif/t iziounid- je rt gtewwuouoiine
itlaatmg van bloet gedood.
Va n ;d it Gebod deralderoudfte Wet zouda
erboodengeweefte..
e Zop gekookt, oiid-
, haimalis, haimatia,
•s, maarook allerley
, met Ijiek en vleefeli-
, Lucaniele e-enaamd,
..juii.iv, ,1- tL ¿.uuue
.k breeder liebten moeten gehandelt hebben
op Gen. IX. 4. Het vleefch met zjne ziele i
dat .! zy«en bloede, en zult gy nie! eten. Om
welke plaats breedvoeriger te verklaaren ziir
milTdiien eene betere gelegendheitzal opdoen,
en om met een aan te toonen, dat denatuurkondige
ocrzaken wel bezwaarlyk waren te
vinden, echter niet onmoogelyk, in het byzonder
af te leiden uit de ligte ontaarding van
ditlevenwekkendvoclittotzerpigheit, endoor
aandry Ving vermeerderd, waai- door de vaten
al te zeerverwyderd machtig zyn omziektens
te veroorzaaken, of de dood, welke geleeden
iieeft milTchien Midas, Koning van Frygie,
wegens te veel olTenbloed gedronken te hebben
, by Pltttarchus en Strato , en byna van
eene teiig gelte bloed M. Ltvius Drtifns by
Jurelius Vtciov kap, 66. Evenwel zoude ik zoo
verre niet gaan, dat ik of gelooven zoude,
of anderen zocken wys temaaken, dat een
Bloedeeter aanneemt de manieren zelve der
beeften, het welk gefielt had Sennirtm Inftit
II. B. D. S. S 1. kap. Bat -er eene groote
kracht { van bloed ) voornamentlyk vanßagaderlyk
• P I P
..Ii,,!,
ííjfli,
t '
lili
11 !
Si
fifi»;
il'i
M i l l í ' t l U j l
['•'ti t í