•í
••I
üü'l:,
'i,;.!:!
|i
11; »
ij'i
•li,
1 5 7 2 G E E S T
dmiw mi ien, ja Manna jelve, hoedinig hedendaigs
iiit het Oofteri, voornamentlylc uit
Syrie, in Europa gemeenlyk gebracht word.
Dit behaagt aan Suidas in zyn Lexic. aan Scitltetm
Extrcit. Enmg. /. ö. is.tap.HilJeimd.
Mtiqnit. als mede aan Cbßrxus mir Matth.
aan Buntixg in zym Reize , die 'er daarenboven
by voegd, dat 't in Paleilina, byzonder
in de landitreeken rondom den Libanon, gelegen,
van honigac!itigedau\vover\^loeid, en
dac die dezelve iionig'is, waiir van deSchriftuur
ZOO menigmaalaanteekent dat liet H.
Land overvloeid ; dat Jonatlian die geproeft
heeft tuffclien Midimas en Ajalon in de nabuurfdiap
van de Jordane i. Sam. XIV. 17-
Ja zelfs wend Chnjlmmis Druthmitriis Exfof.
in Matth, voor, dat delfracliten, gedimrende
de loop van XL. jaren, by ditzelveManna
in de Woeftyne geleeft liebben. Doch
\vy hebben op zyn plaats getoont, dat dit
Ifraclitifch Manna ten eenemaal wonderdadig
is geweeft , en dat Jonatlian de lionig van
byifn zelve heeft geproeft. Geensfins komt
liier mede over een ons Winkel-Manna; een
buikziiiverend geneesmiddel, veel minder Ädnig
davw , met het gemeene Manna van dezelve
oorfprong , mtwaalTemende uit de bladeren
der boomen, en dikwyls van fchadelyken
aart. Een ander is Honig-dmw , cen ander
wilde Hmigb.
Grooter achting verdiend niet het gevoelen
van Beda over Matth III. en over de
Heylige Tlaatzen kap. 13. het welk deze honigh
verklaart door bladeren van eene iionigacfitige
Imaak, by welken Joannes zoude geleeft
hebben, en vervalt met het voorgaande,
by aldien die finaak moettoegefdireeven worden
aan het iiitivaaflemende rocht. Insgelyks
dat van Anfhelmus, BilTdiop van Kantelberg,
(ruer Mattheus., en van Thomas by Montaciitivs,
dewelke deze honigh zoeken in het pit
van het rietgewafch, het welk de woeftynier
waarlyk wel kon gezegd worden iiitgezoogen
te hebben, by aldien hyhad geleeftm zekere
woeftyne van Ooft-of-Weft-lndien, vruchtbaar
in ziiiker-riet. Dog deze dwaalen al te
verre van de oprechte wilde honig.
Nader komen de zaak by, dewelke met Ifidorus
I. B. 32. Brief, en met inbrengen
meli oreion hupo melißoon agrioon gimmemn
fikrotatononkai pajey geufei polemwn,
maar door wilde Byen vcrzamelde honig,
maar van cene zeer bittere en onaangename
finaak. Daar word, gelyk wy ziilksniet können
ontkennen, dusdanige iionig gevonden.
W y weeten, dat van fmaak de honig verfdiilt
Imaak zy ook heeft, wegens de overvloediee
AKTem, de Sardhiifdie honig, by Diafc. 1[,
B. 101. kap. en dat vergaderd word by de
rivier Phafis of Colchis in Mmgrelie volge®
Strabo XI. B. f. kap. ja zelfs yergiftig t«
eenemaal van aatt in de rondom leggende
Landltreek van de Zwarte zee (Ponttts £5.
xmus) alwaar de läge Olyfboom grocit in 0.
vervloed, volgens 'Toiirnefort Voyage^ du U.
vant. Of nu deze dingen op onzen Tes t toepaflelyk
naa den verfcliiUendenaart der planten,
uit welken de Byen de iionig znigcn. Diodorus
Siciduswgi, Bèi. lUfi. V. ii. bl. 295.
dat op het Eiland Coriica de honig, die daar
valt, zeer bitter is wegens de menigte der
Palmboomen, dewelke daar gfoeyen': welke
z y n , en ook op het Heilige Land, daat
aan word met reclit getwyfelt. N och de Heiligi
Schrift nog de Ontlervinding Itemt zulks toq,
Gene roemt menigwerf dat Land als van honig
(zekerlyk niet onaangenaam, veel min.
der venynig) overvloeyende. Jofefhits Bell
Jtid. V. B. 4,. kaf. de nabiiurlchap van de
[ordane als eene honigdraagende Landllrepli
De Godlafterende Rabfake zyn ADyrie, dat
liet gelyk als Kanaanvlocitvanolie en honiz
De alderklaarfte en de aldercenvoudigfte
weg is liier wederom dcalderveiligrte. Het zy
dat in den ietterlyken zin wilde honig de gc
meenezy, maarwiid, opgezameldin de bot
fchen, liier in de Woeftyne , te vindfn indi
hollé Stammen dei- Boomen en kloovcn yaii
Steenrotzen en Spplonkcn, alwaar de wilde
byen dezelve gewoonlyk verbergen. Derhal.
ven onderfcheiden moetend« worden van die
tydige lionig, welke de tamme Byen verga
deren.
By dusdanige wilde lionig hebben ouds
tyds geheele Volkeren hun leeven onderhoit
den, de Scythen, Sarmaten, en doorgaan
leven 'er nog by de Poolen en RuBen. Van
den Hyrkaniers, Mediers, Armeniers getuigl
zulks Strabo II. B. j. kap. van Paleftina lia
Heilige Bybel-Boek. Simfon had gevondc«
een Byen-fwerm in het hghaam ( geraamte) ^'lH
eenen'Leeuwmethomcb, Recht. XIV. 8. GOD
zelf had zyn Volk belooft homng nit de ßeenrotze
Deut. XXXII. 14. en Pi: LXXXI. 17.
Hen te verzadigen mit honig uit de rolsßeeitni
Dog op dat niemand zoude denken, dat honich
een vaft voedzel geeft aan lict Ligliaani,
ZOO kan Joannes gezegd worden gcvall ts
hebben, üoordien hy van Sprinkhanen en lionig
heeft geleeft , en het leven kommerlyl
doorgebracht. Uit Strabo is van den Sprinlthanen
eeters bekend dat zy niet langleevig
zyn geweeft. Iloor iiet getuigenis van B
fokrates in hctlioekdejfeííion.;o. kap.;. Still
„ Honig met andere fpyzen gegeeten voeo
„ wel, en geeft eene fraaie vcrwe. Maar in
„ zig zelve verzwakt die mecr dan dat zy
„ verkwikt „. De Honig is van eene afvagende
kracht, zelfsheeftdievanbinnenfdierpigiieden
, wdken de overhaling ontbili''
Hier uit blykt liet, dat de Voorlooper yan
den Meflias niet overdadig , maar zeer am''
moedig lieeft geleeft, als van wien de IvK''
STUSzelfgctuigt Luk. VII. 33,dat „Ay^J^
TAD. JJCLX.
31AT'1' JI . Cnyy. TIt. V. 7.
Scq>etl^c•s .
•^IntHlj. (.\ljir. n i . l'. 7.
X (r. T'ititz Sl'ul^'S